Degenen die me kennen of regelmatig mijn blogs lezen weten dat ik het wetenschappelijk reductionisme – de theorie die alle zijn, ook het menselijk zijn, reduceert tot een louter fysisch proces – altijd met scepsis heb bekeken. Mijn reserves waren gegrond op twee typen argumenten: wetenschappelijke en intuïtieve. Ik vond het reductionisme wetenschappelijk onvoldoende onderbouwd en methodologisch niet kloppen. En intuïtief: ik ‘voelde’ gewoon dat de reductionistische visie niet waar kon zijn. Vanuit ‘objectief” wetenschappelijk gezichtspunt is dat laatste natuurlijk geen sterk argument.
Voordat ik het reductionisme in dit blog de definitieve doodsteek toebreng eerst nog even enkele van de meest bekende consequenties van de reductionistische visie:
- de vrije wil bestaat niet
- ook het geweten is een artefact (schijnbare werkelijkheid)
- de geest is niets anders dan een reeks fysisch-chemische processen in de hersenen – is als afzonderlijk begrip dus obsoleet (verouderd, nutteloos)
- de evolutie is volledig verklaarbaar uit fysische processen
Het eerste punt heb ik al eens eerder op methodologische gronden weerlegd, en wat het derde punt betreft: er is nooit een duidelijke wetenschappelijke verklaring gevonden voor hoe de verbinding tussen hersenprocessen en beleving in elkaar steekt. Deze relatie is het beste te beschrijven als een ‘black box’; dat wil zeggen: we weten niet wat zich in het intermediair tussen de hersenen en ‘bewustzijn’ afspeelt. En wat het laatste punt betreft: evolutiebiologen hebben nog steeds geen verklaring gevonden voor de sprong in de evolutie van dode materie naar leven, en van leven naar taal, cultuur, en vandaar typisch menselijk bewustzijn. Ook hebben ze geen antwoord op de vraag: waar komt de drijvende kracht in de evolutie – overleving – vandaan?
Maar om mezelf toch nog eens op de proef te stellen heb ik me door het boek Van bacterie naar Bach en terug van Daniel Dennett (een van de meest leidende theoretici op het gebied van de evolutietheorie, die een verwoede poging doet om de evolutie reductionistisch te verklaren) heen geworsteld. Geworsteld, omdat hij er werkelijk de hele wereld en driehonderd publicaties bij haalt om zijn betoog te ondersteunen. En ook omdat zijn redenering niet bepaald eenvoudig is. Maar ondanks deze indrukwekkende poging (het boek telt 500 pagina’s!) is hij er naar mijn menig niet in geslaagd de reductionistische casus onweerlegbaar te grondvesten.
Dezer dagen kreeg ik steun voor mijn standpunt uit onverwachte en onverdachte hoek. Door een broeder uit mijn loge werd ik geattendeerd op een blog in Scientific American van 29 mei.j.l.: Coming to Grips with the Implications of Quantum Mechanics door Bernardo Kastrup, Henry P. Stapp en Menas C. Kafatos, natuurkundigen die expert zijn op het gebied van quantum mechanica en kunstmatige intelligentie. Zij tonen in dit blog aan dat experimenten in de quantum mechanica – die al eerder waren bedacht maar pas sinds enkele jaren daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd – ondubbelzinnig wijzen op het primaat van de geest. De geest schept de materie en niet omgekeerd, zoals de reductionisten graag beweren. *)
Het reductionisme is nu dus met zijn eigen methodiek, het objectieve wetenschappelijk experiment, verslagen. De implicaties hiervan zijn zo groot, dat het nog wel even zal duren voordat de consequenties van deze wetenschappelijke ontwikkeling tot de mainstream zijn doorgedrongen. Overigens: het feit dat het primaat van de geest nu wetenschappelijk is aangetoond, maakt het mysterie van de geest niet minder groot; ik zou eerder zeggen: integendeel. Ik nodig u van harte uit om over deze quantum revolutie in de wetenschap te reflecteren. Het helpt daarbij als u zich door het genoemde blog heen worstelt (zie voetnoot), of zich anderszins verdiept in een moderne, voor leken min of meer begrijpelijke uiteenzetting over de quantum mechanica. Verbaas en verwonder u, en stuit op de grenzen van uw intellectuele begrip. Goed voor uw spirituele ontwikkeling. Veel plezier!
?
