Hebben alle mensen een geweten? Ik? U? Rutte (die niet in zijn eerste leugentje gestikt is – ik ook niet trouwens)? Merkel? Berlusconi? Trump? Zijn fundamentalistische kiezer? Mugabe? Poetin? Erdogan? Assad? Mladic? Een jihadist, die op onschuldige burgers of kinderen schiet? Een ‘onschuldig’ kind dat een koekje van een schaaltje pikt? Een verzetsstrijder, die een moord pleegt om erger te voorkomen? Een straaljagerpiloot die een gekaapt vliegtuig met passagiers uit de lucht schiet, omdat dat de piloot van dat toestel een aanslag wil plegen op een vol stadion? (Ik zag gisteravond het toneelstuk Terror van Ferdinand von Schirach dat handelt over dit dilemma. Een aanrader: https://www.terror-devoorstelling.nl.).
Uit deze uiteenlopende voorbeelden blijkt wel dat de vraag niet zo makkelijk te beantwoorden is. Om iets dichter bij het antwoord te komen zullen we moeten onderscheiden tussen op zijn minst twee soorten geweten. 1. Het geweten dat voortkomt uit aangeleerde normen. De meest bekende daarvan zijn de tien geboden, maar je zou ook de klassieke, en later de katholieke deugden leer daartoe kunnen
rekenen (het volgen van je geweten is dan leven volgens de deugden, zoals voorzichtigheid, gematigdheid, moed, enz.). Deze normen onderscheiden zich psychologisch nauwelijks van meer oppervlakkige voorschriften, zoals goede manieren of kledingvoorschriften. Het niet opvolgen daarvan kan tot dezelfde schuld- of schaamtegevoelens leiden als niet deugdzaam handelen.
2. Maar er is ook een ander soort geweten, noem het de innerlijke stem, die je laat weten wat in elke situatie de juiste handeling is (de categorische imperatief van Kant). Dat geweten is minder gestructureerd dan het eerste geweten, want het kan in verschillende situaties uiteenlopende aanwijzingen geven, en openbaart zich soms niet eens als een precieze aanwijzing, maar als een vaag gevoel of intuïtie. Overigens: het vereist oefening om die innerlijke stem te onderscheiden van de verankerde morele voorschriften, waarvan in de vorige alinea sprake was.
De inhoud van het eerste geweten is sterk afhankelijk van de opvoeding, en van de cultuur waarin we worden groot gebracht. In die zin heeft iedereen wel een zeker geweten. Zo zullen mensen als Trump of Erdogan of een terrorist zeker een geweten hebben, maar je kan wel stellen dat de inhoud van hun geweten niet overeenkomt met het mijne – en het uwe neem ik aan.
De interessante vraag rijst echter: hebben we allemaal dat tweede soort geweten? En, hoewel dat zoals we zagen, niet altijd precies aangeeft wat juist handelen is in een bepaalde situatie, heeft het dan toch een soort universele inhoud? Als het antwoord op deze vragen ‘ja’ zou zijn, dan rijst de vraag hoe het komt dat verschillende mensen zulk uiteenlopend gedrag vertonen in ethisch opzicht. Het zou kunnen zijn dat iedereen dat soort geweten wel heeft, maar dat sommigen geleerd hebben de stem daarvan zo effectief te onderdrukken (omdat het hem of haar niet uitkomt, of omdat er strijdigheid bestaat tussen de innerlijke stem en de aangeleerde normen), dat die niet meer gehoord wordt; laat staan dat die stem wordt opgevolgd.
Maar misschien is het antwoord op de vraag in vorige alinea wel ‘nee’. Dan zouden sommige mensen geen innerlijk geweten hebben. Die zijn dan gehandicapt en dus eigenlijk ook niet om hun gedrag (juridisch) te veroordelen. Al kan je als samenleving ervoor kiezen dat wel te doen om de rechtstaat te beschermen.
Volgens Vaclav Havel (Brieven aan Olga) heeft iedereen dat tweede geweten, maar ik twijfel. Maar ook als dat niet zo is: iedereen kan leren zich deugdzaam te gedragen – maar dan moet hij/zij wel het belang daarvan in kunnen zien. Wat hoe dan ook nooit zal werken is proberen anderen over te halen tot ander gedrag; je kan een ander niet veranderen. Wat echter altijd mogelijk is: luisteren, en proberen te zien wat de ander beweegt. Dat zal zeker tot meer begrip leiden, en wie weet, tot meer verbinding. En dan is alles mogelijk.
Volgende week wil ik een voorbeeld behandelen van iemand die die verbinding in praktijk brengt.


Zo’n tweeduizend jaar geleden kwam er een boodschap tot ons: heb niet allen uw naasten, maar ook uw vijanden lief. Sinds die tijd worstelen we met die boodschap, want onvoorwaardelijk liefhebben zonder aanzien des persoons is niet een kwestie van rationele keuze. De vraag is trouwens of we er wel voor zouden kiezen als we dat zouden kunnen. Want zoals Gibran (in De Profeet) zegt: “Zo de liefde je kroont, zij kruisigt je ook.” Maar toch verlangen we ernaar. Hoe dan met haar in contact te komen?
Maar als intuïtie niet het blindvaren op Systeem 1 is, wat is het dan wel? Daarvoor moeten we te rade gaan bij de transpersoonlijke psychologie (Jung, Wilber, en vele anderen). Intuïtie blijkt dan een onmiddellijk inzicht te zijn dat juist niet gebaseerd is op associatie, interpretatie, ervaring of redelijk denken. Het doet zich vaak voor als een inval ‘out of the blue’. Het vereist training en zelfreflectie om bij zichzelf te leren onderscheiden tussen intuïtie en invallen van andere oorsprong. Over de vraag of intuïtie altijd ‘correct’ is, is het laatste woord overigens nog niet gesproken.
Nog eens terugdenkend aan de uitzending van ‘Zomergasten’ van 30 juli (met burgemeester Van der Laan) trof me iets dat ik als een belangrijk verschil zie tussen Van der Laan enerzijds en de heren Pechtold, Rutte en Buma anderzijds. Dat is dat Van der Laan ontroerd kan worden, terwijl ik me dat bij de andere drie niet kan voorstellen. Dat kan ik natuurlijk helemaal mis hebben, maar dit is mijn persoonlijke indruk.
Beauty as far as I am concerned is manifested love, as Plato already saw. Actually, it is the easiest way to reach Love. So let’s go for it: I need it, you need it, we all need it. It will make the world a better place.
Mensen hebben een geweldig talent om hun eigen competenties te overschatten. Dat geldt in de hele geïndustrialiseerde wereld. (Daar is uitvoerig wetenschappelijk onderzoek naar gedaan*). Je kan dat heel duidelijk zien bij mensen als Trump en Wilders, die hun eigen competenties op het gebied van het aanpakken van de grote maatschappelijk problemen tot in het absurde overdrijven, maar in feite geldt het voor iedereen die iets wil bereiken of het al bereikt heeft. Dus ook voor onze politici. En voor onze managers, die hun eigen leiderschapskwaliteiten als regel veel hoger inschatten dan in de praktijk blijkt (ook daar is veel onderzoek naar gedaan, zie Bert Tiggelaar in NRC/Handelsblad van 20 februari j.l.). Het geldt ook voor u en mij. Een goede test is is om eens te kijken hoe oordelend we zijn over andere mensen. Als we negatief oordelen over anderen, stellen we ons in feite op als aan hen superieur. Als ik deze test op mezelf toepas val ik volledig door de mand.