Categoriearchief: Spiritualiteit

Wat niet weet kan wel degelijk deren.

Als we uitgaan help ik mijn vrouw regelmatig in haar jas. Ook houd ik vaak de deur voor haar open. Als regel ben ik degene die afrekent in de horeca, of bij een hotel, alwaar ik het ook ben die incheckt. Dit is allemaal politiek incorrect gedrag, want daaruit zou blijken dat ik me onbewust superieur voel aan vrouwen in het algemeen, en mijn eigen vrouw in het bijzonder.

Naar aanleiding van een essay van Marja Pruis in De Groene Amsterdammer van vorige week*) heb ik me afgevraagd of ook ik leid aan een verborgen vorm van misogynie. Per slot van rekening had ik, op zijn zachtst gezegd, in mijn jonge jaren een moeizame relatie met mijn moeder. Maar dat is later helemaal goed gekomen – en in alle oprechtheid kan ik weinig sporen van haat- of superioriteitsgevoelens ten aanzien van vrouwen in mijn karakter ontdekken.

Hoe dit zij, het valt niet te ontkennen dat het met de positie van vrouwen in de wereld treurig is gesteld. Vele van de narcistische staatshoofden, waar ik in mijn vorige blog aan refereerde, tonen openlijke (Trump, Bolsonaro) of verkapte minachting voor vrouwen. In Brazilië leidt dat er toe dat vrouwen op grote schaal mishandeld worden.**) In India, voor velen in het Westen een voorbeeld van spirituele ontwikkeling, worden vrouwen regelmatig in de openbare ruimte aangevallen, verkracht of zelfs vermoord. Over de duivelse praktijken in oorlogsgebieden spreken we dan nog niet eens. En zo voorts, en zo verder.

Maar hoe staat het er voor in ons eigen, o zo beschaafde land? Hoeveel mannen hebben er moeite mee (of zouden er moeite mee hebben) als hun vrouw meer verdient of een hogere positie heeft in de samenleving? Hoeveel vrouwen durven nog steeds niet zichzelf in volle kracht te manifesteren? En hoeveel vrouwen accepteren dat ze in een gelijkwaardige positie minder betaald krijgen dan mannen – en hoeveel mannen regelen dat zo? En hebben we niet onze eigen seksistische ‘leider’?

Volgens Abraham De Swaan (geciteerd in genoemd essay) zal de eeuwenoude bestaande cultuur van ongelijkheid tussen man en vrouw in onze geesten nog – deels onbewust – zijn sporen nalaten, lang nadat de juridische en economische gelijke rechten van vrouwen realiteit zijn geworden. Food for thought, en aanleiding tot zelfreflectie. Wat niet weet, kan wel degelijk deren.

*) Marja Pruis, Glimlachen verplicht. Groene Amsterdammer, 7 augustus 2019.

**) Marjon van Rooyen, Je bent een vrouw! Heb je het nú begrepen? Groene Amsterdammer, 31 juli 2019

Het onbegrijpelijke mysterie.

Wat is de relatie van ons collectieve bewustzijn met de onzichtbare werelden? Met die vraag beëindigde ik mijn vorige blog. Om op die vraag een antwoord te vinden moeten we ons allereerst realiseren dat ons collectieve bewustzijn zelf deel uit maakt van die werelden. Het bewustzijn manifesteert de fysieke werkelijkheid, maar maakt daar zelf geen deel van uit. Onze vraag wordt dan: wat is de relatie tussen ons collectieve bewustzijn en de overige onzichtbare werelden?

In oktober 2018 heb ik in deze blogs uitvoerige geschreven over de niet zichtbare werelden. Volgens mij is het zo dat die werelden gewoon naast ons bewustzijn kunnen bestaan. Maar misschien is er ook overlap, namelijk als het gaat om de schepping van onze fysieke wereld. Ik heb gesteld dat deze fysieke wereld door ons bewustzijn is geschapen, maar het is waarschijnlijk dat daar een centrale scheppende kracht achter zit, of deel van uitmaakt, die in het Christendom gedefinieerd wordt als God, in de Islam als Allah, in het Jodendom als יהוה, in de gnostiek als de demiurg, in het Taoïsme als Tao, in het Hinduisme als Brahma en en in de Vrijmetselarij als Opperbouwmeester des Heelals.

