Categoriearchief: Economie

Het groeidossier, deel 8. De angst voor de vrijheid.

We kunnen waarschijnlijk alleen maar loskomen van onze gehechtheid aan economische, materiële groei, als we ons vrij voelen. Dat geldt zowel voor ons als individuen als voor de samenleving als geheel.

VrijheidVrijheid is een begrip dat ontwikkeld is in de periode  van de Verlichting: tweede helft zeventiende en achttiende eeuw. Het voert veel te ver om daar nu diep op in te gaan, maar een paar dingen moeten toch gezegd worden. Vrijheid heeft twee kanten: vrij zijn VAN, zoals vrij zijn van belemmeringen van buitenaf (autoritaire systemen, zoals  dictaturen en kerkelijke dwang) en van belemmeringen van binnenuit (angsten, starre denkbeelden, ingesleten gedragspatronen), en vrij zijn OM: om te doen wat je hart je ingeeft, om te kiezen, om verantwoordelijkheid te nemen. Een doorgeschoten vrijheid is individualisme: doen en laten wat je wilt zonder rekening te houden met (de vrijheid van) anderen.

Het lijkt dat we in deze tijd vrijheid volledig hebben gerealiseerd, maar dat valt bij nader inzien tegen. Op individueel niveau voelen we ons vaak machteloos en angstig ten aanzien van de buitenwereld – dat is ongeveer het tegengestelde van vrijheid. Of we voelen ons niet vrij om te zeggen wat we te zeggen hebben, terecht of ten onrechte, en houden dan maar onze mond of gaan onszelf juist overschreeuwen. Vaak bevinden we ons binnen een keurslijf van regels, controle,  procedures of administratieve verplichtingen. Ook als land zijn we minder vrij dan we zouden willen zijn. We worden bedreigd door terreur, zoals de recente aanslagen in Parijs laten zien. We kunnen ook de vluchtelingenstromen waardoor we worden overspoeld niet beheersen – ook dat roept angst en gevoelens van onvrijheid op. Verder zijn we ingekapseld in  multinationale instellingen en verdragen (TTIP!), lopen vaak aan de leiband van multinationale ondernemingen en durven niet of hooguit zeer verkapt te zeggen wat we te zeggen hebben, bijvoorbeeld op het gebied van mensenrechten. Tenslotte perkt ook de klimaatproblematiek onze vrijheid van handelen verder in.

Wat heeft dit alles nu met economische groei te maken? Veel, zo niet alles. Als we niet zo aan economische groei en ons bezit zouden hechten, en niet zo bang zouden zijn voor economische schade of een economische omwenteling, zouden we ons ten aanzien van al deze vraagstukken en binnen al deze verbanden veel autonomer en creatiever kunnen opstellen. We zouden ons dan ook niet zo hoeven te laten piepelen door mensen als Poetin of Erdogan. Het geldt ook omgekeerd: als we ons vrijer en minder machteloos zouden voelen zouden we waarschijnlijk tevredener zijn en minder behoefte hebben aan de schijnzekerheid van bezit.

Net zoals we ons in een democratie vrij kunnen voelen ook al worden er besluiten genomen waar we het niet mee eens zijn, zo kunnen we als land soevereiniteit afstaan en ons toch vrij en autonoom voelen, als we in beide gevallen het gevoel hebben dat er wel naar ons geluisterd wordt, en we dus toch invloed hebben. Maar dat zal alleen gebeuren als we ons ook innerlijk vrij voelen en ook werkelijk wat te zeggen hebben. Op nationaal niveau houdt dat in dat we  staan voor wat we  belangrijk vinden. Dat zijn in de eerste plaats onze waarden, waarvan ik er nu twee genoemd heb (openheid van geest, in het vorige blog, en nu vrijheid. Er zullen er nog een paar volgen.) En het is nodig dat we een duidelijk beeld hebben van de wereld waar we naar toe willen. Op dit toekomstbeeld en onze waarden berust ons gezag, als we ook nog de moed hebben deze naar buiten uit te dragen (daarmee bedoel ik natuurlijk niet het opgeheven vingertje! Er zijn andere methoden). We zullen waarschijnlijk terreur in deze wereld nooit kunnen uitbannen, maar we kunnen er wel geestelijk weerbaar tegenover staan.

Concluderend: als we los willen komen van onze materiële verslaving, zullen we, op individueel en collectief niveau,  moeten oefenen in vrijheid, verantwoordelijkheid en autonomie. Daarover zou nog veel meer te zeggen zijn, maar dat valt buiten het bestek van deze serie.

In het volgende blog zal ik verder ingaan op het ontwikkelen van ons toekomstbeeld.

 

Het groeidossier, deel 7. Van angst naar hoop: een lerende samenleving.