*) Wie de details wil nalezen verwijs ik naar: https://blogs.scientificamerican.com/observations/coming-to-grips-with-the-implications-of-quantum-mechanics/

Afgelopen zaterdag woonde ik op de Universiteitsdag van de UvA een college bij met bovenstaande titel. Hoewel het een zeer boeiende bijeenkomst was, gaven de sprekers geen antwoord op de vraag die in deze titel verborgen ligt – Is Amsterdam veranderd? – ; die vraag kwam niet aan de orde. Prof. Gabri van Tussenbroek, hoogleraar stedelijke identiteit, liet de parallellen zien tussen de huidige situatie, met name de negatieve aspecten daarvan (overmatige drukte, tekort aan goede betaalbare woningen, transportproblemen) en de situatie in de tweede helft van de zestiende eeuw – opmerkelijke overeenkomsten. Dat geldt overigens ook voor de situatie aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e. Fenne Pinkster, stadsgeograaf, beschreef vervolgens op indringende en humoristische wijze de chaotische toestand in het centrum van Amsterdam, met name de grachtengordel, en had goede ideeën over wat je daaraan zou kunnen doen. Hoewel beiden niet politiek stelling wilden nemen, lieten ze toch wel doorschemeren dat het aantreden van het nieuwe college hen hoopvol stemde over wat de gemeente daaraan zou kunnen doen. Maar een antwoord op bovenstaande vraag gaven ze niet.
Of course we don’t love our neighbor immediately after meeting him/her, or continuously. As Carl Jung wrote in a letter to Mrs. A. Schim van de Loeff: “The general idea of christian love for one’s neighbour is a pretense. In that way one can interact with everyone in a nice and detached way, because you are loving everyone after all. I possess no christian love, so why should I pretend to love you? I take you seriously, and that, in all honesty, is the only thing I can do.”
Over deze vraag hebben geleerden zich al eeuwen lang gebogen. Een tijdlang werd gedacht dat tijd is te zien als een constante stroom, die één richting op stroomt. Vandaar ook de tweede wet van de thermodynamica, die luidt, kort door de bocht: de wanorde van elk gesloten systeem neemt toe in de tijd. Of anders gezegd: warmte stroomt altijd één kant op, van warm naar koud. Maar aan dit beeld werd door Einstein radicaal een einde gemaakt met zijn algemene relativiteitstheorie. Ruimte en tijd vormen een onverbrekelijk geheel, dat ontstaan is met het ontstaan van het heelal, en dat weefsel van de ruimtetijd is vervormbaar. Het kromt onder invloed van de zwaartekracht, en niet iedere gebeurtenis of handeling duurt overal even lang. Er bestaat in de kosmos geen gemeenschappelijk nu. De tijd zou uiteindelijk zelfs circulair kunnen zijn, en het verschil tussen heden en verleden zou kunnen verdwijnen.
“As a punishment for his trickery, King Sisyphus was made to endlessly roll a huge boulder up a steep hill. The maddening nature of the punishment was reserved for King Sisyphus due to his presumptuous belief that his cleverness surpassed that of Zeus himself. Zeus accordingly displayed his own cleverness by enchanting the boulder into rolling away from King Sisyphus before he reached the top, which ended up consigning Sisyphus to an eternity of useless efforts and unending frustration. Thus it came to pass that pointless or interminable activities are sometimes described as Sisyphean.”
Als dat zo zou zijn geeft dat een verklaring voor het reeds door Ruth Benedict in 1946 geïntroduceerde onderscheid tussen een schuld- en een schaamtecultuur. Het geeft ook een verklaring voor veel gedrag vanuit islamitische kring, variërend van ongewenst gedrag in de schoolklas en op straat (en met name de reacties op terechtwijzingen)*, tot zulke vreselijke dingen als terreur (het leven is immers niet ‘heilig’?). En als het waar is komt de hele theorie van het ‘a priori weten’ op losse schroeven te staan? Wat is waarheid? Ik zou het even niet weten.
Om uit deze tegenstelling te geraken is ‘verwantschap’ nodig. Maar wat is dat eigenlijk? ‘Verwantschap’ is het besef dat we allemaal broeders en zusters zijn, voortkomende uit dezelfde bron: het leven zelf. Ook dieren en planten, de hele levende natuur, komt uit die bron voort. Dit werd beseft door Franciscus van Assisi, die de dieren en planten met ‘broeder’ en ‘zuster’ aansprak. ‘Verwantschap’ is dat je je verbonden voelt met de ander en met de natuur, dat het je kan schelen hoe het met hem of haar gaat, en dat je bereid bent je daarvoor in te zetten. Het is ook je realiseren dat wat die ander overkomt ook jouzelf overkomt.