Sommige mystici hebben verklaard deze scheppende kracht direct of indirect ervaren te hebben. Zelf heb ik de directe ervaring niet, maar wel heb ik een aantal belevenissen gehad die ik als openbaringen van het goddelijke ervaren heb. Je kunt je overigens afvragen of deze kracht, het goddelijke, immanent is aan ons bewustzijn, of daarbovenuit stijgt, transcendent is. In dat laatste geval moeten we onze schepping beschouwen als een co-creatief proces: we scheppen samen met de Eeuwige. Dat laatste geloof ik, samen met bijvoorbeeld iemand als Neale Donald Walsch (Conversations with God). En dat roept dan weer de vraag op wat de Eeuwige motiveerde om onze wereld te scheppen. Het voert te ver om mijn geloof hierover in dit blog uiteen te zetten. Wie wil weten hoe ik daar over denk leze Voor niets gaat de zon op, pagina 94. Maar misschien is het veel interessanter daar voor uzelf op te reflecteren.

Tot slot: stel dat de ziekte waaraan we leiden terminaal is; dat alle leven op aarde ten einde komt en er een levenloze dode planeet, zoals Mars, overblijft. Is die planeet dan nog steeds een schepping van ons bewustzijn? Ik zou zeggen van wel. De consequentie van die gedachte is dat ons bewustzijn ons fysieke bestaan zal overleven. We blijven waarnemen, niet alleen de aarde, maar zelfs de kosmos zoals wij die kennen. Is die dan ook een manifestatie van ons bewustzijn?

Uiteindelijk lopen mijn reflecties over het bewustzijn uit op een voor mij onbegrijpelijk mysterie, en daar sta ik bepaald niet alleen in. En daarom ga ik voorlopig maar weer eens over tot de orde van de dag. Volgende keer over meer tastbare zaken.

Gaia is Maya (?)

Als het inderdaad zo zou zijn dat de werkelijkheid een schepping is van ons collectieve bewustzijn – zie mijn vorige blog – dan rijzen er een paar interessante vragen. Bijvoorbeeld: wat is dat de relatie tussen Gaia en ons bewustzijn? Onder Gaia versta ik dan (met Lovelock en Margulis) het totale systeem Aarde met alles erop en eraan: de atmosfeer, de aardbol, de levenloze en de dode natuur in al zijn facetten, inclusief de mensheid. Evenzo als je dan kan zeggen: Ik ben de Zee, kun je dan ook zeggen: Wij zijn Gaia. In mijn vorige blog stelde ik dat de fysieke werkelijkheid best eens niet meer (maar ook niet minder!) zou kunnen zijn dan een illusie, Maya, zoals ook de Boeddha stelt. Dat zou dan echter betekenen dat Gaia ook een schepping is van het bewustzijn, een manifestatie van onze collectieve geest.

In 2008 beschouwen Jan Paul, Judy en ikzelf de Aarde ook al als één geheel, levend systeem, getuige de metafoor in de titel van ons boek: De Aarde heeft koorts. Maar eigenlijk is dit geen metafoor, maar de bittere waarheid, als je er goed over nadenkt. Gaia is ziek, en dan denk ik niet alleen aan de klimaatcrisis, maar ook aan het grote uitsterven, het instorten van ecosystemen en het geweld en de wreedheid in de wereld. Maar aangezien wij zelf Gaia zijn, kun je ook zeggen: Wij zijn ziek. Ik ben ziek.

Als ik die gedachte goed tot me laat doordringen, dan wordt de ziekte van Gaia direct invoelbaar. Ik kan dan associëren met de keren dat ik zelf ziek was, en met mensen in mijn omgeving die dat zijn of (terminaal) waren. Dan krijg ik ook meteen beelden van genezing, en hoe ik daar zelf toe kan bijdragen. Als deze gedachtengang gemeengoed zou kunnen worden zouden we als mensheid waarschijnlijk veel effectiever met de ziekte van Gaia, van ons allen, kunnen omgaan.

Een vraag waar ik dan wel nog mee blijf zitten is de volgende: stel dat het leven op Aarde door onze ziekte, of door een externe, kosmische ramp ten einde zou lopen, dan blijft er waarschijnlijk nog wel een levenloze planeet over. Zou die dan nog steeds een schepping zijn van ons bewustzijn? Die vraag komt aan de orde in mijn volgende blog (denk er maar vast eens over). Dan ga ik ook in op een andere vraag: wat is de relatie van ons collectieve bewustzijn met de onzichtbare werelden?

Ik ben de zee.

