Maandelijks archief: november 2018

De hond of de kat.

     Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde. (1.Cor. 13.13)

Alle spirituele tradities sporen ons aan lief te hebben. Maar wat als we met deze liefde niet in contact denken te zijn? Je kunt liefde immers niet per besluit activeren?

Dat staat nog te bezien. Wat we ons niet realiseren is dat liefde vele gedaanten kan aannemen. Het zit openlijk of verkapt in allerlei gevoelens en handelingen. Ik noem: medeleven, compassie, vriendelijk zijn, ontroering, gehecht zijn, vrijen, rekening houden met anderen, verontwaardiging, (zelf)respect, genegenheid, tederheid, genieten, betrokkenheid, engagement, zorgzaamheid, dankbaarheid; ja soms zelf in agressie (‘Was sich liebt, das neckt zich’). En zo kan ik, of u, nog wel even doorgaan. Alle uitdrukkingsvormen van liefde zijn een expressie van de levenskracht zelf.

In het Engels wordt onderscheid gemaakt tussen loving en liking. In het Nederlands kan beide vertaald worden door houden van. En dat klopt voor mijn gevoel: zogenaamde ‘hogere’ of ‘diepere’ liefde is niet wezenlijk anders dan de liefde die doorschemert in de gewone dagelijks gang van zaken. Ik houd van appelmoes, en ook van mijn vrouw. Beide liefdes verwijzen naar het wonder van het ‘hogere’: de appelmoes naar het wonder van de zintuigen, mijn lichaam, de schepping, de giften van Gaia; de liefde voor mijn vrouw naar verbondenheid en eenheid. Daarmee is overigens tegelijkertijd gezegd dat de ervaring van beide vormen van liefde in beide situaties geheel verschillend is. Er is nog een verschil: de liefde voor appelmoes kan ik moeiteloos oproepen door lekkere appelmoes te maken en daarvan te proeven. Maar de liefde voor mijn vrouw komt veeleer spontaan, en soms komt ze niet, en kan ik haar ook niet met een wilsbesluit oproepen  (waar is ze dan?).

Ik ben ervan overtuigd dat de bron van liefde in ieder mens aanwezig is, zoals de levenskracht in ieder mens aanwezig is. Zelf iemand die eenzaam is en wrokkig, zoals Scroodge in de de Christmas Carol van Dickens, heeft die vlam als een onderhuidse veenbrand in zich smeulen.

Mocht u nu het gevoel hebben dat de liefde in uw leven onvoldoende aanwezig is dan heb ik twee tips voor u. In de eerste plaats: richt u op het geven van liefde, in plaats van het krijgen. En als u die liefde niet voelt, stop het dan in een handeling (geef een of twee euro aan een straatmuzikant bijvoorbeeld). U kunt altijd klein beginnen, en het dan langzaam uitbreiden. The love you take is equal to the love you make.

En de tweede tip ligt hierin. De koninklijke weg naar liefde is het opzoeken en ervaren van schoonheid. En schoonheid is werkelijk overal te vinden: in muziek, in kunst, in stedeschoon, in mensen, in de natuur, boeken, in de ogen van je kat, in een met vakmanschap gemaakt object, ja zelfs in zoiets gewoons als eten op je bord of een brandende kaars. Je kunt altijd besluiten voor schoonheid open te staan, en dan komt de liefde vanzelf. En liefde heeft altijd de neiging zich uit te breiden.

Maar kijk uit! Want zo de liefde je kroont, zij kruisigt je ook.(Khalil Gibran). Hoe dieper de liefde, hoe groter de kans op diepe vreugde, maar ook op pijn en verdriet. Dus als je dat niet wilt: dan doe je beter om van liefde’s dorsvloer weg te gaan (Gibran). Je loopt dan wel een ander risico: weerloos te zijn tegen de hardheid van het bestaan. Het schijnt zo te zijn, dat moeilijkheden en pijn onlosmakelijk verbonden zijn met het leven zelf. Wel kunnen we kiezen of we door de hond of door de kat worden gebeten: door een leven met liefde of een zonder. Aan u de keus.

Zonder hoop vaart niemand wel.

Geloof, hoop en liefde – zonder deze drie is het leven leeg en zinloos. Vorige keer heb ik het over geloof gehad, nu wil ik het hebben over hoop.