Onze samenlevingen leren niet of nauwelijks van fouten in het verleden. Voorbeeld: een belangrijke oorzaak van de economische crisis van 1929 was het afschaffen van allerlei wetten en regels die de financiële markten moesten reguleren. Na 1929 zijn daarom weer vele regels en wetten ingevoerd, die in de loop van de jaren weer zijn afgeschaft. Een belangrijke oorzaak van de economische crisis van 2008 was het ontbreken van allerlei wetten en regels die de financiële markten moesten reguleren. Na 2008 zijn weer vele regels en wetten ingevoerd, een proces dat nog steeds gaande is. Die zullen  in de loop van de jaren onder druk van o.a. de banken weer worden afgeschaft. Tenzij dat onder druk van een veranderende wereld niet meer kan. Een soortgelijk cyclisch proces zien we ook op vele andere terreinen, zoals rond privatisering, fusies, en zo voort. Conclusie: we zijn geen lerende samenleving.

In het algemeen houden we niet van informatie die niet strookt met onze wensen en opvattingen. Als we een rotsvast vertrouwen hebben in de heilzaamheid van een ongereguleerde markt, dan zullen we niet openstaan voor onderzoek dat laat zien dat die niet werkt. Als we geloven dat alle heil komt van economische groei, dan zullen we niet open staan voor informatie die stelt dat we dat niet nodig hebben. Als we geloven dat het met de opwarming van de aarde wel mee valt, dan zullen we niet open staan voor berichten die daarmee in strijd zijn, zeker niet als de consequenties daarvan voor ons onplezierig zijn. Als we vinden dat we de grenzen moeten afsluiten voor asielzoekers dan willen we natuurlijk niet weten dat dat helemaal niet kan. Als we denken dat wij het meest perfecte voetbalsysteem ter wereld hebben kijken we niet meer bij de buren of die het beter doen. Als we een afschuw hebben van gentechniek staan we niet open voor hen die beweren dat we daarzonder een wereldwijde voedselcrisis niet kunnen vermijden (en dan prefereer je hongersnood boven de ontwikkeling van ‘Gouden Rijst’). Als we mordicus tegen kernenergie zijn, dan willen we niet weten dat een drastische beperking van de CO2 uitstoot op korte termijn  waarschijnlijk niet zonder kernenergie kan (Als mevrouw Merkel wat dat betreft iets minder beperkt had gedacht, dan was Duitsland nu leidend geweest op het gebied van de vermindering van CO2 uitstoot, in plaats van dat het land bruinkool blijft winnen en verstoken in op bruinkool gestookte centrales).  Enzovoort en zo verder.

329

We leren dus niet alleen niet van het verleden, maar ook niet zoveel als zou kunnen van het heden. Wat we als samenleving werkelijk nodig hebben is geen materiële groei, maar een groei in inzicht en wijsheid. Alleen daardoor zullen we collectief de creativiteit ontwikkelen die nodig is voor het omgaan met de economische en ecologische uitdagingen waarvoor onze samenleving zich gesteld ziet. Een voorwaarde voor de ontwikkeling van inzicht en wijsheid is openheid van geest. Een houding waarbij we niet alleen denkbeelden toelaten die mogelijk met onze vooropgezette meningen in conflict komen, maar ook open staan voor wat er werkelijk in de wereld aan de hand is. Dat vraagt van ons dat we leren omgaan met angst.

Een goed voorbeeld vind ik nog altijd wat er in Engeland gebeurde aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Geconfronteerd met de aanval van nazi-Duistland stond er daar een leider op die twee dingen deed: hij liet zien dat er offers gevraagd werden om het gevaar het hoofd te bieden, maar ook, dat er met die offers hoop zou zijn op een mooie toekomst in vrijheid. De dreiging voor Engeland was natuurlijk veel acuter en concreter dan de dreigingen waar wij vandaag voor staan: economische chaos en klimaatrampen. Maar die dreigingen zijn daarom nog niet minder reëel. Ook nu is het nodig dat we die onder ogen zien, in plaats van uit angst ons blikveld te vernauwen. Dan weten we dat we ook nu offers zullen moeten brengen, maar dat zullen we graag doen als we tegelijkertijd hoop kunnen houden op een betere toekomst.

imagesOm draagvlak te vinden voor een dergelijke transformatie in ons denken is het allereerst nodig dat wij als samenleving investeren in cultuur: onderwijs, kunst, filosofie, wetenschap, publieke omroep. Daar komen weldenkende mensen van. Dan zullen er opinieleiders opstaan, niet noodzakelijkerwijs politici, die ons voorgaan in ruimdenkendheid en realiteitsbesef. Die de uitdagingen en de mogelijkheden laten zien. (Misschien bent u nu al zo’n opinieleider) Dan zullen we ontwikkelen tot een lerende samenleving, en zal onze geestelijke groei het ons makkelijker maken om onze verslaving aan materiële groei los te laten. Maar er zijn nog meer mogelijkheden – wordt vervolgd.

 

Het groeidossier, deel 6. Leven is groeien (en sterven, tja. . . ).

Alle levende organismen groeien. Groeien is een wezenskenmerk van het leven zelf. Er zijn twee soorten groei: groter worden, en complexer worden. We zien tijdens de levensduur van een organisme vaak vier fasen: groei, bloei, vrucht dragen en afsterven. Dat kunnen ook de fasen binnen een seizoen zijn, zoals bij planten en bomen.