“Ik ben de zee”, zei de golf, en vloeide weg en was de zee.
(Aadt Jonker)

Onze kritiek op het Christendom (zie mijn vorige blog) moet ons de ogen niet doen sluiten voor de waarde die het Christendom ook heeft. We moeten het Christuskind – feitelijk de Christus-geest – niet met het materialistische badwater weggooien. Zoals ik al eerder beschreven heb*) kun je vier typen wereldbeelden onderscheiden. Ik citeer (mezelf):

  1. Wat we kunnen zien en met de vijf zintuigen (zouden) kunnen waarnemen is alles wat er is (materialistisch wereldbeeld).
  2. Achter de zintuiglijke wereld bevindt zich een transcendente of metafysische (buitenzintuiglijke) wereld, die we niet zintuiglijk kunnen waarnemen, maar waarvan we wel glimpen kunnen opvangen.
  3. De transcendente of geestelijke wereld is alles wat er is. De fysieke          waarneembare wereld is er een vervormde afspiegeling van, maar bestaat niet werkelijk, is een illusie, Maya zoals de Buddha zegt.
  4. Het onderscheid tussen zintuiglijke en buitenzintuiglijke wereld kun je wel maken, maar dat onderscheid is een artefact van het verstand. Een werkelijke scheiding bestaat niet, in feite is de wereld één geheel (monisme).

Zelf heb ik lang het tweede wereldbeeld aangehangen, maar het derde had intuïtief voor mij toch ook een zekere bekoring. Het zou dan inhouden dat de werkelijkheid een projectie zou zijn van onze geest. Maar ik wil mijn verstand niet uitschakelen en ik begreep dan twee dingen niet: 1. Hoe kan het dat wij dan toch allemaal overeenkomst kunnen bereiken over wat we waarnemen (zowel in het dagelijks leven als in de wetenschap), en 2. Hoe komt het dat de fysieke werkelijkheid zich voordoet als constant. Als ik twee keer op dezelfde plaats kom zie ik de tweede keer hetzelfde als de eerste keer, hoewel mijn geest in andere toestand kan zijn.

Een antwoord op deze vragen kunnen we vinden in de moderne wetenschap. Zoals de meeste leken wel weten stelt de kwantumfysica ons voor raadselen. Het is nu experimenteel bewezen dat in kwantumfysische experimenten de waarnemer de realiteit bepaalt; dat twee verstrengelde deeltjes die op afstand van elkaar zijn geplaatst elkaar zonder tijdsverloop kunnen beïnvloeden, en dat voor de waarnemer een gevolg aan de oorzaak vooraf kan gaan. Kwantumprocessen blijken bovendien niet beperkt te zijn tot micro-processen onder extreem koude omstandigheden, maar ook plaats te vinden in levende systemen. Zij vormen de tegenkracht tegen de toenemende entropie. Dit alles is niet te bevatten, ook niet voor fysici, die dan ook een aantal hypothesen (theorieën) hebben ontwikkeld die dit zouden ‘verklaren’, de een al onwaarschijnlijker dan de andere. Maar één springt er toch wel bovenuit: het is niet de individuele geest die de realiteit beïnvloed en zelfs schept, maar ons gezamenlijk collectieve bewustzijn. Het bewustzijn zou je dan kunnen vergelijken met een oceaan: bestaande uit ontelbare aparte golven, die echter in hun bestaan en werkzaamheid niet los kunnen worden gezien van het geheel. Deze theorie is aannemelijk gemaakt door Paul van Leeuwen **).

Zo komen dan de ideeën van Plato, Teilhard de Chardin, Jung, Pim van Lommel, het boeddhisme, de moderne wetenschap en een aantal natuurgodsdiensten bij elkaar. Bewustzijn is non-lokaal en het individuele bewustzijn bestaat eigenlijk niet. Er bestaat dan ook geen meervoud van het woord bewustzijn. Het lijkt wel of ik een individuele een golf ben, maar in feite ben ik de zee. In dat non-lokale bewustzijn bestaan de dimensies van tijd en ruimte niet op fysiek niveau, maar zijn een schepping van de geest. Deze visie is een antwoord op mijn bovengenoemde vragen. Het derde wereldbeeld wordt nu wel heel aannemelijk.

Conclusie: Ik besta dankzij u allen. Zonder jullie zou ik er helemaal niet zijn! De Cartesiaans dualiteit – ik denk, dus ik ben – is opgeheven: Wij zijn bewustzijn, dus wij bestaan. Als we allemaal deze identiteit zouden kunnen verinnerlijken, zou dat het ware collectieve eenheidsbewustzijn voortbrengen en dan zou deze wereld er beter voorstaan. Ik nodig u uit de consequenties van dit gezichtspunt eens te doordenken. . .

