Categoriearchief: Mens en samenleving

Wat is tijd?

Het is een heel gek gezicht als ik de mensen zie lopen, het lijkt net of ze allemaal verschrikkelijke haast hebben en bijna over hun eigen voeten struikelen. De fietsers, nou, dat tempo is helemaal niet bij te houden, ik kan niet eens zien wat voor een soort individu er op het vehikel zit.

Op dit citaat uit het dagboek van Anne Frank, die dit kon zien vanuit het achterhuis door een kier in het gordijn, stuitte ik tijdens de 4 mei herdenking. Deze waarneming dateert uit 1942, in het midden van de oorlog, en het is verbijsterend hoe actueel dit is en hoe goed het aansluit op mijn betoog van vorige week. Dat ging over tijd, maar wat is tijd?

Over deze vraag hebben geleerden zich al eeuwen lang gebogen. Een tijdlang werd gedacht dat tijd is te zien als een constante stroom, die één richting op stroomt. Vandaar ook de tweede wet van de thermodynamica, die luidt, kort door de bocht: de wanorde van elk gesloten systeem neemt toe in de tijd. Of anders gezegd: warmte stroomt altijd één kant op, van warm naar koud. Maar aan dit beeld werd door Einstein radicaal een einde gemaakt met zijn algemene relativiteitstheorie. Ruimte en tijd vormen een onverbrekelijk geheel, dat ontstaan is met het ontstaan van het heelal, en dat weefsel van de ruimtetijd is vervormbaar. Het kromt onder invloed van de zwaartekracht, en niet iedere gebeurtenis of handeling duurt overal even lang. Er bestaat in de kosmos geen gemeenschappelijk nu.  De tijd zou uiteindelijk zelfs circulair kunnen zijn, en het verschil tussen heden en verleden zou kunnen verdwijnen.

Dat helpt ons dus niet veel verder, als we de tijd echt willen begrijpen. Daarom ga ik te rade bij de spirituele tradities. En dan kom ik uiteindelijk uit bij de uitspaak: niets bestaat behalve het nu, en zelfs dat niet. Het verleden bestaat niet meer, en de toekomst bestaat nog niet. Maar zodra je het ‘nu’ gaat beschouwen, verdwijnt dat ook. Het is immers oneindig klein en kort, want zodra je er een zekere duur aan toekent bestaat het weer alleen uit verleden en toekomst, die dus niet bestaan. Begrijpt u het nog?

Omdat ook dit me niet helpt bij het begrijpen van de tijd neem ik mijn toevlucht tot de beproefde methoden van meditatie en een Zen-koan. De vraag is dan: wat is tijd? Door middel van de methodiek van de quantumsprong (https://www.quantumsprong.org) heb ik voor mezelf een antwoord op die vraag gevonden. En dat helpt me dan weer om beter met mijn tijd om te gaan. Graag wil ik eindigen met het volgende citaat uit Onder het melkwoud van Dylan Thomas:

Tijd gaat voorbij. Luister. Tijd gaat voorbij. Kom dichter nu.

Dat lijkt me een goede start voor het onderzoek naar tijd. Zelf neem ik nu de tijd voor vakantie, dus mijn eerstvolgende blog zal pas verschijnen in de eerste week van juni. Ik neem Het mysterie van de tijd van  Carlo Rovelli mee – dat schijnt een fantastisch goed boek te zijn. Dus misschien kom ik op dit onderwerp nog wel weer terug.

 

Due to holiday no blogs until the first week of June.

 

 

Tijd van leven.

Onlangs kreeg ik van mijn schoondochter het kinderboek Momo en de tijdspaarders van Michael Ende (de schrijver van het Oneindige Verhaal) omdat ik, zo dacht ze, daar wel geïnteresseerd zou zijn en daar wat mee zou kunnen op mijn blog. Daar had ze gelijk in, en dit blog is het eerste resultaat.

Het is een grappig, goed geschreven kinderboek dat al dateert uit 1973. Er is een musical en een film van gemaakt; toch kende ik het niet. Zoals ieder goed kinderboek is het ook heel leesbaar voor volwassenen. Het beschrijft hoe gewetenloze ‘zakenlieden’ een hele samenleving er toe brengen om tijd te (be)sparen, en deze daarmee vrijwel te gronde richten. Maar de kleine heldin Momo, het meisje dat goed luisteren kan, slaagt er in dit onheil uiteindelijk af te wenden.

Het is verbazend hoe actueel dit boek is. Ende  – al in in 1973! – schept een wereld die bedrieglijk veel lijkt op onze dolgedraaide samenleving. Tijd vervult daarin de rol van geld. Je kunt het sparen, net als geld. De ’tijdspaarders’ vormen een opmerkelijke metafoor voor diegenen die in onze wereld de woekerpolissen en ondeugdelijke beleggingsproducten aan de man en vrouw brachten (en in bepaalde vorm nog steeds brengen). Niemand heeft ergens meer tijd voor, en kilte neemt de plaats in van aandacht en warmte.

