Maandelijks archief: juli 2017

‘We have come too far to disdain the future now.’ 

Since the nineties we know that in business organizations can’t work effectively without a collective vision (see f.i. The Fifth Discipline: The Art and Practice of the Learning Organization (Senge 1990). The same is true for countries and nations. But strangely enough politicians don’t seem to know this. They are completely focussed on the short term and on how they can win votes in the next elections.

Already it is said in the Bible, Proverbs, 600 B.C.: ‘Where there is no guidance, a people falls’ (11:14), and ‘Where there is no prophecy the people cast of restraint’ (29:18). This in my opinion is exactly what is happening today, especially in Europe and America. But the question of course arises: what should that vision be and where should it come from?

Proverbs suggest that it should come from ‘counsellors’. However in these days counsellors are  so-called experts, who mostly differ in opinion about where we should go in the future. Anyway, they are not a source of inspiration for a collective vision. Moreover I think that the collective vision should be a shared vision. Otherwise it could never inspire us to move and act in the desired direction.

This is where leadership should come in. One of the last politicians who was not merely a manager but a real leader as far as I know was John F. Kennedy who said: ‘We are all visionaries. Let it not be said of this Atlantic generation that we left visions and ideals to the past, nor purpose and determination to our adversaries. We have come too far; we have sacrificed too much, to disdain the future now.’  Also Barack Obama to a certain extent was a visionary, but unfortunately he lost most of that during his presidency.

Anyway, what we can learn from both presidents, is that a shared vision cannot come into existence without the full participation of a community, that part of the public that feels  engaged and is concerned with the common cause ( the‘caring majority’; see ‘No is not enough’ by Naomi Klein, 2017). So visionary leadership should not only inspire, but also create the conditions for a public dialogue. This is what we need in these times of global warming and so much tension in the world.

Now, if our ‘leaders’ fail to exert this kind of leadership, we have to do it ourselves. If it is not coming top-ddown, it has to come bottom-up. We have to start this dialogue about the future we desire in  our own small communities, and extend that dialogue to wider communities. ‘We have come too far; we have sacrificed too much, to disdain the future now.’

 

Disclaimer: I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker.

Waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk.

Bovenstaande uitspraak is de titel van een boek van Dorothee Sölle. (Ein Volk ohne Vision geht zugrunde, 2009).Deze uitspraak is een parafrase van Spr. 11:14 en 29:18. In de nieuwste bijbelvertaling wordt vertaald: ‘Door gebrek aan visie gaat het volk ten onder’, respectievelijk, ‘Zonder profetie vervalt het volk tot bandeloosheid’. Naar mijn menig is dit precies wat er nu aan de hand is. Interessant dat deze wijsheid al in de 6e eeuw v.C. werd opgetekend.

In Nederland is het visieloze tijdperk begonnen met het tweede kabinet Kok, toen de premier expliciet zei dat de PvdA zijn ideologische veren moest afschudden. De VVD en de christen-democratie hadden die veren al eerder afgeschud. Balkenende heeft nog eens geprobeerd een nieuwe visie te ontwikkelen door te verwijzen naar het VOC verleden. Dat was een wat ongelukkige greep, omdat dit verleden behalve door ondernemingslust en handelsgeest ook gekenmerkt werd door uitbuiting, kolonisatie, geweld en later, vooral via de WIC, slavenhandel.

In het verleden zijn overigens wel inspirerende bronnen te vinden voor een visie. Ik denk daarbij aan Erasmus, Coornhert, Willem van Oranje en stadhouder Willem III, en Spinoza, die allemaal op hun manier pleitten en stonden voor vrijheid van meningsuiting en een pluriforme samenleving – al moet ook gezegd worden dat zij , behalve misschien Coornhert en Spinoza, van tijd tot tijd terugvielen in minder tolerante uitspraken en handelingen. Maar toch. . . uiteindelijk mondde de denkwijzen van Erasmus, Coornhert en Willem van Oranje uit in het Plakkaat van Verlatinghe, waarbij de ondergeschiktheid aan koning Philips II van Spanje werd opgezegd ter verdediging van vrijheid en tolerantie.

