Tag archieven: heiligheid

Onze heilige reis.

. . . tussen passer en winkelhaak, alwaar is heiligheid. . . *)

In mijn blog voor Pasen stelde ik dat ons leven is te zien als een heilige reis. Maar ervaren we dat ook zo?

Voor dit blog definieer ik ‘heilig’ als volgt: uniek, gewijd aan een roeping en verbonden met de transcendente wereld. Onder transcendent versta ik dan de materiële wereld overstijgend.

Hoe kunnen we ons van de heiligheid van ons leven (meer) bewust worden? Ik noem een paar mogelijkheden. Ten eerste beseffen dat schoonheid door ons kan worden ervaren en dat schoonheid een kwaliteit is die door onze geest aan de wereld wordt gegeven. Ten tweede door ons bewust te worden van onze roeping. En ten derde door ons te realiseren dat onze ziel na ons leven kan voort bestaan. Dit zijn drie vormen van spirituele bewustwording; er zijn er meer.

Vaak komt die bewustwording na een keerpunt in ons leven. Dat zijn soms crises, zoals ziekte of sterven van een geliefde, een (bijna) faillissement, een natuurramp. Of een openbaring (visioen, inzicht, het meemaken van een wonder). Je kunt het zien bij Jezus, na zijn doop in de Jordaan (het ontstaan van zijn Christus-bewustzijn), of bij Arjuna (Bhagavad Gita, het ontstaan van zijn Krishna bewustzijn), maar het komt ook bij ons ‘gewone’ mensen voor.

We weten niet met zekerheid wat de uiteindelijke bestemming is van onze reis. Maar dat geeft niet – op het reizen komt het aan. Een heilige reis is een stap in het geheel van deze schepping. Als we uit dit geheel stappen is dat een bron van onbehagen, ziekte of destructiviteit, en het verlies van het besef van heiligheid. Maar ik neem aan dat dit bij de lezers van dit blog niet of nauwelijks voorkomt: jullie weten wel dat het leven heilig is. Het is echter goed om daar af en toe eens bewust bij stil te staan.

.

*) Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Passer_en_winkelhaak

Sensus numinis – de beleving van de ‘bovenwereld’.

Vorige week schreef ik over de mijns inziens verderfelijke invloed van godsdiensten. Maar rond mijn veertigste jaar was ik nog niet zover, en trad ik toe tot wat toen nog de Hervormde Kerk heette. Ik had wel een probleem: ik kon de geloofsbelijdenis niet in letterlijke zin onderschrijven. ‘Ach’, zei dominee Ter Linden, ‘je moet hem niet zo letterlijk maar meer symbolisch nemen, en bovendien hoef je hem niet op te lezen – we zingen hem gezamenlijk. Dan voelt het heel anders.’ Een merkwaardig standpunt als je er achteraf over nadenkt.

Ik liet me overtuigen en deed belijdenis. Tijdens het zingen van de geloofsbelijdenis werd ik overvallen door een gevoel van diepe ontroering, deemoed en verbinding. Wonderlijk – gezien het feit dat ik de tekst nog steeds niet pruimen kon. Ik heb die ervaring later, meer of minder diepgaand, nog wel vaker gehad: bij het zingen van psalmen tijdens de completen in een klooster, tijdens een workshop bio-energetica, tijdens een boeddhistische retraite bij het zingen van mantra’s, tijdens een inwijding in de ‘hoge graden’ van de vrijmetselarij, en zeer recent in het Concertgebouw tijdens de liturgie van de heilige Johannes Chrysostomos van Sergej Rachmaninov. En deze opsomming is niet volledig. De teksten van de psalmen (in de op zichzelf prachtige vertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde) en van de liturgie van Rachmaninov roepen evenveel weerstand bij me op als de geloofsbelijdenis. Maar blijkbaar doet dat er niet toe.

Kennelijk zit er in het geloof, of in de rituelen en teksten daarvan, toch iets verborgen wat uitstijgt boven de verderfelijke kant die ik in mijn vorige blog heb belicht.

Het kan aanleiding geven tot wat Rudolf Otto ‘Das Gefühl des Überweltlichen’, sensus numinis, heeft genoemd. Anders gezegd: we komen in contact met het heilige, in de woorden van Otto: iets wat ongrijpbaar buiten de mens is en hem raakt. Het is ontzagwekkend en anders. De vraag hoe we dat element van het geloof kunnen behouden en niet met het verwerpen van de godsdienst het kind met het badwater weggooien (in verband met het Christendom een interessante beeldspraak . . .? ) behandel ik in het volgende blog.

De heilige letter K; kolder in de polder.

Brief, Letter K, K, Initialen, Lettertype, Alphabet

Enige decennia geleden stond de letter ‘K’ voor een taboe: kanker. In vele kringen durfde men dat beestje niet bij de naam te noemen, en sprak over ‘K’ als men over die ziekte sprak: – hij/zij heeft ‘K’. Weet u het nog?

Een modern taboe dat met de letter ‘K’ kan worden aangeduid is ‘klimaat’ of ‘klimaatverandering’ – zie de uitslag van de verkiezingen (FvD). Volgens sommigen bestaat klimaatverandering niet, volgens anderen wordt het niet door de mens veroorzaakt, voor weer anderen zijn de gevolgen niet zo ernstig, voor weer anderen moet je er geen aandacht aan geven en er vooral niet over praten (dat verstoort de gemoedsrust), en voor een steeds toenemende groep verandert het taboe in zijn tegendeel: een verschijnsel dat je juist uit de taboesfeer moet halen en de volle aandacht moet geven.