*) E van Praag, Voor niets gaat de zon op, 2012
**) Paul J. van Leeuwen. ‘Kwantumfysica, informatie en bewustzijn’, 2019

Een te lang blog over een persoonlijke ergernis.

In 2010 verscheen het boek Wij zijn ons brein van Dick Swaab, en dat baarde nogal opzien, onder meer omdat hij het bestaan van een vrije wil ontkende. Deze stelling werd sindsdien herhaaldelijk op logische en wetenschappelijke gronden weerlegd (onder meer door mij zonder het boek overigens gelezen te hebben). Niettemin blijft deze stelling van hem hardnekkig rondzingen. Dus toen ik dezer dagen het boek bij toeval (?) in handen kreeg dacht ik: ik moet het toch eens lezen. En dat heb ik intussen gedaan.

Het was een interessante ervaring. Mijn metafoor voor de hersenen als een ontvangsttoestel van non-lokaal bewustzijn bleek toch wel wat te simpel. Je kunt de hersenen beter vergelijken met een netwerk (bijvoorbeeld een zelflerende computer, of internet), of (Swaabs eigen metafoor) het geallieerde commandocentrum tijdens de tweede wereldoorlog. Maar ook die metaforen laten zien dat de hersenen temidden van alles ook te vergelijken zijn met een ontvangst- en weergavetoestel. Tegelijkertijd is het verbijsterend om te zien wat de hersenen allemaal kunnen zonder interventie van de geest, en ik begrijp goed hoe bestudering daarvan zowel de wetenschapper als de ontwikkelde leek in verwarring kan brengen.

Zolang Swaab zich beperkt tot zijn eigen vakgebied, hersenonderzoek, schrijft hij deskundig, informatief en onderhoudend, en met empathie voor patiënten met hersenletsel of -ziekte. Zo laat hij overtuigend zien dat geslachtelijk identificatie (lhbti) wortelt in de hersenen, en niet, zoals lang gedacht werd, in de opvoeding. Maar zodra hij zich buiten zijn eigen vakgebied begeeft – en dat doet hij herhaaldelijk – gaat hij volledig de mist in. Zo komt hij tot de volgende stellingen:

  • lichaamsbeweging is ongezond
  • de vrije wil bestaat niet
  • het bewustzijn zetelt in, en is beperkt tot, de hersenen
  • er bestaat geen hiernamaals
  • God bestaat ook niet, evenmin als een transcendente wereld
  • het geweten en moreel gedrag zijn uitsluitend biologisch (fysiek) gefundeerd, en worden verder bepaald door socialisatie
  • het volledige geheugen is opgeslagen in de hersenen
  • de evolutietheorie verklaart het scheppingsproces volledig (bij de argumentatie van deze stelling haalt hij de theorie van intelligent design en creationisme door elkaar)
  • synchroniciteit bestaat niet

enzovoorts en zo verder. Ieder weldenkend mens, en zeker iedere weldenkende wetenschapper kan je uitleggen dat je nooit kan bewijzen dat iets niet bestaat, en dat andere stellingen gebaseerd zijn op een onbewezen aanname (axioma). Voorts heeft Swaab op een aantal fundamentele vragen – het ontstaan van het leven, waar komt de stuwende kracht van de evolutie vandaan, de relatie tussen hersenprocessen en beleving – geen antwoord, maar pretendeert dat deze antwoorden uit de bestudering van de hersenen en de evolutie te herleiden zijn. Het is voor mij onbegrijpelijk hoe een intelligent mens als Swaab zo de plank mis kan slaan. Hij beschouwt zijn meningen als feiten, en past daarmee in de trend die we heden ten dage zien op Twitter en bij populistische partijen.

Het voert voor dit blog te ver om al deze stellingen te weerleggen. Ik heb dat eerder gedaan; zie mijn blogs van 8 en 16 juni 2016, 21 december 2017 en 21 juni 2018. Je zou dus zeggen: laat het toch rusten. Ik zou die oude koe dan ook niet meer uit de sloot hebben gehaald, ware het niet dat Swaab, door zijn arrogantie, de stelligheid waarmee hij zijn meningen als absolute waarheden poneert, en het dedain waarmee hij diegenen die een andere mening zijn toegedaan aanspreekt, grote schade aanricht. Gerenommeerde wetenschappers als Cees Dekker, Pim van Lommel, M. Behe, en A. van den Beukel worden als kleine jongens in de hoek gezet. Hun theorieën kun je net zo min objectief bewijzen als het materialisme van Swaab, maar ze gaan daar, voor zover ik kan nagaan, met aanzienlijk minder pretentie en meer prudentie mee om. En natuurlijk maken zij ook wel eens een denkfout. Swaab heeft een scherp oog voor de splinters in hun werk, maar de balken in zijn eigen oog ziet hij niet.

