Tag archieven: dood

3 = 1

Dit blog maakt deel uit van een serie die op 12 augustus is begonnen

‘Ik ben de zee’, zei de golf, en vloeide weg en was de zee (Aadt Jonker).

In veel spirituele en godsdienstige tradities wordt de oorspong van alles als een triade gezien: een drie-eenheid. Ik noem enkele voorbeelden.

In het Egypte tijdens de periode van de Romeinse overheersing was de triade Osiris (vader-koning)-Isis (moeder)-Horus(zoon) erg populair.
Bij het Hindoeïsme kennen we de triade Brahma, Vishnoe, Shiva. In de meest letterlijke zin genomen is in deze beide voorbeelden niet sprake van een drie-eenheid, omdat sprake is van afzonderlijke goden. Anderzijds kunnen deze goden wel degelijk als een drie-eenheid worden gezien, omdat ze drie functies vervullen die alle aan de oorsprong worden toegeschreven. In het Egyptische voorbeeld is dat respectievelijk heersen, zorgen en incarneren (namelijk in de farao als zonnegod). Bij het Hindoeïsme is dat scheppen (Brahma), onderhouden (Vishnoe) en vernietigen en daardoor zuiveren en ruimte maken voor iets nieuws (Shiva).

Het is wel goed om bij die laatste functie even stil te staan. Zoals we eerder gezien hebben is er in de schepping ook een voortdurend vergaan van het materieel geschapene gaande (2e wet van de thermodynamica). Bij levende materie doet dat verschijnsel zich voor als doodgaan. Ik heb eerder de vraag opgeworpen of bij mensen met de dood ook het bewustzijn sterft. Daarover zijn de geleerden en theologen het nooit eens geworden (en zullen dat waarschijnlijk ook nooit worden). En natuurlijk weet ik dat ook niet, maar ik heb er wel vermoedens over. Ik geloof, na veel studie en op intuïtieve gronden, dat het bij mensen als volgt in elkaar zit. Wat er na de dood gebeurt hangt er van af of er in het leven bewust of onbewust verbinding is gemaakt met de goddelijke inwoning (waarover later meer). Is dat niet het geval dan gaat met de dood ook het bewustzijn verloren; het verdwijnt in het niets. Maar anders zijn er twee mogelijkheden: het bewustzijn overleeft al dan niet gekoppeld aan de identiteit van de gestorvene. Als de identiteit zelf niet overleeft dan vloeit het bewustzijn terug in de oersoep van het ongedifferentieerde bewustzijn (zie als metafoor het citaat hierboven). Maar als de identiteit mede overleeft begint deze aan een post-mortale reis, waarover ik eveneens in volgende blogs nog kom te spreken. Het zou kunnen zijn dat de beslissing om tussen deze twee mogelijkheden te kiezen aan onszelf wordt overgelaten.

Terug naar de drie-eenheid. De ons meest bekende Drie-eenheid is natuurlijk de Christelijke: Vader, Zoon en Heilige Geest. Er zijn vele theologische studies verschenen, en debatten gevoerd, over de afzonderlijk functies van deze drie. Bijvoorbeeld: God de Vader is de schepper, de Zoon is de geïncarneerde God die de kloof tussen mensheid en God de Vader tracht te dichten, en de Heilige Geest werkt binnen in ons. Dit is maar één gezichtspunt. Binnen het Christendom heeft men elkaar te vuur en te zwaard over elkaars opvattingen bestreden. Persoonlijk geloof ik dat dit allemaal niet ter zake doet, want het is volgens mij met de Drie-eenheid net zo gesteld als wat ik in het vorige blog gezegd heb met betrekking tot de eenheid van de oorsprong in het algemeen. Citaat: ‘Dat betekent dat alle elementen [van de oorsprong] zodanig met elkaar samenhangen, dat ze alle met alle andere verbonden zijn en samenwerken.’ En het betekent naar mijn mening ook dat de oorsprong in elk aspect aanwezig is – ja, dat elk aspect kan gelden als pars pro toto. Elk deel kan staan voor het geheel. Dat geldt dus ook voor de Drie-eenheid: de Vader , de Zoon en de Heilige Geest zijn elk de HELE oorsprong. De oorsprong kan tegelijkertijd drie en één zijn.