Hoop hebben we, net als geloof, nodig om de werkelijkheid zonder omwegen in de ogen te zien en te bijven kijken, zonder te vervallen tot moedeloosheid of erger. Zoals ik al eerder zei: er is veel schoonheid in de wereld (daarover meer in het volgende blog), maar de koers die wij als mensheid hebben ingezet, en die vooralsnog niet wezenlijk lijkt te worden gewijzigd, stemt niet hoopvol. De ondergang van ons totale Gaia ecosysteem is niet ondenkbaar. Dus hoe kunnen we hoop ontwikkelen tegen de klippen op?

In mijn vorige blog zei ik al dat we hoop kunnen ontlenen aan ons geloof in een bovennatuurlijke, grotendeels onzichtbare  wereld. We staan er niet alleen voor – we hebben subtiele maar krachtige bondgenoten die net als wij belang hebben bij het voorbestaan van de mensheid.

Een tweede bron van hoop is gelegen in onszelf. Havel zei het al in een aan hem toegeschreven uitspraak: ‘Hoop is een kwaliteit van de ziel en hangt niet af van wat er in de wereld gebeurt . . . Hoop is ergens voor werken omdat het goed is, Niet alleen omdat het kans van slagen heeft. Hoop is niet hetzelfde als optimisme; evenmin de overtuiging dat iets goed zal aflopen. Wel de zekerheid dat iets zinvol is onafgezien van de afloop, het resultaat.’ We kunnen dus onze hoop versterken door te doen wat ons hart en onze hand te doen vinden.

Een derde bron van hoop is te vinden in ons verstand. We weten dat we de toekomst niet kunnen kennen. We kunnen scenario’s maken die waarschijnlijke ontwikkelingen beschrijven, maar die kunnen nooit rekening houden met volstrekt onvoorziene gebeurtenissen. Die gebeurtenissen kunnen heel onwaarschijnlijk lijken, maar we kunnen nooit met zekerheid voorspellen dat ze niet plaats vinden. Ik noem als voorbeelden: een sprong in het bewustzijn van de overgrote meerderheid van de mensheid, een invasie van buitenaardse wezens (non-materieel, zodat ze niet aan de beperkingen van de tijd onderhevig  zijn), of in het algemeen: gebeurtenissen of ontwikkelingen die we ons niet kunnen voorstellen omdat ze in niets met onze ervaringen te vergelijken zijn. Zoals mijn vader zei: het is niet realistisch niet te hopen.

Een andere lijn van denken ligt in de systeemtheorie. We weten dat als een systeem uit de bocht vliegt, zoals met ons Gaia-ecosyteem dreigt te gebeuren, er twee mogelijkheden (scenario’s ) zijn. Of het systeem valt in elkaar, of het maakt een sprong naar een ‘hoger’ niveau van integratie. Dat zou ook met onze ecologie kunnen gebeuren. We moeten er maar het beste van hopen.

 

 

Zonder geloof vaart niemand wel.

Wat zouden de motieven kunnen zijn om met de subtiele, onzichtbare wezens in contact te willen komen. Ik noem er enkele:

  • nieuwsgierigheid
  • behoefte aan steun, bemoediging of advies
  • het bevorderen van een genezingsproces, bij jezelf of iemand anders
  • een behoefte aan het ontwikkelen van spirituele autoriteit
  • het versterken van je geloof

Over dat laatste wat meer.

In deze woelige, bedreigende tijden is het moeilijk de werkelijkheid onder ogen te zien zonder de moed te verliezen, wanhopig te worden of te vervallen in apathie. Daarom neigen we er toe om een roze bril op te zetten, en de werkelijkheid mooier voor te stellen dat hij is (Er is natuurlijk echt ook heel veel prachtigs in deze wereld, maar dat is het punt niet – het punt is onze ontkenning van wat niet mooi is). We ontlenen daaraan hoop en vertrouwen, maar het is valse hoop en vertrouwen op een wankele basis. Zie bijvoorbeeld de column van Jan Paul van Soest in Energiepodium: https://www.energiepodium.nl/opinie/item/twijfelbrigade-20-gekleurde-klimaat-brillen-nopen-niet-tot-actie. Er zijn betere manieren om hoop en vertrouwen op te bouwen. Het in ‘gesprek’ komen met de subtiele wezens is zo’n manier. Een ervaring van contact met de subtiele wezens versterkt je geloof in het bestaan ervan, en dan weet je dat we niet alleen zijn in deze wereld. We staan er niet alleen voor. Bovendien, als er een niet-fysische wereld is waar andere wetten gelden; dan zijn ook wonderen mogelijk. Zoals de Cursus in Wonderen zegt: ‘Wonderen zijn natuurlijk. Als ze niet plaats vinden is er iets misgegaan.’