Bij mensen en van mensen afgeleide organismen en systemen (gemeenschappen, organisaties, samenlevingen) gaat het iets anders. In het begin zien we dat het groot groeien en het complexer worden hand in hand gaan. Na enige tijd stopt in een organisch groeiproces het groter worden – bij organisaties en samenlevingen wordt dat soms geforceerd voortgezet, met alle schadelijke gevolgen van dien – en komt het accent te liggen op complexer worden. Dat complexer worden wordt dan meer en meer een geestelijk proces: ontwikkeling van kennis, competentie, inzicht, wijsheid, creativiteit en compassie. Als dat geestelijk proces tot stilstand komt zet het stervensproces in.

Leven is groeien. Dat geldt voor mensen, maar ook voor bedrijven, organisaties, maatschappijen. Maar dat hoeft geen materiële en kwantitatieve groei te zijn; het kan ook geestelijke en kwalitatieve groei zijn. Als we dus af willen van het paradigma van economische groei is het een goede oplossing om meer aandacht te geven aan collectieve geestelijke groei. Dan kunnen we als samenleving toch vitaal blijven.

De ziekte van deze tijd lijkt wel te zijn dat de aandacht voor materiële en economische groei gaat ten koste van de aandacht voor geestelijke groei. Er is wel een tegenbeweging gaande: de toenemende aandacht voor persoonlijke ontwikkeling. Maar persoonlijke ontwikkeling is nog geen geestelijke groei op maatschappelijk niveau. Om op maatschappelijk niveau geestelijk te groeien is een cultuur nodig die daar prioriteit aan geeft, en de structurele voorwaarde schept voor maatschappelijke geestelijke groei.

Is de geestelijke maatschappelijke groei dan helemaal tot stilstand gekomen? Nee, maar de groei is wel eenzijdig ontwikkeld. Het accent ligt op het ontwikkelen van praktisch toepasbare kennis, in het bijzonder het leren omgaan met de virtuele wereld, en meer op techniek dan op wetenschap en kunst. Het is niet voor niets dat wetenschap vandaag de dag aanzienlijk aan aanzien heeft ingeboet, en dat er drastisch bezuinigd wordt op kunst, filosofie en cultuur. Dit soort beperkte geestelijke groei kan het vitale verlangen naar geestelijke groei niet bevredigen. Als compensatie gaan we dan maar spullen kopen. Ziehier een derde, meer fundamentele reden waarom we zo verslaafd zijn aan economische groei. We willen meer, en steunen dus politici die ons dat beloven.

Als we van onze materiële verslaving af willen moeten we deze trend keren. Dat betekent op individueel niveau dat we ons meer moeten inspannen om ons geestelijk te ontwikkelen. Dat houdt nogal wat in, maar het voert te ver om daar nu op in te gaan. Graag verwijs ik voor geïnteresseerden naar mijn meest recente boek: Op weg naar jezelf – een pelgrimsreis in zeven etappes.

Maar zelfs als we allemaal meer aandacht zouden geven aan ons persoonlijk Unknowngroeiproces, is dat nog geen maatschappelijke groei. Omgekeerd is die persoonlijke groei echter wel een noodzakelijke voorwaarde voor die maatschappelijke groei. Maar voor maatschappelijke groei is bovendien een opschaling nodig naar meso- en macroniveau. In de volgende blogs zal ik laten zien wat dat volgens mij inhoudt, en een model van maatschappelijke geestelijke groei verder uitwerken.

Wordt vervolgd.

 

The growth file, summary for English speaking readers. No economic growth anymore.

This is a summary in English of my last five blogs for my English speaking readers. I started an endeavor four weeks ago to write a series of blogs about the questions: is continuing economic growth, as measured by Gross Domestic Product (GDP), possible and desirable, and if not, what then should replace it? This series of blogs will go on for some time, but because it is time for an English blog in between, I’ll now summarize the first five ones.

In the first blog I introduced the concept of GDP and defined how this is measured. In the second blog I showed what the GDP is not measuring: the black economy (in Holland 10 % of our economy), the informal economy (volunteers, kid education , domestic work), production of non-materialistic values (happiness, silence, leisure), the effects of NOT doing something (nature conservation by not building or not mining), the  social and ecological costs of measures, and so on. Also in that blog I exposed the measures by which governments continually  are trying to promote the growth of the GDP, and showed that those measures had negative social, financial en ecological consequences as well.

In the third blog I showed that a raise in GDP leads to an higher average income and promotes employment opportunities. However, it has none or a negative effect on income and wealth distribution, ecology and the non-material values I mentioned above. Why then are we so addicted to economic growth? It is because our desires and our greed, especially in comparison with others – the lawn of the neighbor is always greener – make us wanting more material goods again and again, and also because governments don’t know alternative means to improve employment opportunities.