Tegenwoordig staat de letter ‘K’ ook voor een aantal andere taboe’s, maar in tegenstelling tot kanker gaat het nu over heilige zaken, die beslist niet bedreigd mogen worden. Ik noem er een paar. In de eerste plaats ‘koeien’. Men denkt wel eens dat die alleen heilig zijn in India, maar als je de weerstand tegen een duurzaam landbouwbeleid ziet, dan lijkt het wel of de koeien hier ook heilig zijn.

Aansluitend daarop ‘kiloknaller’. Eveneens een heilig begrip, dat enigszins in tegenstelling staat tot het vorige. Maar nog veel heiliger is ‘koopkracht’. Dat is zo’n heilige zaak dat het een verantwoord overheidsbeleid ten aanzien van de verdeling van de welvaart, de zorg, het onderwijs, de rechtsstaat (politie en justitie), defensie, waterstaat, en natuurlijk het klimaat in de weg staat.

Maar het allerheiligste begrip in deze tijd is toch wel het begrip ‘kapitaal’. Zoals Marx al zei: kapitaal is de nieuwe God. Maar tegenwoordig geen opium voor het volk, maar voor diegenen die het in overvloed bezitten. Ik denk dat het voor velen (niet allen) van hen verslavend werkt: als je het eenmaal hebt wil je er steeds meer van en doe je er niet zo makkelijk afstand van.

Om met Marx te spreken: Kapitaal is geld, kapitaal is koopwaar. Door waarde te zijn, heeft het de mysterieuze mogelijkheid verkregen om waarde aan zichzelf toe te voegen. Het brengt levend resultaat voort of, in het minste geval, legt gouden eieren. Het is dus te zien als een levend organisme – misschien is dat de reden waarom we er met zoveel respect mee omgaan. Food for thought!

Een beetje praktische filosofie

In mijn werk en in vroegere publicaties heb ik steeds onderscheid gemaakt tussen twee soorten geweten: aangeleerde normen en waarden enerzijds, en ‘datgene wat we altijd al geweten hebben’ anderzijds. Daarbij ging ik er van uit dat we niet als ‘onbeschreven blad’ op de wereld komen, maar al een (aanvankelijk onbewust) ‘weten’ met ons meebrengen over hoe de wereld in elkaar zit en en over wat moreel goed is en wat slecht. Dat is wat Kant de ‘categorische imperatief’ heeft genoemd. We hebben kortom gegeten van de boom van kennis van goed en kwaad.

Als dat zo is, dan zou je denken dat de inhoud van dat vooraf gekende voor alle mensen in de hele wereld gelijk is. Het is immers een feit dat de mensen over de gehele wereld genetisch op dezelfde manier in elkaar zitten (er is maar één menselijk genoom), ongeacht ethische afkomst of ‘ras’. Maar wat zou dan die inhoud zijn? Vaak wordt gedacht, in navolging van Kant, dat de categorische imperatief als volgt geformuleerd kan worden: : “juist handelen is zo handelen dat ik de mensheid, of het nu om mezelf gaat of om een of meer anderen, altijd als een doel behandel, en nooit als een middel”. Simpeler en minder nauwkeurig gezegd: ga met een ander om zoals je wilt dat die met jou omgaat, of negatief: doe een ander niet aan wat je niet wilt dat jouzelf wordt aangedaan. Je kunt deze imperatief eventueel uitbreiden naar alle levende wezens.

Je kunt zeggen dat de heiligheid van het leven, en zeker het bewuste of autonome leven, hieraan ten grondslag ligt. En een consequentie hiervan is dat als je zondigt tegen deze ‘wet’ dat leidt tot schuldgevoelens. Tot zover mijn opvattingen tot dusverre.

Maar onder invloed van andere culturen, met name de islamitsiche, ben ik recentelijk wat aan deze opvatting gaan twijfelen. Is het niet zo dat dit ‘inzicht’ een typisch westerse theorie is, ontstaan in een Europese cultuurgeschiedenis, die geworteld is in de Griekse (inclusief de hellenistische) en Joodse cultuur? Zou het niet zo kunnen zijn dat aan het diepste geweten in meer oosterse culturen niet de heiligheid van het autonome leven (en de daaruit af te leiden waarden van vrijheid, gelijkheid en broederschap) ten grondslag ligt, maar de ‘waardigheid’ van het (menselijk) leven? De imperatief wordt dan: ‘handel zo, dat jouw eigen waardigheid en die van de ander(en) niet wordt aangetast’. Een overtreding van die ‘wet’ leidt dan niet tot schuldgevoelens, maar tot schaamte.

Als dat zo zou zijn geeft dat een verklaring voor het reeds door Ruth Benedict in 1946 geïntroduceerde onderscheid tussen een schuld- en een schaamtecultuur. Het geeft ook een verklaring voor veel gedrag vanuit islamitische kring, variërend van ongewenst gedrag in de schoolklas en op straat (en met name de reacties op terechtwijzingen)*, tot zulke vreselijke dingen als terreur (het leven is immers niet ‘heilig’?). En als het waar is komt de hele theorie van het ‘a priori weten’ op losse schroeven te staan? Wat is waarheid? Ik zou het even niet weten.

 

*)Het voert te ver om hier in dit blog op in te gaan, maar prachtige illustraties hiervan vinden we in het artikel van Frank Mulder, Ik heb het niet gedaan in De Groene Amsterdammer van 21 december 2017. Zeer aanbevolen!