Hoewel dit boek helemaal geschreven is rondom het begrip ’tijd’, is tijd in dit boek dus een metafoor voor geld. Tijd is geld, zoals de zegswijze luidt. In onze neo-liberale consumptiemaatschappij  zijn we in een situatie terecht gekomen waar we, net als in het boek, veel tijd te kort komen. Onze materiële behoeften maken dat we  alles steeds efficiënter willen doen. Dat lukt ook, mede door de ontwikkelingen op IT gebied, maar we vullen de daardoor vrijgekomen tijd steeds met nieuwe activiteit, en hebben dien ten gevolge altijd haast. Haast wordt een houding, zelfs in situaties waarin we genoeg tijd tot onze beschikking hebben. Ik neem mijzelf als voorbeeld. Hoewel ik al een ‘oude van dag’  ben, en mijn dagen in zekere zin geteld zijn, heb ik niettemin tijd in overvloed ter beschikking. Ik zou dus geen tijdsdruk moeten voelen. Maar toch ben ik soms gehaast, en geërgerd als ik voor een stoplicht moet wachten. Of neem ik te weinig tijd als ik ergens op tijd moet zijn, waardoor ik in de stress kom – en alles langer duurt. Als ik gehaast ben trek ik bijvoorbeeld mijn schoenveter in de knoop, of probeer ik met twee benen in één broekspijp te komen. Ik kan ook moeilijk wachten, in een rij bijvoorbeeld. Ik ben een ongeduldig man. Dat is zeker een persoonlijke karaktertrek, maar ik zie deze processen toch ook vaak om me heen. Hoe dit zij, velen, zeer velen,  klagen over tijdtekort. In 1988 schreef ik hier al over:

Wij hebben altijd haast, en staan niet even stil, opdat onze ziel ons in kan halen. Wij hebben de kunst van het wachten verleerd. Zoals de I Tjing zegt:’Kracht laat zich gevaar niet overhaasten, maar neemt de tijd, terwijl zwakte erdoor in opwinding geraakt en het geduld verliest.’ En verderop: ‘ Het wachten in geen ijdel hopen, maar bevat de innerlijke zekerheid dat het doel bereikt zal worden.’ (5. Siu. Het wachten).

Tijd om eens wat dieper op dit begrip ’tijd’ in te gaan. Daarover meer in mijn volgende blog.

 

Sisiphos and the meaning of life.

You probably be acquainted with the ancient Greek myth of Sisiphos. As the legends say he founded Corinth and became its first king. “He promoted navigation and commerce but was avaricious and deceitful. He also killed travellers and guests, a violation of xenia which fell under Zeus”s domain. He took pleasure in these killings because they allowed him to maintain his iron-fisted rule.” If you want to read more about him I advise you to read https://en.wikipedia.org/wiki/Sisyphus . (Quotes in this and next paragraph are form this lemma).

“As a punishment for his trickery, King Sisyphus was made to endlessly roll a huge boulder up a steep hill. The maddening nature of the punishment was reserved for King Sisyphus due to his presumptuous belief that his cleverness surpassed that of Zeus himself. Zeus accordingly displayed his own cleverness by enchanting the boulder into rolling away from King Sisyphus before he reached the top, which ended up consigning Sisyphus to an eternity of useless efforts and unending frustration. Thus it came to pass that pointless or interminable activities are sometimes described as Sisyphean.”

Many authors wrote about him, seeing the metaphor with life itself: a continuous uphill struggle to no avail, especially when you want to make a difference. But there are essential differences between the labour of Sisiphos and the struggles in life. The first difference is that in life we have free choice. Most of the time we can choose if we want to make this effort or not, and even when fate hits us badly we always have the choice to resist or to surrender. Sisiphos doen’t have this choice – he is forced to give in (how? About this the myth is not clear). The second difference is that for Sisiphos nothing changes. Every time uphill, and during his descend downhill, his situation and his activity are absolutely the same. But in real life no uphill struggle is the same as the last one. Every activity we do is unique in itself, and never done by me or anyone else before in exact the same way. If I write a book, deliver a speech, write a blog, or even when I just say or do a tiny thing I can be sure that this is never an exact copy of earlier behavior, either by me or somebody else. Nor will it be copied exactly in the future. For example: as I write a book, hardly any idea in that book is new. Most are formulated ages before. But the pattern that I create with these ideas is new indeed and a unique expression of the unique me. And so it is with everything I do and say.

Also in real life the environment is changing constantly. That is not true for Sisiphos: his surroundings are every time exactly the same. It is as if time doesn’t exist. And finally: in real life every action has an effect. That is not so with the act of Sisiphos.

So my conclusion is that life never can be a Sisyphean labour. We can see it that way, but that then is a distortion of reality that undermines the idea that we can give meaning to our lives. With this concept I open a complete new subject, but that is for another time. So let us end here, with a quote of Joseph Campbell: Life is without meaning. You bring the meaning to it. The meaning of life is whatever you ascribe it to be. Being alive is the meaning. And so it is.

