Alles wat leeft is immers heilig. . . (William Blake)
Het woord ‘immers’ in bovenstaand citaat zette me aan het denken. Hoezo is het leven immers heilig? Is dat een intrinsieke eigenschap van het leven, of slechts een kwalificatie die wij er aan geven? Maar wat betekent ‘heilig’ dan?
We kennen het epitheton ‘heilig’ toe aan bepaalde locaties (bijvoorbeeld Chartres, Mekka, Lourdes, Santiago de Compostela, Glastonbury of de Tempelberg in Jeruzalem), aan de natuur, aan personen (bv. Teresa van Avila of Franciscus van Assisi), aan de ruimte tussen passer en winkelhaak (vrijmetselarij), aan processies en rituelen, aan momenten van innerlijke openbaring of ervaring van het mysterie, aan Gaia, aan speciale dagen, bijvoorbeeld Goede Vrijdag, Hemelvaartsdag of Kerstnacht, enzovoort. Wat betekent ‘heilig dan eigenlijk? Het woordenboek geeft als synoniem ‘verheven’ maar dat voelt voor mij niet helemaal kloppend. Ik denk meer dat we de kwalificatie ‘heilig’ toekennen als we een directe verbinding waarnemen of ervaren met de onzichtbare werelden achter of boven deze zichtbare materiële wereld. Je kunt natuurlijk zeggen dat de hele materiële wereld daarmee in verbinding staat en dat is ook zo maar dat wordt veelal niet direct waargenomen, en we realiseren ons dat in dat geval ook niet. We noemen iets heilig, als we die verbinding wel direct kunnen ervaren als we er voor open staan.*)
Een mooie illustratie hiervan wordt gegeven door Albert Schweitzer:
Aan het einde van de derde dag, juist toen we bij zonsondergang door een, kudde nijlpaarden liepen, lichtte in mijn geest, onvoorzien en ongezocht, de zinsnede ‘Eerbied voor het Leven ‘ op.
Dat is sindsdien voor hem een heilige waarde, en sinds ik hiervan kennis genomen heb is dat ook voor mij zo. Het is met heiligheid net als met schoonheid: het is niet een eigenschap van het waargenomene, maar iets of iemand is heilig in het oog van de aandachtige toeschouwer. Dat roept dan vaak ontzag of verwondering op.
*) Sommige mensen die verslaafd zijn aan werk, geld of sex noemen het obiect van hun obsessie of verslaving heilig. Maar die betekenis laat ik in dit stuk verder buiten beschouwing.





Als dat zo zou zijn geeft dat een verklaring voor het reeds door Ruth Benedict in 1946 geïntroduceerde onderscheid tussen een schuld- en een schaamtecultuur. Het geeft ook een verklaring voor veel gedrag vanuit islamitische kring, variërend van ongewenst gedrag in de schoolklas en op straat (en met name de reacties op terechtwijzingen)*, tot zulke vreselijke dingen als terreur (het leven is immers niet ‘heilig’?). En als het waar is komt de hele theorie van het ‘a priori weten’ op losse schroeven te staan? Wat is waarheid? Ik zou het even niet weten.