Wat heb ik toch een hekel aan dogmatiek, en aan mensen die hun eigen subjectieve meningen tot heilige waarheden verheffen. Ik vind dat dodelijk voor debat, communicatie en onderling begrip. Misschien heb ik er ook zo’n hekel aan omdat ik er zelf ook niet geheel vrij van ben, maar ik hoop dat dit in de loop van de jaren minder is geworden. Ik heb moeizaam moeten leren dat iedere ‘waarheid’ relatief en persoonlijk is, hooguit een aspect van de grotere Waarheid (als die er is) en altijd moet kunnen worden opgegeven als je je vrijheid van denken wilt behouden. Over dogmatiek in de Christelijke kerk een volgende keer.

Waarin een klein ding groot kan zijn. . . en een groot ding klein.

En niet het snijden doet zo’n pijn,
maar het afgesneden zijn.

(M. Vasalis)

Welke grote dingen in ons leven zijn eigenlijk klein, en welke kleine dingen zijn eigenlijk groot? Met deze vraag eindigde ik mijn vorige blog.

De Buddha zei dat de werkelijkheid een illusie is, Maya. Ik denk niet dat hij daarmee bedoelde dat er niet ‘echte’ dingen in de wereld zijn en gebeuren, maar dat we die, zolang we niet verlicht zijn, nooit rechtstreeks kunnen waarnemen. We kleuren de werkelijkheid in met onze vooropgezette beelden, en daarom is wat we waarnemen illusoir.

Veel dingen die we belangrijk achten in ons leven, grote dingen, zijn in feite klein. Mijn eigen dood bijvoorbeeld zal klein zijn, bijna banaal. De dood komt zo algemeen voor, dat het niets unieks heeft; het betekent niets in het licht van de eeuwigheid. Het is gewoon een incident van de wet dat het bestaan van alle materie, ook de levende materie, eindig is.

Andere dingen die voor vele mensen grote betekenis hebben zijn in feite ook klein. Vernedering bijvoorbeeld, of verraad. Geld (Geld macht nicht glücklich, aber es beruhigt kolossal), status, macht. Het verlies van je huis, je spullen. En misschien zelfs het verlies van geliefden (maar zie de dichtregel van M. Vasalis hierboven).

Wat zijn dan de grote dingen des levens, die vaak door sommige mensen als klein worden gezien? Een paar keer heb ik een openbaring gehad, die mij toegang gaf tot een dieper weten. Ik heb giften in de wereld meegekregen die ik zeer waardeer: veerkracht, moed (in sommige opzichten), het vermogen tot empathie en liefde, helderheid, intuïtieve vermogens, toegang tot mijn diepste geweten. Ik heb mijn bestemming in dit leven gevonden, evenals, tot twee keer toe, mijn levenspartner. Ik heb schoonheid ervaren. Ik ben gezond. Ik heb twee keer een dark night of the soul mogen beleven. Dat zijn voor mij de grote gebeurtenissen in mijn leven. (Het is nog niet eens een uitputtende opsomming)

Ziekte, verdriet, geweld, het collectieve uitsterven (zie mijn blog van 9 mei) – zijn dat grote of kleine gebeurtenissen? Of iets daar tussenin? Daar ben ik nog niet uit.

Ik denk dat het wel goed is om over deze zaken eens te reflecteren. Misschien komt u tot een heel andere conclusie dan ik. Maar in elk geval helpt deze reflectie ons om te relativeren* en wezenlijke prioriteiten te stellen, en niet van de kaart te raken door wat slechts een rimpeling is in de oceaan van het bestaan.

*) Zie Erik van Praag en Jan Paul van Soest: Het leven een spel, 2008

Een zinloze gebeurtenis. . . ?

In maart overleed Huib Winkel, maar dat hoorde ik pas maandag. Wie is Huib Winkel, vraagt u zich misschien af. Huib Winkel was de schipper en gastheer op de Dwaalgast, het schip waarmee hij met gasten over de wateren van Noord-Frankrijk voer. Wij zijn vorig jaar tien dagen met hem meegevaren. Toen we aankwamen kwam hij ons op de kade tegemoet en vergastte ons op een heerlijke lunch aan boord. Dat was typerend voor Huib.