In mijn volgende blog stel ik een andere eigenschap van de oorsprong aan de orde: Volmaaktheid.

Niets bijzonders – of toch wel?

Vandaag ben ik 80 geworden. Niets bijzonders zou je zeggen; in deze tijd worden er iedere dag duizenden mensen 80 jaar, mondiaal waarschijnlijk vele miljoenen. Maar voor mij is het wel een onwezenlijke gedachte. Ooit had ik het voornemen 74/75 jaar te worden, niet ouder, en dat is dus grandioos mislukt.

Natuurlijk is 80 jaar worden geen concrete, fysieke gebeurtenis. Dat zijn verjaardagen in het algemeen niet; het zijn artefacten, kunstmatige verschijnselen, ontstaan door een symbolische handeling. In sommige culturen worden ze dan ook niet gevierd. Maar in onze cultuur dus wel. Wij hechten er betekenis aan. En voor mij geldt dat in het bijzonder voor deze 80ste verjaardag. Wat roept deze dag dan bij me op?

In de eerste plaats verbijstering. Verbijstering over het feit dat ik nog fysiek en geestelijk gezond rondloop, terwijl er om me heen mensen van mijn leeftijd of soms (veel) jonger ziek worden of zelfs doodgaan. Zo stierf er in mijn loge dezer dagen iemand op de leeftijd van 47 jaar aan een bloedvergiftiging nadat hij genezen leek van kanker. Het leven is verbijsterend, in zijn schoonheid, mysterie, maar ook in zijn willekeur. Wat overigens ook verbijsterend is, bijna onvoorstelbaar, dat er allerlei zaken gepland zijn en ontwikkelingen gaande zijn waarvan ik de voltooiing niet meer zal meemaken. Dat het leven zomaar ineens kan ophouden.

In de tweede plaats roept deze leeftijd vragen op over de dood. Wat is er na dit leven? In de vrijmetselarij speken we over sterven als ingaan in het Eeuwige Oosten. In onze tempel (werkplaats) onderscheiden we windrichtingen; het Westen staat dan voor de profane wereld van alledag, met zijn hectiek, verdeeldheid en verwarring. Het Oosten staat voor de spirituele wereld. Het opschrift op de muur in het Oosten luidt: Des Wetens End. En zo is het. We weten niet waar we naar toe gaan. Blijft onze identiteit als afzonderlijke entiteit voortbestaan, of gaan we op in een ongedifferentieerd bewustzijn? Ik weet het niet.

In de derde plaats maakt deze dag me extra bewust van de gevoelens van dankbaarheid die bij me leven. Dankbaarheid voor het feit dat ik geestelijk en lichamelijk niet lijd aan ernstige kwalen, mijn familie gezond is, dat ik verkeer in aangename materiële omstandigheden en dat de aarde maar blijft geven ondanks het feit dat we haar gruwelijk maltraiteren. Dankbaarheid jegens wie? Dat zou ik ook zou gauw niet weten, maar in elk geval voel ik me hoe dan ook gezegend.

Ik kan nog wel even doorgaan over alle gedachten en gevoelens die door deze artificiële gebeurtenis bij mij geactualiseerd worden, maar dan wordt dit blog veel te lang. Bovendien zijn die gedachten en gevoelens niet voorbehouden aan deze leeftijd – meer of minder bewust zijn ze allemaal al eerder voorbijgekomen en ook bij u wel bekend. Daarom laat ik het hier maar bij. En zal ik deze dag aandachtig en in blijmoedigheid doorbrengen.

Send in the clowns.