W. Whitlau zegt hierover: Het Nederlands geschiedenisonderwijs na de Tweede Wereldoorlog zou wel eens een grote kans gemist kunnen hebben, door zo sterk af te dingen op het unieke van de Nederlandse revolutie in de 16e eeuw, en de opdracht die daaraan ontleend placht te worden tot het herbergen van vluchtelingen en het ondersteunen van verdrukten. Een volk dat de ‘familiegeschiedenis’ wordt ontnomen, biedt nieuwe generaties geen aangrijpingspunt meer tot identificatie.*)

Moeten we onze collectieve visie dan maar ontlenen aan het verleden? Dat is in dit land al een keer eerder geprobeerd, rond de eeuwwisseling van de 19e naar de 20e eeuw, door mannen als Groen van Prinsterer en Abraham Kuyper. Uiteindelijk heeft dat echter geleid tot de christen-democratie, die zich ontwikkeld heeft tot een van de meest behoudende en autoritaire  krachten in deze samenleving (Dat zat er trouwens vanaf het begin al in. Denk bijvoorbeeld aan de manier waarop Abraham Kuyper in 1903 met zijn ‘worgwetten’ de spoorwegstaking brak, het eerste massale arbeidersprotest dat Nederland kende). Niet bepaald een inspirerend voorbeeld. Ook het Joodse volk ontleent zijn visie aan zijn verleden, zowel het bijbelse verleden als de latere diaspora en al het vreselijke wat daarin gebeurd is, van pogroms tot de shoa. Dat is in Israël verworden tot een repressieve en reactionaire politiek, evenmin een inspirerend voorbeeld. Bovendien zie je dat een land wat zich te zeer identificeert met zijn verleden altijd kan vervallen tot een eng nationalisme met ‘Blut und Boden’ – theorieën, uiteindelijk leidend tot uitsluiting van minderheden en racisme. Dat moeten we natuurlijk niet hebben.

Het verleden kan dus inspirerend werken, maar is uiteindelijk geen solide basis voor onze collectieve visie. Waar moet die dan wel vandaan komen? En hoe zou die visie er dan uit moeten zien? En hebben we wel een visie nodig? Op dit soort vragen zal ik ingaan in het volgende blog.

 

*) W. Whitlau, Niet in de hemel, verkenningen in de wereld van de Joodse traditie, 1985

Na ons de zondvloed?

Zouden ze nu echt niet beter weten, of doen ze maar alsof? Zijn ze dom of leiden ze ons om de tuin? Deze vraag komt bij me op als ik zie dat de overgrote meerderheid van onze politici, managers, leiders, ambtenaren – kortom zij die deze samenleving vorm geven, nog steeds doen alsof een temperatuurstijging van 2 graden een haalbare kaart is. En als ik zie dat ze uitgaan van een zeespiegelstijging van enige tientallen centimeters.

Bij het KNMI zijn ze iets wijzer. Zij gaan uit van een ‘worst case scenario’ van 1,20 meter in 2100. Dat zouden we in dit land nog net aankunnen met onze huidige watertechnologie. Maar volgens recent onderzoek kan het ook wel 2 meter worden. . .

Dat zegt de heer L. Meijer, klimaatdeskundige en onderhandelaar namens Nederland voor het akkoord van Parijs, in een bijdrage van zijn hand in NRC/Handelsblad van 3 juni. Hij laat ook nog een ander geluid horen: de stijging van de zeespiegel kan wel doorgaan tot 15,00 meter in 2500. Dat is geen zeker, maar wel een mogelijk scenario. Een ware zondvloed, waarbij de inmiddels waarschijnlijk gehalveerde mensheid samen klit op de hooglanden van deze wereld  – als we inmiddels niet op een andere manier zijn omgekomen. Wij Nederlanders zijn dan al lang klimaatmigranten geworden.

Wat is beter – deze ontmoedigende waarheden onder ogen zien, of, zoals onze leiders en hun medewerkers doen, leven in een illusionaire wereld? Per slot van rekening komt de zondvloed pas na ons.