In the fourth blog I showed that material economic growth will come to an end anyway, if we like it or not. No organism or system can grow endlessly with a certain percentage, because in the end that will result in an exponential growth curve that will lead to the collapse of the system. And even before that happens the planet will set limits to growth, because of global warming and the running out of resources (raw materials). So the only choice we have is an abrupt collapse, or a controlled stopping of our growth by transforming our economy.

images-1

In the fifth blog I show that green growth or a circular economy (cradle to cradle) is no alternative for economic growth, because, in order to get there, we will have to do quite a bit of material investments that in itself are promoting growth. Nevertheless this is a way we have to go, but then in the mean time we have to limit all other investments, so that the growth of the GDP will stop or will be diminishing.

No living organism, no society can do without growth. So we are stuck. How to go further? That I’ll deal with in the next blogs. After the tenth blog I shall summarize them again. So long!

(I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker).

 

Het groeidossier, deel 5. De groene illusie en werk, werk, werk. . .

Zou een alternatief voor de stijging van het BBP niet kunnen zijn groene groei? Een economische groei gericht op vergroening en verduurzaming van de samenleving, die niet gepaard zou gaan met eens stijging van het BBP? Of een economische ‘steady state’, een circulaire economie, waarbij alle energie duurzaam wordt opgewekt en alle grondstoffen worden hergebruikt, vaak aangeduid met de term ‘cradle to cradle’ – van de wieg naar de wieg?

Helaas vrienden, dat is allemaal een illusie. Technisch is een dergelijke economie misschien nog wel denkbaar en mogelijk, maar de weg daarheen vergt grote investeringen en innovaties. Deze weg is lang (dan moeten we denken aan vele tientallen jaren), en kost op zichzelf veel grondstoffen en energie, die we voorlopig nog niet allemaal duurzaam kunnen opwekken. Niettemin moet die weg voor zover mogelijk begaan worden, vooral om redenen die te maken hebben met de opwarming van de aarde. Dat zal op zichzelf bijdragen tot economische groei, en daar is ook weinig mis mee. Ik ben niet tegen noodzakelijke economische groei voor ecologische doeleinden; ik ben tegen het streven naar economische groei om zichzelfs wille. En overigens zou het wel goed zijn als we in deze periode van geleidelijke verduurzaming van de economie – transitie zoals Jan Rotmans dat noemt – tegelijkertijd niet zouden investeren of zelfs zouden desinvesteren in niet duurzame technologie, zodat de economische groei zo laag mogelijk blijft.

Maar de werkgelegenheid dan? Eerder heb ik laten zien dat het enige waar een groei van het BBP nog goed voor is is een bescheiden positief effect op de werkgelegenheid. En ik heb ook al gewezen op de waarde van werk.

hAls de economische groei ten einde komt (of beperkt wordt tot de minimale groei benodigd voor de transitie) zullen we op andere manieren de werkgelegenheid moeten bevorderen. Dit is een lastig vraagstuk, dat uitvoerige studie vereist, en waarvoor ik in mijn eentje en in de haastigheid van het schrijven van blogs natuurlijk ook niet de definitieve oplossing weet te vinden. Maar ik heb wel enkele suggesties:

  • Grondige arbeidstijdverkorting en deeltijdarbeid. Niet halfslachtig, zoals eerder wel is geprobeerd, maar structureel. We zijn ooit vrijwel probleemloos van de 16 urige werkdag naar de achturige werkdag gegaan, en van de zevendaagse werkweek via de zesdaagse naar de vijfdaagse. Ik zie niet in waarom we nu niet naar een werkweek zouden kunnen gaan van vier dagen van zes of later zelfs vijf uur.
  • Het toestaan of zelfs verplichten van het doen van vrijwilligerswerk voor uitkeringstrekkers die dat kunnen, in plaats van de huidige sollicitatieplicht.
  • Het weer invoeren van dienstplicht, voor mannen en vrouwen, waarbij tot op zekere hoogte kan worden gekozen tussen militaire en sociale dienstplicht. Dit lijkt juist werkloosheid te bevorderen, totdat men zich realiseert dat hierdoor werk geschapen wordt, dat niet het al bestaande werk vervangt. En het haalt een aantal jeugdigen van de arbeidsmarkt – dus het aantal werkzoekenden wordt kleiner.

Waarschijnlijk vergeet ik nog een aantal mogelijkheden die ik zo gauw niet kan bedenken. Misschien allemaal nogal ‘far out’, maar ik bedoel maar: als we werkelijk willen kunnen we van alles bereiken – en wel zonder economische groei. Misschien zal het zelfs leiden tot een lager materieel consumptieniveau en daardoor een zekere krimp, wat weer goed is voor het klimaatprobleem.

U zult zich intussen afvragen: dat nieuwe groeiconcept, waar die man het over heeft, dat leuke alternatief voor economische groei, komt daar nog wat van? Uw geduld zal beloond worden, lieve lezer – in het volgende blog ga ik daarmee beginnen.

Wordt vervolgd.