 

Disclaimer: I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker

Picture by Franz von Stuck

 

Invloed?

Er zijn nogal wat mensen die een beslissende invloed hebben gehad op mijn leven. Ik wil graag het idee hebben dat ik zelf mijn keuzes en beslissingen bepaal en bepaald heb; maar moet, als ik enige afstand neem en mijn leven overzie, toegeven dat dit maar zeer ten dele het geval is geweest. Mensen die voor mij richting bepalend zijn geweest, zijn onder meer de volgende: mijn ouders, mijn ex, Meadows/Meadows/Forrester (Club van Rome), Nadine Scott, Hans Kramer, Danaan Parry, Fritz Perls, Carien Everwijn, en waarschijnlijk nog enkele anderen die ik nu even over het hoofd zie. Als ik zeg: richting bepalend, dan bedoel ik dat ook echt: ze hebben me een weg doen inslaan die ik anders waarschijnlijk niet gegaan zou zijn.

Tot deze overweging kwam ik naar aanleiding van een column (ik weet helaas niet meer van wie) waarin de schrijver aan het eind van zijn leven tot de conclusie kwam dat zijn leven weinig verschil had gemaakt voor de wereld om hem heen. Hij had zich ingezet voor vele zaken die hem ter harte gingen, maar vroeg zich af of de wereld er ook maar enigszins anders zou hebben uitgezien als hij niet geleefd had, en zijn conclusie was dat dit waarschijnlijk niet het geval was. Hij citeerde bovendien een aantal bekende schrijvers en anderen, die zich eveneens met veel energie voor de samenleving hadden ingezet, en tot dezelfde conclusie kwamen. Een conclusie waarin ik me, wat mezelf betreft, ook heel goed kon vinden. Opvallend was overigens dat al deze mensen daar niet bijzonder ontmoedigd door werden, maar er eerder in een kalme acceptatie wel vrede mee hadden. Ook dat geldt voor mezelf.

Maar wacht even . . . als mensen op mij zo’n beslissende invloed hebben gehad, dan is het waarschijnlijk dat ik zelf ook invloed heb gehad. Bij nader inzien geloof ik dat ook wel, maar dat was de vraag niet. De vraag was: zou de wereld er ook maar enigszins anders hebben uitgezien als ik niet geleefd zou hebben (en mijn kinderen dus ook niet)? Dat geloof ik niet, en ik geloof al heel lang dat ‘mijn arbeid in het Westen’, om een vrijmetselaarsterm te gebruiken, weinig effect had. (Vaak wordt het modewoord ‘impact’ gebruikt – het is me een raadsel waarom we niet gewone Nederlandse woorden als effect, verschil of invloed gebruiken).

De vraag is dan: waarom doe je het dan? Waarom werk je aan of voor een betere samenleving? Het simpele antwoord is: omdat ik het niet laten kan. Het is een ‘innerlijke drang’ (weer een vrijmetselaarsterm), en door daar aan toe te geven vind ik vrede in mezelf. Ook is het een prachtige uitlaatklep voor gevoelens als verontwaardiging en woede, die ik daarom niet hoef op te kroppen en dan (verkapt) op meer negatieve wijze uit. En tenslotte: het voedt mijn hoop, en wie zou dat niet willen? Om met Vaclav Havel te spreken: Hoop is ergens voor werken omdat het goed is, niet . . . omdat het kans van slagen heeft. En daar houd ik het maar op.

 

 

Mannen en het klimaat

Dezer dagen werd ik geattendeerd op een YouTube bericht van Fox News: Tucker: Something ominous is happening to men in America:

https://www.youtube.com/watch?v=LrhHkQhglig&feature=share

Nu ben ik geen fan van het door de gebroeders Koch gefinancierde Fox News, maar Tucker staat wel bekend als een serieuze onderzoeksjournalist. Het filmpje laat zien hoe de mannelijke populatie in America op dramatische wijze in verval is geraakt, vergeleken met vrouwen. Dit is te zien op allerlei terreinen: onderwijs (meer uitval van jongens), gezondheid (kortere levensduur, obesitas, verminderde vruchtbaarheid), zelfs op het gebied van carrière – in tegenstelling tot wat op grond van onheldere statistieken algemeen gedacht wordt (ook in America). Het loont zeker de moeite dit filmpje even te bekijken: het is hilarisch als het niet ook zo ernstig was.

Men zegt dat wat in America gebeurt hier vijftig jaar later ook gebeurt. In die uitspaak zit veel waars, al is de termijn tegenwoordig veel korter – eerder tien jaar. Niet dat we America in ieder opzicht letterlijk imiteren, maar  in dit geval zie ik enkele trends die in dezelfde richting wijzen (zonder dit met cijfers hard te kunnen maken). Des te interessanter dat hier – en in Amerika- mannen nog steeds domineren in de samenleving.