Zijn plotseling overlijden (op 66-jarige leeftijd door een ongeluk in Wijk bij Duurstede, terwijl hij weer op weg was naar zijn geliefde Frankrijk) deed me meer dan ik zou verwachten. Hij was een vrolijke man, in de kracht van zijn leven, zat nog vol plannen, en had nog jarenlang veel mensen een heerlijke tijd kunnen bezorgen. Kortom een zinvol bestaan. Waarom hij, en bijvoorbeeld niet ik, die veel minder ‘impact’ heeft, om dat lelijke woord maar eens te gebruiken.

Deze gebeurtenis deed me denken aan de vraag: wat is nu eigenlijk belangrijk en niet belangrijk in mijn leven? En dat deed me weer denken aan een anekdote van Caroline Myss: Een man zit in ernstige geldnood, en dan komt er iemand aan de deur met een gift. De betrokkene mag kiezen welke gift hij wil hebben: wijsheid of € 100.000. Wat zou u kiezen? En als het niet € 100.000 was maar een miljoen?

Het interessante is dat ik, toen ik zo tegen mijn 44e levensjaar totaal blut was, waarschijnlijk de wijsheid zou hebben gekozen, en nu, nu ik het niet nodig heb, waarschijnlijk het geld! Je zou daar allerlei leuke dingen mee kunnen doen – met name anderen ondersteunen, terwijl ik zo arrogant ben om te denken dat ik al wijs genoeg ben. Hoe dan ook, wat zijn nu de echt belangrijke dingen in mijn en uw leven, en wat is eigenlijk onbelangrijk? Welke grote dingen zijn eigenlijk klein, en welke kleine dingen zijn eigenlijk groot (om opnieuw Caroline Myss te parafraseren)? Daarover een volgende keer.

Ssst. . .

Zaterdag houden we weer twee minuten stilte. Maar in ons hoofd is het dan niet echt stil, want we denken aan de slachtoffers van oorlog en geweld. Maar als je op de Dam staat, of elders in een menigte gedurende die twee minuten, kan de stilte je ineens overvallen. Je denkt dan niet meer aan de slachtoffers, maar het wordt stil in je hoofd.

Je bent niet afhankelijk van zo’n moment van stilte buiten jezelf om die stilte in je hoofd te bereiken. Dat is met enige oefening zelfs vrij gemakkelijk te realiseren. Je begint met aandachtig luisteren, eerst na de geluiden buiten jou, en dan naar de geluiden in je lichaam (ademhaling, misschien wat gerommel in je maag, oorsuizen, en zo meer). Dan stel je je voor dat achter die geluiden de stilte bestaat, en concentreer je je aandacht daarop. Als je geluk hebt kun je die stilte dan, ondanks het doorgaan van de geluiden, direct ervaren. En als dat niet meteen de eerste keer lukt, dan lukt het zeker na een aantal keren oefenen. Dat is in feite de essentie van meditatie. (Terzijde: het kan ook met leegte, door je te concentreren op de leegte achter de fysieke wereld). Uiteindelijk kan je die innerlijke stilte zelfs ervaren in een luidruchtige of drukke omgeving – als je er maar aandacht voor hebt.

Over stilte zijn honderden boeken geschreven die allemaal als strekking hebben hoe belangrijk het is om af en toe stil te staan en stilte te ervaren. Anne en ik lezen momenteel gezamenlijk zo’n boek. Het beveelt aan om in je huis een plek te creëren die speciaal aan stilte is gewijd, en waar je regelmatig naar toe gaat om stilte te ervaren. Hoewel we een ruim huis hebben, bleek het echter in ons geval nog niet zo makkelijk zo’n plek te realiseren. Maar dat hoeft ook niet. Wij mediteren gewoon midden in de huiskamer, en scheppen daar de momenten van stilte.

Of het nu daardoor komt, of doordat ons huis rustig is gelegen, of omdat we op water uitkijken, of omdat we een mooi terras hebben met daarop veel groen en bloemen, of omdat we ons huis ingericht hebben met aandacht voor feng shui, het viel me een dezer dagen op dat er in ons huis een sfeer van stilte hangt, als een soort achtergond van onze dagelijkse activiteiten. Het kan natuurlijk verbeelding zijn, maar zo voelt het niet. Ik denk dat ik me mede daardoor zo geworteld en thuis voel in mijn woning, en die plek zie als een bron van kracht, waardoor ik niet alleen méér van het leven kan genieten, maar ook de onaangename kanten van de buitenwereld beter kan verdragen. Ik gun iedereen die ervaring, en ik denk dat het altijd mogelijk is om als je alleen woont, of in een (relatief) harmonieuze familie die goed met eventuele spanningen kan omgaan, die ervaring te manifesteren. Dat zal je in balans brengen, je effectiever maken en je bent beter bestand tegen tegenslagen.