Het groeidossier, deel 3. Economische groei: een typisch geval van verslaving.

images-1Economische groei zoals gemeten door het BBP vraagt bij tot een hoger gemiddeld inkomen, en in bescheiden mate tot de werkgelegenheid. Het draagt niet bij tot een meer gelijke inkomens- en vermogensverdeling, een verbetering van het milieu, een tegengaan van de  opwarming van de aarde, of alle non-materiële waarden die ik in het vorige blog heb genoemd: geluk, stilte, vrije tijd, enzovoort. Onderzoek toont aan dat eerder het omgekeerde het geval is: een hoger BBP leidt tot een grotere ongelijkheid, meer milieu- en klimaatproblematiek, minder geluk, stilte en vrije tijd. Voorts leidt economische groei aantoonbaar tot collectieve en private schulden en tot instabiliteit van het economisch-financiële systeem (zoals bevestigd door Klaas Knot, de president vande Nederlandse Bank. Bron: NRC/Handelsblad, 8/10/2016). Dit laatste doordat het streven naar groei in de praktijk altijd leidt tot volatiliteit (grote beweeglijkheid) op de financiële markten en oververhitting van de economie, en tot zeepbellen, waarna een terugslag volgt in de vorm van economische depressie, waardoor het streven naar groei weer wordt aangewakkerd. Deze economische instabiliteit en de grotere ongelijkheid ondermijnt ook de maatschappelijke stabiliteit, en is mondiaal een belangrijke oorzaak van geweld.

TTIP-8-afbeelding-1Als de kosten van economische groei zo hoog zijn, waarom houden we er dan zo fanatiek aan vast? Ik zie daarvoor twee redenen: mimetische begeerte en werkgelegenheid. En misschien is er nog een meer fundamentele reden waarom we zo verslaafd zijn aan economische groei: als sublimatie van de behoefte aan maatschappelijke groei. Daar wil ik nu niet verder op ingaan – dat komt in een later blog aan de orde als we het begrip groei nader onder de loep nemen.

Om met de eerste reden te beginnen: wij mensen willen altijd meer. Toch is aangetoond dat boven een zeker welstandsniveau het hebben van meer materiële goederen niet bijdraagt tot ons geluk. Maar wat wel afbreuk doet aan ons geluk: als we minder hebben dan een ander met wie we ons vergelijken. Dat leidt tot mimetische begeerte: het willen nabootsen van de ander. Deze begeerte wordt door ongelijkheid in inkomen en vermogen aangewakkerd, en is dus een van de gevolgen van economische groei, die zodoende zichzelf in stand houdt. Het gras bij de buurman is altijd groener. In de rijkere landen is het streven naar een hoger gemiddeld inkomen dus niet alleen niet nodig, maar ook schadelijk. Voor arme te ontwikkelen landen ligt dit natuurlijk anders.

Groei leidt ook tot werkgelegenheid, en dat is een groot goed. Niet zozeer vanwege de inkomsten die men door werk verwerft – dat kan op andere manieren gerealiseerd worden – maar doordat werk een gelegenheid bij uitstek is om zichzelf te ontwikkelen en daar een levensvervulling uit te halen. Voorts is het idee dat men een waardevolle bijdrage levert aan de samenleving een bron van levensvreugde. En tenslotte is werk een bron van sociaal contact. Het behoren tot een werkteam kan, afgezien van bepaalde ontsporingen, eveneens zeer bijdragen tot menselijk geluk. Omdat werk zo belangrijk is, is het streven naar volledige werkgelegenheid een begrijpelijke reden waarom we vasthouden aan economische groei. Als we vanwege de nadelen af willen zien van het streven naar economische groei zullen we dus voor het werkloosheidsprobleem een oplossing moeten vinden. Ik kom daar nog op terug.

Alles overziende zal ieder weldenkend, mens – zoals u en ik – afzien van het streven naar economische groei (althans in het rijke Westen) als we een oplossing vinden voor het werkgelegenheidsprobleem (overigens bewijst de praktijk dat ook het streven naar economische groei het werkgelegenheidsprobleem niet echt bevredigend oplost). Concluderend: economische groei is dus ongewenst. Maar eigenlijk is dat een academische kwestie. Want economische groei is in de nabije toekomst feitelijk niet meer mogelijk. Daarover in het volgende blog.

Wordt vervolgd

 

 

 

Het groeidossier, deel 2. Groei tot elke prijs: folie à communauté.

DTWLogoIn mijn vorige blog heb ik gesteld dat het streven naar economische groei, zoals gemeten aan de groei van het BBP (bruto binnenlands product), schadelijk is. (In latere blogs zal ik er op ingaan waarom we  dan toch aan dit streven vasthouden en alternatieven aandragen.)

Voordat ik deze stelling nader ga onderbouwen een opmerking over wat het BBP niet meet:

  • de zwarte economie (in Nederland naar schatting 10% van de economie)
  • de informele economie: vrijwilligerswerk, huishoudelijk werk en opvoeding van kinderen
  • alles wat leidt tot niet-materiële waardevermeerdering: zoals menselijk geluk, stilte, vrije tijd, enzovoort
  • alles wat de kwaliteit van het leven bevordert door iets NIET te doen, zoals bijvoorbeeld het niet bebouwen van een natuurgebied of het niet boren naar schaliegas
  • het houdt geen rekening met de maatschappelijke kosten van maatregelen – het onderscheidt überhaupt niet duidelijk tussen kosten en baten

Waarschijnlijk vergeet ik nog iets, maar het idee is duidelijk. Als we welzijn willen bevorderen is de groei van het BBP een middel met beperkte werking. Niettemin heeft het als politieke doelstelling de hoogste prioriteit.