Wat dat betreft vond ik de afgelopen campagne voor de  gemeenteraadsverkiezingen onthullend. Deze campagne werd gedomineerd door mannen, zowel lokaal als landelijk. Ik heb natuurlijk lang niet alles gezien, maar het geneuzel en gereutel, de scheldpartijen en de verdachtmakingen waren meestentijds niet om aan te zien en te horen. Van wat ik gezien heb vielen me eigenlijk maar vijf politici in gunstige zin op: Lilian Marijnisse, Barbara Kathmann (PvdA, Rotterdam), Kees van der Staaij, Jesse Klaver en Vincent Karremans (VVD Rotterdam). Zij waren volgens mij de enigen die persoonlijke betrokkenheid paarden aan fatsoen en helderheid van argumenten met een hoog waarheidsgehalte. (Ik kan natuurlijk enkelen over het hoofd hebben gezien). Toch nog drie mannen – dus we hoeven niet te wanhopen.

Opvallend afwezig in de debatten was de klimaat problematiek, terwijl dat toch de grootste uitdaging is waar onze samenleving voor staat en gemeenten heel veel kunnen doen op dat gebied. Ten dele ligt dat aan de media. Zo vond bijvoorbeeld de NOS het niet nodig dat thema in het slotdebat te agenderen. Voor de NOS redactie bestaat het probleem kennelijk niet. Merkwaardig. Overigens zijn de enige partijen die een ruime voldoende scoren (B op een schaal van A – F; vergelijk het energielabel) op hun klimaatbeleid GroenLinks en de Partij voor de Dieren; zie https://kiesklimaat.nl/location/Amsterdam voor Amsterdam. Landelijk komt daar de ChristenUnie bij:  https://kiesklimaat.nl/milieukeur_partijen. Die partijen hebben het goed gedaan; dat geeft de burger moed. Ben benieuwd wat u gestemd hebt.

En wat de mannen betreft: de enige conclusie kan zijn dat we het zouden kunnen doen met een samenleving zonder mannen. Gezien de ontwikkelingen op het gebied van de voortplanting (zie mijn blog van 15 februari) zijn ze daar in elk geval niet meer voor nodig. Maar ik vermoed dat het manlijk geslacht toch nog te taai is om onmiddellijk uit te sterven. En eerlijk is eerlijk, een samenleving met mannen EN vrouwen lijkt me leuker dan een met alleen vrouwen.

De Übermensch is in aantocht.

Drie technologieën staan op het punt de menselijke voortplanting revolutionair te veranderen, zo lees ik in een artikel in De Groene Amsterdammer*). Dat zijn de volgende:

  • De productie van kunstmatige zaad- en eicellen (in-vitrogametogenese of IVG)
  • Het wijzigen van het DNA van embryo’s door middel van human gene editing (HGE) voorafgegaan door pre-implantatie genetische diagnostiek (PGD), en
  • Celkerntransplantatie.

In het eerste geval worden zaad- en eicellen in het lab opgekweekt uit gewone, niet geslachtelijke cellen, bijvoorbeeld huidcellen. Het geslacht van de huidcel donor is niet van belang: mannelijke personen kunnen eicellen produceren en vrouwen zaadcellen. Daarmee kunnen dus eindeloos embryo’s worden geproduceerd zonder dat daar enige geslachtelijke vereniging aan te pas komt: eicellen kunnen namelijk bevrucht worden met zaadcellen van dezelfde persoon. Deze techniek is nog niet operationeel, maar zal dat waarschijnlijk binnen twintig jaar wel zijn. Deze techniek gecombineerd met IVF maken allerlei vormen van voorplanting mogelijk, zoals solo-voortplanting, meer-ouder voorplanting, of voorplanting onafhankelijk van leeftijd. Op den duur is wellicht zelfs geen baarmoeder meer nodig.

In het tweede geval worden genen in het embryo vervangen of verwijderd. Deze techniek is al wel operationeel, en wordt gebruikt om genen die ernstige ziekten veroorzaken te verwijderen. Maar de techniek kan ook gebruikt worden om gewenste eigenschappen toe te voegen (moderne eugenetica). Zo zullen wensouders in de toekomst een embryo met gewenste eigenschappen op bestelling geleverd kunnen krijgen. Het kan zo gedaan worden dat de gewenste eigenschappen ook doorwerken in het nageslacht van het volwassen geworden embryo (kiembaan modificatie). Dit is overigens nu nog in de meeste landen en verschillende internationale verdragen verboden.

In het derde geval gaat het strikt genomen juist niet om een transplantatie in de celkern, maar om een transplantatie in het mitochondrion, de energiecentrale van de cel. Deze transplantatie wordt altijd doorgegeven aan het nageslacht. Ook hier is het doel het vermijden van ziekten. Een effect kan zijn dat het kind verwant kan zijn aan meer dan twee ouders.