IJhaven, zonsopgang, uitzicht vanuit onze woning

Send in the clowns.

Denkend aan de dood kan ik niet slapen,
En niet slapend denk ik aan de dood,
J.C.Bloem

HeinVrind
(1913-1942)

Een aangetrouwde oom van mij, Hein Vrind, werd in 1942 als gijzelaar door de Duitsers geëxecuteerd. Hij was in de gelegenheid een afscheidsbrief aan zijn vrouw te schrijven, en daarin schreef hij : “binnenkort zal ik het weten.” Hij vroeg zich af of er een leven na de dood zou zijn, en zo ja, hoe dat er dan uit zou zien. *)

Uiteraard was zijn uitspraak een vergissing. Want als het zo zou zijn dat er na de dood niets zou zijn, dan zou je dat ook niet kunnen weten. Maar het mysterie van een eventueel leven na de dood houdt velen van ons ons wel bezig. Talloze filosofen, geleerden, theologen en spiritueel meesters hebben zich daar al eeuwen lang het hoofd over gebroken. Sommigen menen het antwoord gevonden te hebben, maar aangezien die antwoorden (aanzienlijk) van elkaar verschillen, moeten we toch zeggen dat we het niet weten. Maar het is wel leuk om er eens over te speculeren. Laat ik eens wat mogelijkheden noemen.

  1. Er is niets na de dood. Sterven is dan als in slaap vallen, want in het eerste deel van onze slaap dromen we als regel niet. We hebben allemaal duizenden keren een bijna doodservaring gehad. Doodgaan betekent dan niet alleen het einde van ons lichaam, maar ook van onze geest.
  2. Het kan ook zijn dat ons bewustzijn ons sterven overleeft, maar ons ik-bewustzijn niet. Dat wil dus zeggen dat onze uniciteit en onze individualiteit dan verloren gaan. Zoals de atomen van ons lichaam wel voortleven, maar ons lichaam uit elkaar valt, zo kan het ook zijn dat ons bewustzijn opgaat in een ongedifferentieerde oersoep van bewustzijn, of, zoals Hein Vrind schreef in bovenstaande brief, “dat het wordt opgenomen in de grote levensstroom van heel de natuur.”  Dit is de visie van de advaita vedanta (non-dualisme), een stroming binnen het hindoeïsme. Aadt Jonker heeft hier een mooie metafoor voor bedacht: “Ik ben de zee” zei de golf, en vloeide weg en was de zee.**) Ik kan me overigens weinig voorstellen bij een bewustzijn zonder identiteit (ik-bewustzijn).
  3. Een derde mogelijkheid is dat onze individualiteit, onze ‘ziel’ of ons ik-bewustzijn na het sterven wel voortleeft. Voor deze mogelijkheid vinden we aanwijzingen in het spiritisme en de bijna-dood-ervaringen. Vooral verslagen van hen die dat laatste hebben meegemaakt klinken soms zeer overtuigend, maar blijven voor hen die deze ervaringen niet hadden toch iets van ‘horen zeggen’. Deze mogelijkheid van voortleven roept een nieuwe vraag op: waar gaan we dan heen? Ook daarop zijn talloze antwoorden gegeven: naar een louterings- of overgangs-domein (een bardo), naar een speciaal ‘gebied’ binnen de onzichtbare werelden, naar andere werelden (Urantia boek), het hiernamaals, naar een volgend leven (reïncarnatie), enfin, de mogelijkheden zijn eindeloos.

Kortom, zoals ik al zei, we weten het niet. Er zijn vele mogelijkheden, en misschien is het wel zo dat we onze eigen mogelijkheid kunnen kiezen. We weten niet of de dood kan overwonnen worden, zoals de christelijke leer ons leert. Maar als je niet in een hel gelooft, is geen van de mogelijkheden bedreigend. Het opzien tegen de dood is dus niet nodig, en waarschijnlijk meer een angst voor het onbekende. Sterven doen we allemaal en is dus eigenlijk iets heel gewoons (maar tegelijkertijd een enigma). Ik stel daarom voor om er met lichtheid  en humor over te praten (evenals over dat andere dat zo gewoon is en tegelijkertijd mysterieus: liefde). Overigens geldt dat met name voor de natuurlijke eigen dood. Een vroegtijdige dood, en zeker een dood door geweld is een ander verhaal. En de dood van onze geliefden kan heel hard zijn  – maar daarbij gaat het eigenlijk niet om de dood als zodanig maar om het definitieve afscheid.