Terug naar de stelling waarmee ik dit blog begon. Alvorens ik aan de hand van wetenschappelijk onderzoek de juistheid van deze stelling ga aantonen wil ik eerst iets zeggen over hoe we economische groei proberen te bevorderen. Daaruit zal al blijken hoe vreemd we bezig zijn, ’to say the least’. Als ik het hierna over economische groei heb, dan heb ik het over de groei van het BBP. Hoe bevorderen we de groei van het BBP? Een aantal maatregelen in willekeurige volgorde:

  • Het verlagen van de rente waartegen de centrale bank geld uitleent. Daardoor wordt er makkelijker geleend, komt er meer geld in omloop, en stijgt het BBP (hoopt men – er kan ook meer gespaard worden)
  • Directe geldschepping door centrale banken (‘quantitative easing’) met hetzelfde doel
  • Het stimuleren van investeringen door subsidies, direct of verkapt (met name op fossiele brandstoffen)
  • Bevordering van lenen, zowel door bedrijven (goedkoop geld, gunstige leningsvoorwaarden; dat zit ook al in de voorgaande punten) als door particulieren (bijvoorbeeld door een hypotheekrenteaftrek)
  • Lonen laag houden (dat bevordert de export en daarmee de productie, hoopt men. Overigens leidt dit tot een overschot op de betalingsbalans, waar tegenover natuurlijk een tekort in andere landen moet staan, zoals bijvoorbeeld Griekenland)
  • Lonen verhogen (dat bevordert de consumptie; en dan maar hopen dat de productiekosten niet navenant meestijgen, hoewel dat voor de groei van het BBP niet verkeerd is – maar het kan wel leiden tot een te hoge inflatie, waardoor het geld minder waard wordt. Dat bevordert weer het maken van schulden).
  • Investeren door de overheid
  • Dereguleren van het financiële systeem, in de hoop dat daardoor de banken en andere financiële instellingen groeien, en er daardoor meer geld in omloop komt. Dat heeft tot 2008 uitstekend gewerkt, tot, net zoals in 1929, het hele systeem dreigde in te storten, waardoor er weer iets meer gereguleerd werd. Dus is er nu een lobby vanuit de bankwereld om weer minder te reguleren. Dat zal op zekere termijn ook wel gebeuren.
  • Zo min mogelijk beperkende regels voor multinationals, zoals de olie industrie en de autoindustrie (Volkswagen!)
  • Het afsluiten van Internationale handelsverdragen (zoals het Trans-Atlantisch handelsverdrag, TTIP. Interessant dat er een sterke weerstand bestaat tegen het afstaan van soevereiniteit aan de democratisch gecontroleerde Europese Unie, maar dat met name politici er bijzonder weinig moeite mee hebben om soevereiniteit af te staan aan (vooral Amerikaanse) multinationals, die via arbitrage of het dreigen daarmee onze overheid aan banden kunnen leggen. Deze handelsverdragen zouden de investeringen bevorderen, maar in landen als Brazilië en Australië, die het zonder arbitrage doen, blijkt dat het weinig verschil maakt)
  • Belastingverlaging.

Samenvattend zien we dat al deze maatregelen, voor zover ze al een effect hebben op de groei van het BBP, ook aanzienlijke nadelen met zich meebrengen, zoals stijging van schulden (particulier en collectief), onevenwichtigheden in het economisch systeem, enzovoort. Wat betreft de overheidstekorten op de begroting: gehoopt wordt altijd op zogenaamde inverdieneffecten door de toenemende economische groei – maar die zijn vaak lastig aantoonbaar. Ook zien we dat sommige maatregelen volledig tegen elkaar inwerken. Het toont alleen hierdoor al aan hoe raar we bezig zijn (collectieve waanzin).images Maar het wordt nog erger. In een volgend blog zal ik dieper op de relatie tussen de groei van het BBP en enkele andere cruciale variabelen ingaan. Lees en huiver. Pas daarna zal ik aandacht besteden aan de vraag: hoe of wat dan wel?

Wordt vervolgd.

 

© 2009-2015  De Totale Waanzin

 

Het groeidossier. Deel 1. Het kan niet meer.

Het is merkwaardig. Ieder politiek regiem in de hele wereld streeft economische groei na. Vrijwel iedere econoom acht dit een begerenswaardig doel. Terwijl we daar toch al jaren meer schade dan voordeel van hebben. Ik vond dat zo opmerkelijk, en ook zo bizar, dat ik besloten heb – mede op aanraden van een vriend, Jan Paul voor de insiders –  er eens wat dieper in te duiken. Van het een kwam het ander, en intussen heb ik over dit fenomeen een heel dossier opgebouwd. Ik ga u daar stapje voor stapje deelgenoot van maken. Het zal de komende tien blogs wel in beslag nemen – dus als u er niet in geïnteresseerd bent, jammer dan. Misschien zal ik naar aanleiding van de actualiteit deze serie af en toe onderbreken, maar vaak zal dat niet zijn.

