Maandelijks archief: april 2018

Sisiphos and the meaning of life.

You probably be acquainted with the ancient Greek myth of Sisiphos. As the legends say he founded Corinth and became its first king. “He promoted navigation and commerce but was avaricious and deceitful. He also killed travellers and guests, a violation of xenia which fell under Zeus”s domain. He took pleasure in these killings because they allowed him to maintain his iron-fisted rule.” If you want to read more about him I advise you to read https://en.wikipedia.org/wiki/Sisyphus . (Quotes in this and next paragraph are form this lemma).

“As a punishment for his trickery, King Sisyphus was made to endlessly roll a huge boulder up a steep hill. The maddening nature of the punishment was reserved for King Sisyphus due to his presumptuous belief that his cleverness surpassed that of Zeus himself. Zeus accordingly displayed his own cleverness by enchanting the boulder into rolling away from King Sisyphus before he reached the top, which ended up consigning Sisyphus to an eternity of useless efforts and unending frustration. Thus it came to pass that pointless or interminable activities are sometimes described as Sisyphean.”

Many authors wrote about him, seeing the metaphor with life itself: a continuous uphill struggle to no avail, especially when you want to make a difference. But there are essential differences between the labour of Sisiphos and the struggles in life. The first difference is that in life we have free choice. Most of the time we can choose if we want to make this effort or not, and even when fate hits us badly we always have the choice to resist or to surrender. Sisiphos doen’t have this choice – he is forced to give in (how? About this the myth is not clear). The second difference is that for Sisiphos nothing changes. Every time uphill, and during his descend downhill, his situation and his activity are absolutely the same. But in real life no uphill struggle is the same as the last one. Every activity we do is unique in itself, and never done by me or anyone else before in exact the same way. If I write a book, deliver a speech, write a blog, or even when I just say or do a tiny thing I can be sure that this is never an exact copy of earlier behavior, either by me or somebody else. Nor will it be copied exactly in the future. For example: as I write a book, hardly any idea in that book is new. Most are formulated ages before. But the pattern that I create with these ideas is new indeed and a unique expression of the unique me. And so it is with everything I do and say.

Also in real life the environment is changing constantly. That is not true for Sisiphos: his surroundings are every time exactly the same. It is as if time doesn’t exist. And finally: in real life every action has an effect. That is not so with the act of Sisiphos.

So my conclusion is that life never can be a Sisyphean labour. We can see it that way, but that then is a distortion of reality that undermines the idea that we can give meaning to our lives. With this concept I open a complete new subject, but that is for another time. So let us end here, with a quote of Joseph Campbell: Life is without meaning. You bring the meaning to it. The meaning of life is whatever you ascribe it to be. Being alive is the meaning. And so it is.

 

Disclaimer: I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker

Picture by Franz von Stuck

 

Uitbuiting in Nederland – terug naar de 19e eeuw

Ik ben best een progressieve man, maar ben niettemin behept met het virus van nationalistisch chauvinisme. Ik vind het leuk als we winnen op sporttournooien en ben geraakt als dan het Wilhelmus klinkt. Ik vind het mooi als er op Koningsdag en in het buitenland Nederlandse vlaggen waaien. En ik ben graag trots op ons land, met name op het feit dat we een democratie en een rechtsstaat zijn. En ik zou ook wel trots willen zijn op onze politici en mijn medeburgers die hen kiezen. Maar dat laatste wordt me wel erg moeilijk gemaakt.

Ik wil het nu even niet hebben over ons erbarmelijk klimaat- en energiebeleid, maar voor nu over de arbeidsomstandigheden van grote groepen Nederlanders en andere ingezetenen. Wij zijn een rijk land met een bloeiende, groeiende economie, maar grote groepen profiteren daar niet van, zoals we allemaal wel weten. De lonen van de laagste inkomensgroepen en de verdiensten van grote groepen flexwerkers worden verhoudingsgewijs steeds lager, en de vermogens van de rijken en welgestelden groeien, terwijl de minvermogenden steeds armer worden en moeite hebben de eindjes aan elkaar te knopen. In een artikel van Mirjam de Rijk in De Groene Amsterdammer van 1 maart j.l. wordt bijzonder helder uiteen gezet met welke maatregelen, wetten en particuliere besluiten dit allemaal wordt gerealiseerd. We leven echt in een ouderwets kapitalistische maatschappij. Het is wat minder zichtbaar, omdat het algehele welvaartspeil veel hoger is dan aan het eind van de 19e eeuw en met name de relatieve welstand van de middengroepen en – nog steeds –  de uitkeringen de armoede verdoezelen. Maar we gaan steeds meer naar Amerikaanse toestanden, waarbij het met één gezinsinkomen niet meer mogelijk is deel te nemen aan essentiële sociale en culturele activiteiten of met vakantie te gaan.