Ook kun je opzien tegen wat er aan de dood vooraf kan gaan, zoals een nare ziekte, pijn, aftakeling of het afscheid van je dierbaren. Ook is een biologisch gefundeerde angstreactie op een acute bedreiging (zoals een kruisiging!) heel natuurlijk. Maar afgezien daarvan: Neem het niet zo zwaar. Ernst kan heel goed samengaan met lichtheid. Send in the clowns.***)

Tot zover mijn veel te lange blog in deze stille week, mede ter nagedachtenis aan Barbara Marx Hubbard, futuroloog en inspirerend leermeester (overleden op 10 april j.l.). Vooruitlopend op het komend weekend wens ik u al vast een vrolijk Pasen.

 

*) Deze brief is in mijn bezit. Wie geïnteresseerd is in een kopie, moet me even mailen.

**) Aadt Jonker, Ik ben de zee. . . Gopher Publishers, 2004

***) Dit wonderschone lied uit de musical A little night music, gecomponeerd door Stephen Sondheim, vindt u  op You tube in vele versies.  Die van Judy Dench vind ik de meest ontroerende. 

Het afscheid van de Oude Dame.

Ik heb twee favoriete ijswinkels in de wereld: Garrone in Haarlem, en Berthillon in Parijs. Maar Berthillon ligt op Île St. Louis achter de nu gedeeltelijk verwoeste Notre Dame. Ik weet niet of ik nu nog zo veel zin heb om daar heen te gaan. Parijs is nu überhaupt een minder aantrekkelijke vakantiebestemming geworden. ik besef natuurlijk wel dat je na een paar dagen elders in Parijs weinig van de verwoesting zult merken. Place des Vosgues, Montmartre, zelfs het dichtbijgelegen Saint Germain zullen er bij liggen als vanouds. Ook de Eiffeltoren en de Arc de Triomph, het Louvre, en zo veel meer is nog aanwezig. Maar Île de la Cité ligt toch wel zo centraal dat het moeilijk zal worden de geruïneerde kerk te vermijden als je in Parijs bent.

Ik heb me afgevraagd waarom de brand en gedeeltelijke verwoesting mij en vele anderen zo veel doet – met name ook niet-Fransen. Je zou het kunnen vergelijken met een verwoestende brand in het Paleis op de Dam, of de rotskoepel in Jeruzalem. Maar toch – het is maar materie; het zijn maar stenen. Maar natuurijk niet zomaar stenen. Er is veel emotie in geïnvesteerd – in dit geval niet alleen door de gelovigen, maar ook door allen die er geschiedenis hebben geschreven en de miljoenen toeristen die hebben genoten van haar schoonheid, en vol bewondering tot zich hebben laten doordringen wat creativiteit, vakmanschap en vernuft vermag. En daarbij: het was natuurlijk een iconisch gebouw met een spirituele betekenis. Niet alleen de oude dame, maar mijn geliefde Parijs als geheel is gewond.

Het confronteert me met hoe gehecht ik nog ben aan deze wereld. Ik had later deze week willen schrijven over de dood – een geschikt thema voor de stille week, en misschien doe ik dat alsnog – maar schrijven over deze gebeurtenis ging even voor. We zijn niet alleen gehecht aan onze eigen bezittingen, maar kennelijk ook aan veel in de wereld om ons heen; niet alleen de natuur, maar ook de kunst en architectuur die door de groten onder ons is geschapen. Doodgaan is het ultieme afscheid daarvan (en van de geliefden om ons heen) – daarom is het ook zo pijnlijk. ‘Partir c’est mourir un peu’, maar omgekeerd is ‘mourir’ het absolute ‘partir’.

Ik denk dat daarom dat een verlies als dat van de Notre Dame – zij zal misschien weer worden opgebouwd, maar dat zal decennia in beslag nemen. Velen zullen het resultaat daarvan niet meer beleven, en intussen geconfronteerd worden met de ruïne – ons confronteert met het uiteindelijke verlies, dat we allemaal zullen meemaken. Het zou kunnen zijn dat het ons daarom zo diep beroert. In elk geval geldt dat voor mij.