Dit was een lange uitleg om aan te tonen dat in de nabije toekomst het construeren van elke gewenste baby en elke gewenste voorplantingsvorm mogelijk is, ja zelfs dat we in staat zullen zijn het menselijk genoom structureel te veranderen. De ervaring leert dat als de mensheid iets uitvindt, het dan ook altijd toegepast wordt. Als deze toepassing aan beperkingen wordt onderworpen door regulering, dan zal die regulering altijd worden ontdoken, zo wijst het verleden uit.

Ik vind dit een griezelig vooruitzicht, en ben blij dat ik het zelf niet meer hoef mee te maken. Aanvankelijk zullen deze technieken met de beste bedoelingen (het uitbannen van ziekte, het bevorderen van het menselijk welzijn) worden toegepast. Het laat zich raden dat deze technieken commercieel zullen worden uitgebuit (embryo’s en kinderen worden consumptiegoederen!), en dat er ook (crimineel) misbruik van zal worden gemaakt. Gezien de kosten zullen deze technieken alleen toegepast kunnen worden door de welgestelden, en zodoende de kloof tussen rijk en arm bestendigen en verdiepen. Het allergrootste gevaar acht ik echter, dat gesleutel aan het menselijk genoom tot onvoorziene gevolgen zal kunnen leiden (zoals met alle nieuwe technieken altijd het geval is). Je moet er niet aan denken dat deze technologie gecombineerd gaat worden met het implanteren van chips in de hersenen die verbonden zijn met kunstmatige intelligentie.**) Dan zijn de gevolgen niet meer te overzien.

Het verbaast me dat hier niet meer over wordt gesproken en dat er niet groot alarm wordt geslagen. Maar misschien zie ik het allemaal (weer) te pessimistisch. Wat denkt u? Kan dit worden tegengehouden, of is dat helemaal niet nodig?

 

*) Britta van Beers in De Groene Amsterdammer, 8 februari 2008.

**) Zie mijn blog van 4 januari

 

 

 

Zo moge het zijn.

De situatie waarin wij als mensheid zijn komen te verkeren doet mij denken aan de tijd dat ik te horen kreeg dat ik kanker had. Ik voelde me niet ziek, maar was wel in levensgevaar. Als de kanker zou uitzaaien zou ik er nu niet meer geweest zijn. Anderzijds was de kans echter reëel dat ik het zou overleven. Zoals u merkt was het laatste het geval, en ik heb er niets aan overgehouden.

Het nam enige tijd in beslag voordat ik destijds zekerheid had, en al die tijd leefde ik in spanning. Tegelijkertijd werd ik me ervan bewust hoe kostbaar het leven is en hoe fragiel mijn lichaam. Ik ging scherper waarnemen. Dat bleek al meteen de eerste week nadat ik het schokkende bericht ontving. Ik moest direct geopereerd worden, maar zou de volgende week op wintersportvakantie gaan. Na enige aarzeling werd me dat toegestaan door de behandelende arts. Zelden heb ik zo intens genoten van een vakantie, en de schoonheid van het winterse berglandschap zo intens ervaren. Tegelijkertijd sloot ik in die tijd vrede met de dood, ook al had ik nog lang geen zin om van het leven afscheid te nemen.

Als mensheid verkeren we thans in een soortgelijke situatie. We verkeren in levensgevaar, maar het zou ook  kunnen dat we het overleven. Natuurlijk gaat de metafoor enigszins mank: de tijdsspanne is heel anders; de meesten van ons zullen de daadwerkelijk extinctie niet meer meemaken en worden niet acuut met de dood bedreigd. En ook zou het kunnen zijn dat een deel van de mensheid het overleeft, terwijl miljarden anderen in de catastrofe omkomen. Het is dus niet: overleven of sterven, maar er is ook een derde mogelijkheid: zwaargewond doorleven. Maar toch,  zodra we tot eenheidsbewustzijn komen en ons identificeren met de ‘family of man’ – en is dat niet het doel van elke spirituele ontwikkeling? – dan is er wel degelijk een overeenkomst te zien tussen de situatie van een individu dat kanker krijgt (en wellicht nog kan overleven) en de situatie waarin we nu collectief verkeren.

In mijn vorige blog heb ik de vraag gesteld of het nog wel zinvol is de werkelijkheid onder ogen te zien, als die er zo grimmig uitziet. Ik heb toen gesteld dat ik denk dat dit wel zo is, maar dat het afhankelijk is van hoe we erop reageren. De analogie met kanker geeft ons wat dat betreft enige aanwijzingen.

In de eerste plaats is het van belang dat we ons de kostbaarheid van het leven realiseren, het ten volle ervaren en genieten, en tegelijkertijd vrienden worden met de dood. Dat lijkt een tegenstrijdigheid, maar is het merkwaardigerwijs niet. Hoe meer we het leven vieren, en des te intenser we het leven,  des te meer kunnen we ons verzoenen met het afscheid als onze tijd is gekomen.