Maar dit valt allemaal in het niet als we onze blik richten op de duizenden (honderdduizenden?) legale en illegale arbeidsmigranten die werken in bedrijfstakken als de tuinbouw, bouw, horeca, of als au pair. De arbeidsomstandigheden (lonen, huisvesting, veiligheid, en zo meer) tarten werkelijk elke beschrijving. Gelukkig is het wel beschreven, en wel opnieuw in de onvolprezen Groene van 22 maart j.l. Lees het en huiver (https://www.groene.nl/artikel/ik-had-mijn-eigen-huid-in-mijn-handen ). Mocht u het meer literair willen hebben: lees over de misstanden in de boeken van Charles Dickens en u heeft een vergelijkbaar beeld. De arbeidsinspectie laat dit passeren, en het openbaar ministerie kan niet veel doen zonder aangiften – die de betrokkenen niet kunnen doen, omdat ze geen geld hebben voor het aanspannen van een procedure en bovendien in dat geval hun laatste restje inkomen en onderdak (hoe primitief ook) kwijtraken; of, in het geval van illegaliteit,  worden vast- of uitgezet.

Dit alles zou allemaal makkelijk te voorkomen zijn bij een ander politiek klimaat en beleid. (Ook dat is magnifiek beschreven door Mirjam de Rijk in De Groene van 12 april). Maar de politici van de gevestigde politieke partijen (ook D’66, ook de PvdA die zijn wortels de afgelopen twintig jaar heeft verloochend), en ook een aantal van de extreem-rechtse partijen, hebben andere prioriteiten: groei, groei, groei, en vervolgens groei (laat de markt zijn werk doen). We kunnen hen moeilijk iets verwijten, want we kiezen ze zelf. Hoe dat werkt beschreef ik al in mijn blog van 5 april.

Nee ik ben niet trots op Nederland. En dan heb ik het nog niet eens over hoe we onze medeburgers van buitenlandse afkomst segregeren en discrimineren. Of over ons vluchtelingenbeleid. Ik ben trots op het Concertgebouw(orkest), de opera, ons ballet, onze waterwerken, onze spoorwegen en ja, toch nog wel op wat we ondanks alles hier aan zekerheid en veiligheid hebben gecreëerd. Allemaal zaken waar ik persoonlijk weinig tot niets aan heb bijgedragen. Dus waarom ik er eigenlijk trots op ben zou ik niet weten. Het zal mijn identiteit wel wezen. . . ?

 

©Afbeelding: Kamagurka, De Groene Amsterdammer, 1 maart 2018

 

 

 

 

Invloed?

Er zijn nogal wat mensen die een beslissende invloed hebben gehad op mijn leven. Ik wil graag het idee hebben dat ik zelf mijn keuzes en beslissingen bepaal en bepaald heb; maar moet, als ik enige afstand neem en mijn leven overzie, toegeven dat dit maar zeer ten dele het geval is geweest. Mensen die voor mij richting bepalend zijn geweest, zijn onder meer de volgende: mijn ouders, mijn ex, Meadows/Meadows/Forrester (Club van Rome), Nadine Scott, Hans Kramer, Danaan Parry, Fritz Perls, Carien Everwijn, en waarschijnlijk nog enkele anderen die ik nu even over het hoofd zie. Als ik zeg: richting bepalend, dan bedoel ik dat ook echt: ze hebben me een weg doen inslaan die ik anders waarschijnlijk niet gegaan zou zijn.

Tot deze overweging kwam ik naar aanleiding van een column (ik weet helaas niet meer van wie) waarin de schrijver aan het eind van zijn leven tot de conclusie kwam dat zijn leven weinig verschil had gemaakt voor de wereld om hem heen. Hij had zich ingezet voor vele zaken die hem ter harte gingen, maar vroeg zich af of de wereld er ook maar enigszins anders zou hebben uitgezien als hij niet geleefd had, en zijn conclusie was dat dit waarschijnlijk niet het geval was. Hij citeerde bovendien een aantal bekende schrijvers en anderen, die zich eveneens met veel energie voor de samenleving hadden ingezet, en tot dezelfde conclusie kwamen. Een conclusie waarin ik me, wat mezelf betreft, ook heel goed kon vinden. Opvallend was overigens dat al deze mensen daar niet bijzonder ontmoedigd door werden, maar er eerder in een kalme acceptatie wel vrede mee hadden. Ook dat geldt voor mezelf.