Denkend aan de dood kan ik niet slapen,
En niet slapend denk ik aan de dood,
J.C.Bloem

HeinVrind
(1913-1942)

Een aangetrouwde oom van mij, Hein Vrind, werd in 1942 als gijzelaar door de Duitsers geëxecuteerd. Hij was in de gelegenheid een afscheidsbrief aan zijn vrouw te schrijven, en daarin schreef hij : “binnenkort zal ik het weten.” Hij vroeg zich af of er een leven na de dood zou zijn, en zo ja, hoe dat er dan uit zou zien. *)

Uiteraard was zijn uitspraak een vergissing. Want als het zo zou zijn dat er na de dood niets zou zijn, dan zou je dat ook niet kunnen weten. Maar het mysterie van een eventueel leven na de dood houdt velen van ons ons wel bezig. Talloze filosofen, geleerden, theologen en spiritueel meesters hebben zich daar al eeuwen lang het hoofd over gebroken. Sommigen menen het antwoord gevonden te hebben, maar aangezien die antwoorden (aanzienlijk) van elkaar verschillen, moeten we toch zeggen dat we het niet weten. Maar het is wel leuk om er eens over te speculeren. Laat ik eens wat mogelijkheden noemen.

  1. Er is niets na de dood. Sterven is dan als in slaap vallen, want in het eerste deel van onze slaap dromen we als regel niet. We hebben allemaal duizenden keren een bijna doodservaring gehad. Doodgaan betekent dan niet alleen het einde van ons lichaam, maar ook van onze geest.
  2. Het kan ook zijn dat ons bewustzijn ons sterven overleeft, maar ons ik-bewustzijn niet. Dat wil dus zeggen dat onze uniciteit en onze individualiteit dan verloren gaan. Zoals de atomen van ons lichaam wel voortleven, maar ons lichaam uit elkaar valt, zo kan het ook zijn dat ons bewustzijn opgaat in een ongedifferentieerde oersoep van bewustzijn, of, zoals Hein Vrind schreef in bovenstaande brief, “dat het wordt opgenomen in de grote levensstroom van heel de natuur.”  Dit is de visie van de advaita vedanta (non-dualisme), een stroming binnen het hindoeïsme. Aadt Jonker heeft hier een mooie metafoor voor bedacht: “Ik ben de zee” zei de golf, en vloeide weg en was de zee.**) Ik kan me overigens weinig voorstellen bij een bewustzijn zonder identiteit (ik-bewustzijn).
  3. Een derde mogelijkheid is dat onze individualiteit, onze ‘ziel’ of ons ik-bewustzijn na het sterven wel voortleeft. Voor deze mogelijkheid vinden we aanwijzingen in het spiritisme en de bijna-dood-ervaringen. Vooral verslagen van hen die dat laatste hebben meegemaakt klinken soms zeer overtuigend, maar blijven voor hen die deze ervaringen niet hadden toch iets van ‘horen zeggen’. Deze mogelijkheid van voortleven roept een nieuwe vraag op: waar gaan we dan heen? Ook daarop zijn talloze antwoorden gegeven: naar een louterings- of overgangs-domein (een bardo), naar een speciaal ‘gebied’ binnen de onzichtbare werelden, naar andere werelden (Urantia boek), het hiernamaals, naar een volgend leven (reïncarnatie), enfin, de mogelijkheden zijn eindeloos.

Kortom, zoals ik al zei, we weten het niet. Er zijn vele mogelijkheden, en misschien is het wel zo dat we onze eigen mogelijkheid kunnen kiezen. We weten niet of de dood kan overwonnen worden, zoals de christelijke leer ons leert. Maar als je niet in een hel gelooft, is geen van de mogelijkheden bedreigend. Het opzien tegen de dood is dus niet nodig, en waarschijnlijk meer een angst voor het onbekende. Sterven doen we allemaal en is dus eigenlijk iets heel gewoons (maar tegelijkertijd een enigma). Ik stel daarom voor om er met lichtheid  en humor over te praten (evenals over dat andere dat zo gewoon is en tegelijkertijd mysterieus: liefde). Overigens geldt dat met name voor de natuurlijke eigen dood. Een vroegtijdige dood, en zeker een dood door geweld is een ander verhaal. En de dood van onze geliefden kan heel hard zijn  – maar daarbij gaat het eigenlijk niet om de dood als zodanig maar om het definitieve afscheid.