In de tweede plaats is het van belang dat we onze aandacht gaan richten op de  zaken die er wezenlijk toe doen: schoonheid, liefde, eenheid, verwondering, licht, stilte. Omdat van binnenuit te kunnen doen – en niet alleen maar op mentaal niveau – is spirituele groei nodig, en die komt vaak niet vanzelf. Er is aandacht, oefening, tijd en inspanning voor nodig. De werkelijkheid onder ogen zien helpt daarbij.

En in de derde plaats is het natuurlijk niet verkeerd om intussen te doen wat nodig is. Met name niet meer vliegen, met het openbaar vervoer reizen en geen vlees eten verhogen de kans dat het allemaal iets minder erg wordt. Bovendien geven dit soort handelingen onszelf een goed gevoel, ook nooit weg.

Deze drie reacties zijn natuurlijk ook op zichzelf waardevol. Maar ook is deze levenshouding een voorwaarde om tegelijkertijd te leven in vol bewustzijn van wat er gaande is, en toch met vreugde en voldoening in het leven te staan. Het is ook de enige manier om het leven ten volle te leven en in dit leven te doen wat je te doen hebt, en te geven wat je te geven hebt. Zo moge het zijn.

 

 

Homo spiritus, homo mechanicus of homo servus? – III

Er zijn in de geschiedenis van de mensheid altijd perioden en momenten geweest waarin een veelheid van  mensen zich heeft onderworpen aan een externe autoriteit (God, priester, goeroe, demagoog), godsdienst, ideologie of hype ten koste van hun individuele autonomie. Ook heden ten dage zien we dat gebeuren. Het kan zich op massale schaal voordoen (nazisme, fascisme, communisme, godsdienst), of op kleinere schaal (goeroe’s, sektes). Het kan eeuwen duren (middeleeuwen), jaren, of enkele dagen of uren (bijv. in voetbalstadions of bij massademonstraties). Een merkwaardig aspect van dit verschijnsel is dat de mensen in een dergelijk proces in hoge mate hetzelfde gedrag vertonen en hetzelfde denken, maar vaak weinig diepgaand onderling contact hebben (zie bijvoorbeeld: Kurt Baschwitz, Denkend mens en menigte, 1940). Ze blijven relatief geïsoleerde individuen.

De interessante vraag die zich nu voordoet, zullen we ons ook op die manier gaan uitleveren aan de grote, zelflerende intelligenties die in de komende tijd zullen worden ontwikkeld? Zullen we ons in ons dagelijks gedrag laten leiden door de adviezen, of zelfs instructies die deze systemen aan ons voorleggen, met name als blijkt dat die adviezen en instructies veel sneller en veel effectiever tot voor ons heilzame gevolgen leiden dan we dat zelf kunnen doen?

Maar zal het echt zo zijn, dat die adviezen, instructies en ‘handelingen (via ‘cyborgs’) van die systemen altijd heilzaam zijn? Dat hangt van een paar dingen af. In de eerste plaats van hoeveel die systemen van ons weten. Het is nu al zo dat Facebook, Google, Amazon en dergelijk organisaties al meer weten over onszelf dan we zelf op een rijtje hebben, dus dat ze vaak beter lijken te weten wat we in bepaalde situaties moeten doen of kiezen dan wijzelf. Het valt te verwachten dat in de nabije toekomst dit nog verder geperfectioneerd gaat worden.

In de tweede plaats hangt het er van af hoe die systemen geprogrammeerd gaan worden. Wat is het doel waarnaar zij streven? Is het zo dat die systemen altijd werken tot heil van het individu of van de collectiviteit? En wat zullen de systemen doen als er tegenstrijdigheid ontstaat tussen de effecten van verschillende handelingen? Is het bijvoorbeeld geoorloofd mensen te doden om erger onheil te voorkomen, en waar ligt in dat geval de grens? (Een interessante case is aan de orde in het toneelstuk Terror, nog te zien in Juni 2018, zie https://www.ntk.nl/voorstelling/terror. Ook science fiction, zoals de roman Ik, robot, van Isaac Asimov, gratis uitgedeeld door Openbare Bibliotheken, laat zien waar die situatie toe kan leiden ).

Wat zal het worden? Zal de post-humane mens, de homo spiritus, meester blijven over de intelligentie-systemen, of zullen we er slaaf van worden (homo servus)? En in het laatste geval: wie zijn de meesters? De (super-)rijke bezitters van de systemen? Maar zij zijn niet in staat die systemen te programmeren. Dus misschien zijn het de weinige techneuten die deze systemen nog min of meer begrijpen, en ze min of meer kunnen programmeren die de werkelijke meesters zijn. In dat geval mag je hopen dat zij geen cyborgs zijn, want dan is de kans niet uitgesloten dat de zelflerende systemen de macht overnemen, en de techneuten zelf ook slaven worden.