Contacten met de subtiele wezens versterken ons geloof in een bovennatuurlijke wereld. Als het contact maar duidelijk genoeg is kan het geloof zich zelfs ontwikkelen tot een weten. En dan is echt alles mogelijk. Dit versterkte geloof houdt ons dan overeind in deze wankele, hachelijke wereld, en geeft ons de moed de werkelijkheid zonder roze bril onder ogen te zien.

Ik heb echter al eerder gezegd dat het velen van ons, waaronder ikzelf,  niet gegeven is direct contact met de subtiele wezens te ervaren. Wij zullen dus harder moeten werken om ons geloof in die wereld te versterken. Dat kunnen we doen door een open geest: luisteren naar ons innerlijk, en met name onze intuïtie, en naar hen die die ervaring wel hebben (gehad). Dan leren we vanzelf wel het kaf van het koren te scheiden: we leren wat intuïtie is en wat bijvoorbeeld wensdenken, en wat betreft de ervaringen van anderen: we leren  te onderscheiden tussen authenticiteit en waarheidsgetrouwheid aan de ene kant, en (zelf)misleiding aan de andere kant. Zelf ken ik een aantal weldenkende, verstandige mensen, met hun beide benen op de grond, die deze directe ervaringen hebben (gehad), en die mij absoluut hebben overtuigd. En ook heb ik een aantal keren in mijn leven ervaren hoe intuïtie voor me kan werken. Ik voelde me geleid en gedragen.

In dat geloof in een bovennatuurlijke wereld is ook plaats voor het geloof in een alomvattende scheppende kracht. Voor sommige mensen kan dat God zijn, maar dat is dan een andere God dan de God uit de leer van Christendom en Islam. Dit geloof, met of zonder God, is een voorwaarde voor samenwerking met de subtiele wezens. Een samenwerking die niet zal ontstaan als wij het alleen voor het zeggen willen hebben. We blijven natuurlijk wel verantwoordelijk voor wat er in de wereld gebeurt, maar voor samenwerking is er vooral bescheidenheid en overgave nodig. In nood leren we onze vrienden kennen, en daarin ligt mijn hoop voor de wereld.

Subtiele spiritualiteit.

In mijn vorige blogs heb ik gesproken over twee typen wezens die zich in de onzichtbare werelden bevinden: de natuurwezens en de Sidhe. Wie bevinden zich verder nog in die werelden? Een volledige opsomming kan ik niet geven, maar ik kom een heel eind:

  • onze voorouders, inclusief recent overledenen;
  • de engelen en deva’s van alles wat door mensen is geschapen: de engelen van steden en landen, je huisgeest, en de ‘techno-elementals’: de geesten van machines en voorwerpen;
  • onze eigen onzichtbare natuur;
  • engelen met een speciale missie of karakteristiek.

Over elk van die wezens een enkel woord.

Het is omstreden of onze ouders en voorouders na de dood als individualiteit blijven bestaan. De overgrote meerderheid van de mensheid heeft altijd geloofd, en gelooft nog, van wel. Contact met hen wordt bereikt middels goed opgeleide of getrainde sjamanen en paragnosten, maar vooral ook in een BDE (bijna-dood-ervaring).

Ook over de engelen en deva’s van steden en landen wordt al eeuwenlang gesproken. Zo hebben vele steden een stedemaagd (Amsterdam bijvoorbeeld), of een beschermengel of patroon (in Amsterdam Sint Nicolaas, Frankrijk Jeanne d’Arc). Findhorn kent zowel de ‘Angel of Findhorn’ als de landschapsengel. David Spangler stelt dat elke voorwerp dat en elke machine die door mensen is gemaakt ook een eigen ’techno-elemental’ heeft; reden waarom het een wijdverbreid gebruik is om dierbare machines, zoals computers of auto’s een naam te geven (ik heb dat zelf ook vaak gedaan). Het maakt het makkelijker een persoonlijke relatie met die machines aan te gaan.

In vele tradities en leringen wordt aangenomen dat wij mensen naast onze materiële, fysieke natuur ook bestaan als een onzichtbare geestelijke natuur. Voor een deel valt dat samen met de aura om ons heen, waarin zich het etherische en het astrale lichaam bevinden (Sommige mensen kunnen deze aura waarnemen). Maar er is ook een volledig onzichtbaar, veel meer omvattend deel. David Spangler (in Subtle Worlds) noemt dat de ziel. Maar zelf gebruik ik vaker het woord ‘geest’ (in het Engels spirit) ter onderscheiding van ‘verstand’ (in het Engels mind). Misschien kun je onze persoonlijke beschermengelen en gidsen ook in deze categorie scharen, al kun je die ook beschouwen als een categorie apart.