Bij mij werkt het beter als ik de waarheid onder ogen zie. Niet dat ik daar veel vrolijker van word, maar het maakt me, vreemd genoeg, minder angstig en woedend. Er komt dan ook ruimte om de pijn en het verdriet te voelen om alles wat misschien verloren kan gaan. En zoals Etty Hillesum zegt: verdriet ” hoort bij het leven en het leven is toch schoon en het is ook zinrijk in z’n zinloosheid.” *) Juist door dit alles toe te laten komt er ruimte vrij voor andere gevoelens. Zoals vele leraren me geleerd hebben: de waarheid maakt me vrij. Vrij om mijn gedrag en mijn toekomstbeelden te kiezen, schoonheid te ervaren, te hopen en het leven te vertrouwen ondanks alles. Want uiteindelijk weten we natuurlijk niet wat de toekomst voor ons in petto heeft. Ook daarvoor zijn vele scenarios denkbaar. Een daarvan is een moeizame weg naar uiteindelijk een stralende toekomst: een verkleinde mensheid levend in harmonie en vrede op een kleiner stuk land (en misschien wel op kunstmatige eilanden – de zogenaamde Noach-eilanden) met een diep religieus bewustzijn. Het zou zo maar kunnen.

 

*) Het verstoorde leven: Dagboek van Etty Hillesum 1941-1943 (ingeleid door Jan Geurt Gaarlandt), Haarlem: De Haan, 1981. (34e druk 2014: ISBN 978-94-6003-726-9)

Schaamte.

Het is me niet gelukt te achterhalen hoeveel vluchtelingen er vast zitten in vluchtelingenkampen in Griekenland en Italië, maar het moeten er tienduizenden zijn, die daar leven in mensonterende omstandigheden.

In 2015 maakte de EU een afspraak met Turkije om met spoed 120.ooo vluchtelingen op te nemen. Dat aantal kwam bovenop eerdere toezeggingen om 40.000 vluchtelingen op te nemen; totaal dus 160.000. Voor Nederland betekende dat 9600 vluchtelingen. Zoals bekend heeft geen enkel land (behalve Turkije, dat inderdaad geen vluchtelingen meer doorlaat) zich aan die afspraak gehouden. Voo zover ik weet heeft Nederland ca. 500 vluchtelingen uit die deal opgenomen. . . Werkelijk fantastisch!

Om de huidige vluchtelingen crisis op te lossen zou Europa bereid moeten zijn om zes jaar lang elk jaar 250.000 vluchtelingen op te nemen. Voor Nederland zou dat betekenen: 90.000 vluchtelingen, dat wil zeggen 15.000 per jaar. Dat zou natuurlijk de totale ondergang van dit land betekenen. . .

De hele situatie doet me sterk denken aan de situatie voor de tweede wereldoorlog, toen de landen ook slechts mondjesmaat Joodse vluchtelingen opnamen. Als kind las ik het jeugdboek Het Zwervende Schip van Lisa Tetzner, over een schip met voornamelijk Joodse vluchtelingen uit Europa dat vergeefs rondzwalkte voor de kusten van Zuid-Amerika, maar zijn lading wanhopige mensen niet kwijt kon: ze werden in geen enkel land toegelaten. Gelukkig leed het schip schipbreuk in een storm, zodat in elk geval voor deze groep het probleem was opgelost. . .

Het is me bekend dat er tussen de vluchtelingen ook een aantal ‘economische’ vluchtelingen zitten, met name uit West-Afrika. Dat is een probleem, omdat deze vluchtelingen geen kans hebben op toelating, en door weg te trekken uit hun thuisland de economische toestand daar verder verslechteren. Voor dat probleem zie ik zo direct nog geen oplossing, anders dan het drastisch verhogen van ontwikkelingshulp (maar dan op een andere wijze dan in het verleden en niet ‘à fonds perdu’). Ook weet ik natuurlijk wel dat met het opnemen van 15.000 vluchtelingen per jaar het probleem niet duurzaam is opgelost, maar het zou in elk geval een veel humaner manier van doen zijn dan wat we nu doen. Wat we nu (niet) doen kan echt niet. Ik schaam me diep om burger te zijn van een land, dat zo kil met dit vraagstuk omgaat. Klaver lukte het niet deze houding te beïnvloeden. Ik ben benieuwd wat de Christen Unie ervan terecht brengt.