Ik denk dat onze enige hoop gelegen is in de menselijke geest, waarin we dus allereerst moeten geloven, en die we dan vervolgens zo goed mogelijk moeten ontwikkelen. Die geest zal dan beseffen, dat moeilijkheden en pijn een onlosmakelijk deel uitmaken van het leven zelf, en dat we gemakzucht niet boven alles zouden moeten stellen en niet zouden moeten streven naar een uitsluitend soepel en gladjes verlopend bestaan. Een  dergelijk bestaan zou armoedig en leeg zijn. Als velen van ons zich dat realiseren, kan het zijn dat de toekomst niet is aan de systemen, maar aan de homo spiritus, die dan zelf kan beoordelen of, en in welke mate, die systemen bijdragen tot ons welzijn, en in hoeverre en op welke wijze hij van die systemen gebruik wil maken. Intussen raad ik u aan om uiterst kritisch te zijn met het toelaten van gadgets en apparatuur in uw huis of auto, en zeker in uw lichaam (of dat van uw kinderen!), die verbinding heeft met internet. U heeft die apparatuur al (bijvoorbeeld uw navigatiesysteem, thermostaat, telefoon of computer), dus u kunt er maar beter zeker van zijn dat die apparatuur niet op oneigenlijke wijze gebruikt wordt.

 

Verantwoording.

Deze blogs over KI zijn sterk geïnspireerd door: Dorien Pessers, Afscheidscollege op de VU, 7 juli 2017, zie De Groene Amsterdammer, 7 september 2017; het artikel van Christian Jongeneel in Het Technisch Weekblad van 8 dec. 2017: Kunstmatige intelligentie, van hype naar hype; en het boek van Yuval Noah Harari, Homo Deus, 2017.

 

 

 

Homo spiritus, homo mechanicus of homo servus? – II

Gaat kunstmatige intelligentie (KI) ons overheersen?

In een vorig blog (21 december) heb ik gesteld dat het antwoord op deze vraag mede afhangt van hoe we de mens zien: als een elektrochemisch systeem van algoritmen, of als een beest met geest, om Troelstra even te citeren.

In het eerste geval is een uiteindelijke overheersing door zelflerende systemen, zoals die nu al ontwikkeld worden door Google en Amazon, erg waarschijnlijk. Het is in dat geval namelijk heel gemakkelijk om een verbinding te maken tussen mens en machine (het virtuele systeem), door elementen van dat systeem in de mens te implanteren. In feite gebeurt dat nu al in de medische praktijk. Zo worden automaatjes geïmplanteerd, die bij suikerpatiënten de insuline afgifte reguleren, of pacemakers, die de hartritmes regelen. Het is een kleine moeite om die implantaten te verbinden met een virtueel systeem, dat dan vervolgens meer kan regelen dan hetgeen waarvoor die implantaten bedoeld zijn. Zo zullen er ook hersenimplantaten beschikbaar komen, die gestoorde hersenfuncties, als gevolg van een beroerte of herseninfarct,  kunnen overnemen. De volgende stap is dan dat ook meer gecompliceerde stoornissen, zoals Alzheimer, Parkinson of Multiple Sclerose op die manier kunnen worden verholpen. En als laatste niet ondenkbare mogelijkheid kunnen meer mentale hersenfuncties, zoals de gewetens- of wilsfunctie door implantaten worden aangestuurd. Dit is echter zo’n complex proces, dat dit alleen maar zal kunnen als die implantaten met een groot zelflerend systeem zijn verbonden. Voor die mensen is dan de overheersing door KI een feit. En het zou kunnen zijn dat dit zo ‘perfect’ werkt, dat niet alleen zieke mensen, maar ook gezonde mensen op dit soort systemen kunnen worden aangesloten. Het is denkbaar dat daar massaal gebruik van wordt gemaakt. De mensen hebben volgens deze visie immers geen vrije wil, dus als gezien wordt dat de systemen op het eerst gezicht effectiever en succesvoller zijn dan het per definitie beperkte menselijk brein, dan is de ‘keuze’ snel gemaakt. We gaan dan leven in een wereld die overheerst wordt door ‘cyborgs’ (cybernetic organisms): humanoïde robotten, oftewel de posthumane mens, de homo mechanicus.*)

Dit alles zou ook nog kunnen gebeuren via het ‘internet der dingen’. Er worden dan gadgets in je huis of in je auto geplaatst, die behalve datgene doen wat ze moeten doen (thermostaat, zelfsturende auto, enz.) ook opnemen wat er in je huis of in je auto gebeurt. Deze gegevens worden dan weer opgenomen door de zelflerende systemen, die op die manier nog weer meer over je te weten kunnen komen. Vervolgens kunnen vanuit die ‘dingen’ ook weer instructies gestuurd worden naar je hersenen – al zal dat nog vrij lastig zijn als er in je hersenen of elders in je lichaam niet een ‘ontvangsttoestel’ is geplaatst.