Behalve een analyse van economische groei zal ik ook alternatieven aandragen, die veel verder gaan en ook fundamenteler zijn dan begrippen als groene groei, circulaire of duurzame economie. Ik zal namelijk aantonen dat we het heil daarvan op korte termijn niet kunnen verwachten.

Alle blogs zullen op elkaar aansluiten, en ongeveer eens per week verschijnen. Maar als u er een keer niet toe komt om het blog van de week te lezen, ze staan allemaal op deze site, dus u zult uw verzuim altijd kunnen goedmaken.

Economische groei wordt gemeten aan de hand van het BBP: bruto binnenlands product. Zelf wordt dit gedeeltelijk gemeten aan de hand van de marktwaarde van de in een land geproduceerde goederen en diensten, maar voor zover dit niet mogelijk is, ook aan de hand van de inkomens. Dat zijn bijvoorbeeld de salarissen bij overheidsdiensten die niet direct in marktwaarde zijn uit te drukken, zoals bijvoorbeeld brandweer, politiediensten, onderwijs, natuurbehoud, thuiszorg, enzovoort.

In het volgende blog zal ik er op ingaan waarom dit BBP een bijzonder onnauwkeurige maat is de-economische-groei-van-de-reactie-27287389voor welzijn, zelfs voor welvaart, en wat we teweegbrengen door de nadruk te leggen op de groei daarvan. Ook zal ik dan, in het voetspoor van economen als Adam Smith, John Stuart Mills en John Maynard Keynes, de grondleggers van het huidige economische systeem,  aantonen dat voortgaande economische groei in deze zin onmogelijk is.

Wat het economische deel van het betoog heb ik me onder andere gebaseerd op de publicatie van Jeroen van den Bergh voor WWWfor Europe (welfare, wealth, work), waarop eerder gemelde Jan Paul van Soest me attendeerde.  Zie:  https://www.foreurope.eu/fileadmin/documents/pdf/PolicyPapers/WWWforEurope_Policy_Paper_019.pdf. Voor hen die zich meer in de technische details van mijn betoog willen verdiepen kan ik deze publicatie zeer aanbevelen.

Wordt vervolgd.

 

 

Zijn onze leiders nu dom of te kwader trouw?

Toen destijds de fusie plaats vond tussen KLM en Air France, wist iedereen dat dit het einde zou zijn van het zelfstandig voortbestaan van de KLM, en dat dit derhalve een bedreiging zou zijn voor de groei van Schiphol (de thuishaven van Air France is immers Charles de Gaulle).  De regering verzekerde toen dat dit geenszins het geval zou zijn, want er waren allerlei garantiebepalingen in de fusieovereenkomst opgenomen dit dit moesten voorkomen. Maar bepalingen zeggen niets in een samenleving waar de macht van het kapitaal regeert.

Dit bleek toen minister Eurlings de belangrijkste garantiebepaling in 2010 heeft geschrapt. Daarvoor is hij vorstelijk beloond, met een functie als president-directeur van KLM. Helaas was hij daarvoor nou weer niet slim genoeg, maar het kwaad was al geschied.

Recentelijk heeft de Franse staat haar belang in Air France vergroot om een wet tegen activistische aandeelhouders aangenomen te krijgen. Een verdere uitbreiding van de Franse macht binnen het concern. Dit wordt weliswaar ontkend door minister Dijsselbloem. Zou die de volgende directeur worden van het steeds verder zieltogende KLM?

De feitelijke, zij het misschien nog niet formele, ondergang van KLM is slechts een kwestie van tijd. En daarmee de bedreiging van de groei van Schiphol. Dit laatste zou niet het geval hoeven te zijn, als Schiphol, net zoals Singapore heeft gedaan, de ‘eigen’ luchtvaartmaatschappij niet zou beschermen ten koste van de maatschappijen uit de golfstaten. Singapore, door de eigen luchtvaartmaatschappij Singapore Airlines niet te bevoordelen door de landingsrechten voor de andere maatschappijen te verhogen (zoals Schiphol wel heeft gedaan), is uitgegroeid tot de een van de grootste luchthavens ter wereld.

Het kan me eerlijk gezzegd geen fluit schelen of KLM dan wel Schiphol nu wel of niet groeien of ten onder gaan. Ik heb niets met nationale trots of zo, en ook niet met economische (want ecologisch schadelijke) groei. Maar waar ik wel heel veel moeite mee heb is de leugenachtigheid van politici, en met het feit dat ogenschijnlijk liberale politici sjoemelen met hun liberale principes als puntje bij paaltje komt. En ik zit ook met een vraag: zijn onze leiders nu dom of te kwader trouw? Misleiden zij zichzelf of ons?

Elk volk krijgt de leiders die het verdient, en helaas behoor ik tot het volk dat deze leiders krijgt. Misschien zou ik daarom met mildheid op bovenstaande zaken moeten reageren in plaats van met woede. Maar dat lukt me niet zo goed. En woede kan ook een uiting zijn vitale kracht. Kortom, met al mijn levenservaring en met een zekere wijsheid van de onderdom ben ik er nog helemaal niet uit. Wordt vervolgd, zij het misschien niet meteen al volgende week.