Ook kun je opzien tegen wat er aan de dood vooraf kan gaan, zoals een nare ziekte, pijn, aftakeling of het afscheid van je dierbaren. Ook is een biologisch gefundeerde angstreactie op een acute bedreiging (zoals een kruisiging!) heel natuurlijk. Maar afgezien daarvan: Neem het niet zo zwaar. Ernst kan heel goed samengaan met lichtheid. Send in the clowns.***)

Tot zover mijn veel te lange blog in deze stille week, mede ter nagedachtenis aan Barbara Marx Hubbard, futuroloog en inspirerend leermeester (overleden op 10 april j.l.). Vooruitlopend op het komend weekend wens ik u al vast een vrolijk Pasen.

 

*) Deze brief is in mijn bezit. Wie geïnteresseerd is in een kopie, moet me even mailen.

**) Aadt Jonker, Ik ben de zee. . . Gopher Publishers, 2004

***) Dit wonderschone lied uit de musical A little night music, gecomponeerd door Stephen Sondheim, vindt u  op You tube in vele versies.  Die van Judy Dench vind ik de meest ontroerende. 

Het afscheid van de Oude Dame.

Ik heb twee favoriete ijswinkels in de wereld: Garrone in Haarlem, en Berthillon in Parijs. Maar Berthillon ligt op Île St. Louis achter de nu gedeeltelijk verwoeste Notre Dame. Ik weet niet of ik nu nog zo veel zin heb om daar heen te gaan. Parijs is nu überhaupt een minder aantrekkelijke vakantiebestemming geworden. ik besef natuurlijk wel dat je na een paar dagen elders in Parijs weinig van de verwoesting zult merken. Place des Vosgues, Montmartre, zelfs het dichtbijgelegen Saint Germain zullen er bij liggen als vanouds. Ook de Eiffeltoren en de Arc de Triomph, het Louvre, en zo veel meer is nog aanwezig. Maar Île de la Cité ligt toch wel zo centraal dat het moeilijk zal worden de geruïneerde kerk te vermijden als je in Parijs bent.

Ik heb me afgevraagd waarom de brand en gedeeltelijke verwoesting mij en vele anderen zo veel doet – met name ook niet-Fransen. Je zou het kunnen vergelijken met een verwoestende brand in het Paleis op de Dam, of de rotskoepel in Jeruzalem. Maar toch – het is maar materie; het zijn maar stenen. Maar natuurijk niet zomaar stenen. Er is veel emotie in geïnvesteerd – in dit geval niet alleen door de gelovigen, maar ook door allen die er geschiedenis hebben geschreven en de miljoenen toeristen die hebben genoten van haar schoonheid, en vol bewondering tot zich hebben laten doordringen wat creativiteit, vakmanschap en vernuft vermag. En daarbij: het was natuurlijk een iconisch gebouw met een spirituele betekenis. Niet alleen de oude dame, maar mijn geliefde Parijs als geheel is gewond.

Het confronteert me met hoe gehecht ik nog ben aan deze wereld. Ik had later deze week willen schrijven over de dood – een geschikt thema voor de stille week, en misschien doe ik dat alsnog – maar schrijven over deze gebeurtenis ging even voor. We zijn niet alleen gehecht aan onze eigen bezittingen, maar kennelijk ook aan veel in de wereld om ons heen; niet alleen de natuur, maar ook de kunst en architectuur die door de groten onder ons is geschapen. Doodgaan is het ultieme afscheid daarvan (en van de geliefden om ons heen) – daarom is het ook zo pijnlijk. ‘Partir c’est mourir un peu’, maar omgekeerd is ‘mourir’ het absolute ‘partir’.

Ik denk dat daarom dat een verlies als dat van de Notre Dame – zij zal misschien weer worden opgebouwd, maar dat zal decennia in beslag nemen. Velen zullen het resultaat daarvan niet meer beleven, en intussen geconfronteerd worden met de ruïne – ons confronteert met het uiteindelijke verlies, dat we allemaal zullen meemaken. Het zou kunnen zijn dat het ons daarom zo diep beroert. In elk geval geldt dat voor mij.