Als de mens echter een ‘beest met geest’ is met een vrije wil, dan ligt de zaak wat gecompliceerder. Weliswaar kan ook in dat geval de route van geest via hersenen naar bewustzijn en gedrag geblokkeerd worden door een virtueel systeem, maar dan wordt daar wel bewust voor gekozen. En het is heel wel denkbaar dat een aanzienlijk aantal mensen daar dan niet voor kiest. Zij zien dan willens en wetens af van de voordelen die aansluiting op het virtuele netwerk biedt, omdat ze niet door het netwerk gedomineerd willen worden. Zelfs is het denkbaar dat deze mensen op een bewuste wijze gebruik kunnen maken van KI, terwijl ze zelf meester blijven. Deze mensen zijn dan geen cyborg maar een verbeterde versie van de humane mens: de homo spiritus.**)

Welke kant zal het opgaan, en wat zullen in beide gevallen de consequenties zijn? Daarover in het volgende blog.

 

*) De term is van Dorien Pessers, Afscheidscollege op de VU, 7 juli 2017, zie De Groene Amsterdammer, 7 september 2017.

**) Yuval Noah Harari gebruikt hier de term: Homo Deus, de mens als scheppende God. Zie zijn boek met die titel, 2017.

 

 

Homo spiritus, homo mechanicus of homo servus? – I

Gaan zelflerende computersystemen (Kuntsmatige intelligentie, KI of AI) de mensheid overheersen? Je hoort daar de laatste tijd heel veel over – het lijkt wel een hype  (Kunstmatige intelligentie, van hype naar hype, door Christian Jongeneel in het Technisch Weekblad van 8 december). Ik doe daar graag aan mee – dus hierover mijn eerste blog (het zal niet het laatste zijn).

De eerste kwestie die bij deze vraag vaak wordt overgeslagen is: zijn wij mensen meer dan een technisch algoritme? Dit raakt aan de discussie over het al dan niet bestaan van een vrije wil, een vrij geweten  – dan bedoel ik niet de aangeleerde normen, maar een dieper besef van goed en kwaad -, de vrije geest. De wetenschappers die het bestaan van een vrije wil etc. ontkennen baseren dit op het feit dat de elektrochemische processen in de hersenen aan het bewustzijn van onze wil en het daaruit voortvloeiende handelen voorafgaan. Deze processen zelf zouden dan weer het gevolg zijn van een toevallige keten van oorzaak en gevolg, of weer aangestuurd worden door onze genen of invloeden van buitenaf. Die stimuli zijn zelf eveneens als elektrochemische processen te beschrijven. De wetenschappers die deze theorie aanhangen zien de wereld dus als een louter materiële werkelijkheid. Twee vragen worden door die wetenschappers niet beantwoord: 1. wat zet die keten van oorzaak en gevolg in beweging, en 2. hoe worden die elektro-chemishe processen omgezet in bewustzijn (beleving, ervaring). Daarom moet deze theorie niet als bewezen worden beschouwd, maar heeft ze de status van een geloof. Zij die niettemin met grote stelligheid beweren dat dit DE waarheid is, moeten dus als dogmatici of fundamentalisten worden aangemerkt.

Het feit dat materiële hersenprocessen aan het bewustzijn van een wilsbesluit vooraf gaan bewijst niet dat de oorzaak van die processen niet toch in het geestelijke is gelegen. Het is heel goed mogelijk dat de geest ons bereikt via die hersenprocessen, waaruit dan automatisch volgt dat het bewustzijn van die geest in de tijd volgt op de hersenprocessen zelf. Muziek die wordt uitgezonden en ons via de radio bereikt brengt ook eerst een electronisch, fysisch proces op gang alvorens het geluid uit de radio komt. Ik vind het persoonlijk onbegrijpelijk dat de ‘materialisten’ onder de wetenschappers met die mogelijkheid helemaal geen rekening houden. (Terzijde: wat zou hen er toe brengen om zo hardnekkig aan een onbewezen theorie vast te houden – elektro-chemische processen of de geest? Daar zijn vanuit biologische en psychologische zijde heel wat interessante theorieën op los te laten).

Terug naar de vraag: gaat KI ons overheersen? Voor het antwoord op die vraag maakt het heel wat uit of de materialisten, dan wel de geesteswetenschappers gelijk hebben. Mij  persoonlijk spreekt de geesteswetenschappelijke theorie meer aan; die komt ook meer overeen met hoe de meeste mensen het beleven. Maar weten doe ik het natuurlijk niet.

In de komende blogs zal ik dieper ingaan op de relatie tussen de mens en KI. Dat is mijn eerste voornemen voor het nieuwe jaar, want volgende week wil ik eerst een andere vraag aan de orde stellen: gaat de Amerikaanse samenleving ten onder? Dat lijkt me namelijk een onderwerp voor mijn Engelstalige blog, dat altijd aan het eind van de maand beschijnt.

Intussen wens ik u goede kerstdagen, met een mooie balans tussen viering en bezinning.