Maar wacht even . . . als mensen op mij zo’n beslissende invloed hebben gehad, dan is het waarschijnlijk dat ik zelf ook invloed heb gehad. Bij nader inzien geloof ik dat ook wel, maar dat was de vraag niet. De vraag was: zou de wereld er ook maar enigszins anders hebben uitgezien als ik niet geleefd zou hebben (en mijn kinderen dus ook niet)? Dat geloof ik niet, en ik geloof al heel lang dat ‘mijn arbeid in het Westen’, om een vrijmetselaarsterm te gebruiken, weinig effect had. (Vaak wordt het modewoord ‘impact’ gebruikt – het is me een raadsel waarom we niet gewone Nederlandse woorden als effect, verschil of invloed gebruiken).

De vraag is dan: waarom doe je het dan? Waarom werk je aan of voor een betere samenleving? Het simpele antwoord is: omdat ik het niet laten kan. Het is een ‘innerlijke drang’ (weer een vrijmetselaarsterm), en door daar aan toe te geven vind ik vrede in mezelf. Ook is het een prachtige uitlaatklep voor gevoelens als verontwaardiging en woede, die ik daarom niet hoef op te kroppen en dan (verkapt) op meer negatieve wijze uit. En tenslotte: het voedt mijn hoop, en wie zou dat niet willen? Om met Vaclav Havel te spreken: Hoop is ergens voor werken omdat het goed is, niet . . . omdat het kans van slagen heeft. En daar houd ik het maar op.

 

 

Twee weken later.

Het is nu twee weken later. Tijd om eens met enige afstand te kijken naar de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen.

Opvallend is dat alle partijen – met uitzondering van de PVV en de SP –  de uitslag als een overwinning presenteerden. Maar in feite waren er van de landelijke partijen maar drie  overwinnaars: GroenLinks, de Partij van de Dieren en Denk. En zelfs van GL kun je zeggen dat het resultaat niet veel beter was dan bij de kamerverkiezingen van vorig jaar. De echte winnaars waren de lokale partijen.

Maar interessanter is het om te kijken naar de globale verdeling conservatief-progressief. En dan zie je wat je altijd ziet: globaal gesproken hebben de conservatieven de meerderheid, in een verhouding die al sinds de opkomst van de sociaal-democratie ongeveer constant is: conservatief ongeveer 55-60 %, progressief ongeveer 40-45 procent. Dit is niet een uitsluitend Nederlands fenomeen; het doet zich in de hele geïndustrialiseerde wereld voor. Er zijn in de geschiedenis enkele incidentele uitzonderingen geweest op deze regelmatigheid, maar voor zover ik kan nagaan werd de bovengenoemde verhouding steeds weer snel hersteld. Terug naar Nederland: ook bij de raadsverkiezingen geldt die verhouding: de winst van GL en PvdD werd gecompenseerd door het verlies van SP en PvdA. In Nederland, en ook in sommige andere landen, wordt het beeld enigszins vertroebeld door een typische middenpartij als D’66, die op cultureel en bestuurlijk gebied als progressief kan gelden, maar op sociaal economisch gebied als conservatief-liberaal moet worden gezien. (Er zijn trouwens her en der ook wel partijen in opkomst die niet zo makkelijk in de dichotomie links-rechts zijn te plaatsen, zoals bijvoorbeeld de vijf sterren beweging in Italië. Een interessante vraag is of dat de partijen van de toekomst worden – maar dat terzijde).

Waar zou die voorkeur voor het conservatisme vandaan komen? Om een antwoord op die vraag te vinden zullen we bij onszelf te rade moeten gaan. Voor zover ik kan nagaan, leven er twee zielen in onze borst: een conservatieve en een progressieve. De conservatieve ziel hangt naar voorspelbaarheid en veiligheid, en kenmerkt zich door een zekere nostalgie naar een geïdealiseerd verleden. De progressieve ziel verlangt naar  een rechtvaardiger, eerlijker en meer zorgzame maatschappij, en is gericht op de toekomst. Maar de toekomst is onzeker, en vaak moet je bovendien voor die ideale toekomst het een en ander opgeven (bijvoorbeeld door meer belasting te betalen).

Ik herken deze beide kanten in mezelf, en ik denk dat velen dat met mij zullen herkennen. Ik kan dus moeilijk anderen verwijten maken omdat ze stemgedrag vertonen dat me niet bevalt. Het enige waar ik me wel tegen kan verzetten is onverdraagzaamheid en racisme – behalve als dat ook van mijn kant tot onverdraagzaamheid leidt, want dan drijf ik de duivel uit met Beëlzebub. In mijn vorige blog heb ik gepleit voor een leiderschap gebaseerd op eenheidsbewustzijn. Ik hoop dat in de toekomst de partijen die dat soort leiderschap voortbrengen en de waarden van verdraagzaamheid en broederschap/zusterschap niet alleen met woorden, maar ook met daden en hun stijl van communicatie in praktijk brengen, de boventoon gaan voeren. Wat mij betreft zijn die waarden zelfs nog belangrijker dan de waarden vrijheid en gelijkheid.