(bronnen voor deze blog: NRC/Handelsblad 2 en 3 juni j.l.)

 

 

Mythes in de economie

Toen ik onderzoek deed in verband met mijn boek ‘Voor niets gaat de zon op – een blauwdruk voor een waardige wereld’ (2012) kwam ik tot de ontdekking dat vele veronderstellingen die in de economie voor waarheid doorgaan, in feite niet gebaseerd zijn op gedegen wetenschappelijk onderzoek. Zij zijn in feite een gevolg van keuzen die in de economie en in de politiek gemaakt worden – keuzen die voortvloeien uit het kapitalisme en de neo-liberale ideologie. Maar ze worden wel als waarheden gepresenteerd, zowel door economen als door politici.

Het blijkt echter nog veel erger te zijn dan ik toen had ontdekt. Er is een prachtige serie artikelen in de Groene Amsterdammer verschenen van de hand van Mirjam de Rijk waarin ze niet minder dan 43 mythes over de economie ontzenuwt (12 maart, 2 en 16 april 2015). De term mythe gebruikt ze in de betekenis van een kletsverhaal zonder grond. Het voert uiteraard te ver om die allemaal hier uit de doeken te doen, maar ik noem er, verkort, toch enkele.

1. Werkloosheid is slecht voor de economie.

2. Lastenverlichting op arbeid zorgt voor meer werk.

3. Arbeidstijdverkorting leidt NIET tot meer werk.

4. Flexibilisering van de arbeidsmarkt is goed voor de economie.

5. Een grote publieke sector is slecht voor de economie.

6. Nederland leeft van de export.

7. Het is de markt, niet de overheid,  die zorgt voor de innovatie.

8. De markt is altijd efficiënter.

9. De publieke sector is te groot.

10. Een overheidstekort is onwenselijk.

11. De vergrijzing is niet te betalen.

12. Economische groei is goed voor de economie,  en iedereen profiteert ervan.

13. De crisis is (bijna) voorbij.

14. Als bedrijven geld hebben gaan ze investeren.

15. Hervormingen zijn nodig om de crisis te bestrijden.

Al deze stellingen zijn dus of onwaar, of hooguit gedeeltelijk waar onder bepaalde voorwaarden, die als regel niet vervuld zijn. Vaak is juist het omgekeerde het geval – en iedereen zou dat kunnen zien, want de economische gegevens staan dagelijks in de krant. Overigens zijn er hier en daar wel economen die de onzin van deze stellingen inzien, en daar ook over spreken of publiceren.

De vraag rijst hoe het komt dat, hoewel iedereen kan zien dat deze stellingen allemaal flauwe kul zijn, de politici, de mensen die wij kiezen, daar toch koppig aan vast houden. Dat komt omdat we in meerderheid hardnekkig bijven kiezen, direct of verkapt, voor een neo-liberale moraal. Deze stellingen zijn helemaal niet de uitkomst van wetenschappelijk onderzoek, maar van morele keuzes. Het komt er op neer dat we vrijhheid zonder aanziens des persoons verkiezen boven rechtvaardigheid, en dat leidt tot een amorele wereld (de wet van de jungle), zoals Luyendijk heeft aangetoond binnen de wereld van de banken.

Het lijkt me wel goed als wij, ieder voor zich,  onderzoeken in hoeverre wij zelf bijdragen tot deze wereld. Dan worden we bewuster en weten we tenminste wat we doen. Intussen zouden we ons ook eens moeten verdiepen in de economie; in wat er werkelijk gaande is, en welke consequenties dat heeft. Iemand heeft eens gezegd – ik weet helaas niet meer wie – dat economie te belangrijk is om aan economen en beleidsmakers over te laten. Het gaat ons allemaal aan, en het bepaalt in vergaande mate ons leven. Daarom zou iedereen met een beetje opleiding zich er eens in moeten verdiepen, en niet maar denken: dat gaat me boven de pet. Maar om het allemaal te begrijpen moet je er soms wel wat voor doen. Met geestelijke luiheid, onze menselijke erfzonde, komen we er niet.

Dat gezegd hebben wou ik nu maar eens even aan mijn luiheid toegeven. Tot eind juni ben ik met vakantie en verschijnt er geen blog. Ik wens onszelf en jullie een fijne tijd toe.

Summary.

This blog refers to a series of three articles in a Dutch magazine, in which 43 presumptions of economic science are refuted by observable facts. Nevertheless these presumptions by most economists and policymakers are presented as scientific laws, and authorities hang on to it like a miser to his money. Why is this so? It is because these presumptions actually are based upon moral choices, that are made more or less openly by most of us. Basically it implies that we prefer unlimited personal freedom above justice. The blog ends with a plea that we all should study some economics. Quote: “Economy is too important to leave it to economists and policymakers”. It concerns us all, and is shaping our world. 

I am on vacation until the end of June. So long!