En tenslotte zijn er nog de engelen en deva’s die niet per se gebonden zijn aan een fysieke aanwezigheid. In het transformatiespel worden die aangeduid met een specifieke kwaliteit, maar er zijn er naar ik aanneem veel meer, al dan niet met een speciale rol of functie. Ook in sommige christelijke tradities worden ze genoemd.

Dit was het vierde blog in een serie over de onzichtbare wereld, die tezamen met onze fysieke wereld te zien is als een alomvattend ecosysteem. Rest nu de vraag: bestaat die niet-materiële wereld nu echt, en waarom zouden we, als we dat aannemen, daarmee in contact willen komen? Wordt vervolgd.

 

De Sidhe

De Hudra (Denemarken, Zweden), de Selkies (Faeroer), de Samodiva’s (Bulgarije), de Iele (Roemenië), de Gatwinha (Sami, Noord Scandinavië), de Turhu (Maori, Nieuw Zeeland), de Muminske (India), de Sidhe (Ierland) – kent u ze? Dit zijn de namen van een wereldwijd verspreid verborgen volk, dat in vele verhalen, mythen en legenden wordt genoemd. In de Christenheid zijn ze bekend onder de naam van gevallen engelen (met een wat ongunstige bijklank). Er zijn vele verhalen van mensen die ze ontmoet hebben; ze worden beschreven in fictie literatuur (bijvoorbeeld de hoge elven bij Tolkien) en ze zijn geschilderd door George William Russell (zie bijgaand). Mijn kennis van de Sidhe (spreek uit: sjieje, Engels: she), zoals ik ze nu verder zal noemen, heb ik uitsluitend uit de tweede hand, van Sören Hauge op de Findhorn conferentie Co-creative Spirituality.

Drie Sidhe met een meisje (The stolen child van W.B.Yeats?)

Volgens de legenden zijn de Sidhe afstammelingen van de Tuatha Dé Danann, een oud, Iers mythisch volk. Om ze te ontmoeten zul je, net als bij de ‘nature spirits’ , eerst in hun bestaan moeten geloven – op zijn minst als werkhypothese. Van die werkhypothese ga ik voorshands uit. De Sidhe zijn echter van andere aard dan de andere onzichtbare, subtiele wezens. Die wezens zijn allemaal van niet-fysieke aard, maar de Sidhe zijn wel degelijk fysiek aanwezig. Echter, zoals Hauge zegt, ze bestaan op een iets andere fysische golflengte, als het ware aan de rand van onze fysische werkelijkheid (zoals ultraviolet licht bestaat aan de rand van ons zichtbare licht). Ze zijn niet zo volledig geïncarneerd op aarde zoals wij mensen – op weg naar de aarde hebben ze als het ware een andere afslag genomen. Maar ze zijn hier wel.

Ze zijn verwant aan ons mensen, zoals wij verwant zijn aan hen. Wij hebben allemaal een Sidhe-natuur in onszelf, die normaliter is ondergesneeuwd in de wereld van rationaliteit en materialisme. Om die kant in onszelf te ontdekken moeten we weten wat de natuur van de Sidhe is. Het is interessant om het woord Sidhe (of de andere benamingen) etymologisch te onderzoeken. Je komt dan op de volgende karakteristiek: vrede, zitten, en wind. Vrede staat voor: mildheid, zachtheid. Het zitten staat voor: geworteld zijn in de aarde in de natuur (zoals een berg). En de wind staat voor beweeglijkheid en wildheid (zoals een vlinder). Als we die kanten van onszelf opzoeken en uitleven krijgen we meer verbinding met onze Sidhe natuur. Dat hebben we nodig als we in de komende tijd als mensen willen overleven in de ‘rolling coaster’ die ons wacht.

Naast de vreugde en de wildheid die de Sidhe wereld kenmerken, heerst er in die wereld ook een ondertoon van melancholie, een gevoel van verlorenheid. Dat komt omdat ze zich niet volledig geïncarneerd voelen en niet volledig verbonden met hun verwanten: wij. Daarom willen ze graag contact met ons. Door de verbinding met de Sidhe natuur in onszelf te ontwikkelen zal dat van ons uit makkelijker gaan. Daar zullen we allemaal wel bij varen – zij en wij.

Er is veel, veel meer te vertellen over de Sidhe, maar dat gaat de beperktheid van dit blog te boven. Zoekt en gij zult vinden. De volgende keer ga ik verder over wie zich nog meer in de subtiele spirituele werelden bevinden