In mijn vorige blog stelde ik, in aansluiting op Rutger Bregman, dat een van de belangrijkste redenen waarom autocratisch en reactionair rechts zo’n succes heeft is, dat (gematigd) links geen antwoord heeft. Nu is het ook razend moeilijk om zo’n antwoord te bedenken. Economische groei is immers niet meer mogelijk zonder ons leefmilieu verder te verwoesten. Duurzame groei is een ‘contradictio in terminis’. Duurzame investeringen zijn absoluut nodig, maar die moeten dan ten koste gaan van de traditionele investeringen, voor zover die direct of indirect gebruik maken van fossiele energie. Theoretisch is dat wel mogelijk, maar daar zijn we voorlopig nog lang niet. Bovendien, als de groei stopt gaat dat in eerste instantie ten koste van de werkgelegenheid, en welke politicus wil dat voor zijn of haar rekening nemen?
Je kunt dit dilemma goed zien aan de verkiezingsprogramma’s van de zeven politieke partijen met de hoogste scores in de peilingen. De Volkskrant heeft daar op 29 november een analyse over gepubliceerd: https://www.fluxenergie.nl/geen-enkel-verkiezingsprogramma-halen-we-doel-klimaatakkoord/. Slechts drie partijen adresseren het klimaatprobleem serieus: Partij van de Arbeid, Groen Links en D66. De SP scoort op dit punt matig, de VVD en het CDA ronduit slecht en de PVV zeer slecht. Maar ook de programma’s van de drie partijen die goed scoren zijn onvoldoende om de doelen van het klimaatakkoord van Parijs te halen, laat staan de meer ambitieuze doelstelling om de opwarming tot 1,5 % te beperken.
Het is nooit mogelijk een probleem wezenlijk op te lossen zonder het eerst scherp te omschrijven. Bovendien is een oplossing nooit mogelijk met dezelfde methoden en dezelfde denktrant waarmee het probleem is gecreëerd. Samenvattend: duurzame groei is niet meer mogelijk; mede daardoor (en ook door de voortschrijdende automatisering) ontstaat structurele werkloosheid; het klimaatvraagstuk moet echt worden aangepakt (en dan laat ik de migratieproblemen en de veiligheidsproblemen gemakshalve nog maar even buiten beschouwing). Een politicus die dit naar voren brengt wordt beschuldigd van doemdenken en pleegt politieke zelfmoord.
Er zijn wel maatregelen denkbaar die de problemen op de langere termijn weliswaar niet helemaal kunnen oplossen, maar misschien wel hanteerbaar kunnen maken. Ik kan de volgende maatregelen bedenken: een radicaal andere belastingheffing: een milieubelasting die de inkomensbelasting grotendeels vervangt (de vervuiler betaalt echt, en CO2 is een afvalproduct en moet veel hoger beprijsd worden), verdere arbeidsverdeling (op den duur een 30- of 20-urige werkweek waar mogelijk), misschien een basisloon – je weet het niet. En er zijn vast wel veel meer maatregelen te bedenken, maar daarvoor zul je dus eerst het probleem moeten onderkennen en benoemen.
Maar bovenal zullen we soberder moeten gaan leven. Ik zou dus pleiten voor economische krimp, en dat heeft ongetwijfeld onaangename consequenties voor ons consumptieniveau. Daar kan natuurlijk geen politicus mee aankomen. Hoewel. . . er is een precedent. Toen Engeland bedreigd werd door Duitsland in 1939 stond er een leider op wiens toespraken een inspiratie waren voor het Britse volk. Zijn beroemde uitspraak “I have nothing to offer but blood, toil, tears and sweat” (“Ik heb niets anders te bieden dan bloed, hard werk, tranen en zweet”) (13 mei 1940) was in zijn eerste toespraak als premier.
Natuurlijk was de situatie toen anders. De bedreiging was onmiddellijk en direct. Maar het gevaar waarin we nu verkeren is op lange termijn misschien nog wel groter. Misschien kan een goed leiderschapsteam (vrouw en man) vandaag of morgen een bezielende toespraak houden waarin èn het probleem èn een wenkend perspectief kan worden geschetst. Maar dat zijn dan misschien geen politici, maar de leiders van een brede massabeweging die een alternatief wil bieden voor het populisme.

Bregman eindigt zijn stuk als volgt: “Als ik jullie, en mijn leeftijdsgenoten *) in het bijzonder, iets op het hart mag drukken, dan is het dit: word wakker. Het is tijd om het comfortabele midden, waar je een beetje neer mag kijken op Henk en Ingrid en alleen wat filmpjes van Unicef hoeft te liken, vaarwel te zeggen. Het is tijd om ons weer echt te engageren, om veel en veel politieker te worden.” I couldn’t agree more.
En tenslotte, als een vrouwelijke en een mannelijke leider er in slagen op deze manier met elkaar te kunnen communiceren, dat zullen ze dat ook naar anderen toe ontwikkelen. Dan zijn ze een voorbeeld voor hun omgeving, die deze manier van communiceren van hen zal kunnen overnemen. En als dat zou spreiden in de samenleving vindt er werkelijk een culturele quantumspong plaats, en kunnen we versneld de (post-)moderne cultuur integreren in een nieuwe tijd.
vrouw en een man – maar kan tot een kleine groep worden uitgebreid, waarbij het zaak is dat de verhouding vrouwen/mannen ongeveer 50/50 is.
n het modernisme omstreeks 1890 wordt gedateerd. Het begin van de post-moderne cultuur en het post-modernisme valt wel samen: omstreeks 1950; het jaart
Eerst de technische kant. Clinton staat in de peilingen maar 3 % voor op Trump – en in het Amerikaans systeem betekent dat niets. Het hangt er maar van af welke staten je wint. Stel dat Trump (bijna) alle zogenaamde ‘swing states’ wint (zoals Bush in 2004, zie kaartje hiernaast), plus bijvoorbeeld Florida (of Michigan of Colorado en Wisconsin samen), dan heeft hij gewonnen.
Zou het leiderschap dat we nodig hebben uit Europa of zelfs Nederland kunnen komen?
Afgezien van de weerzinwekkende toon waarop het debat werd gevoerd, werden de campagnes  gekenmerkt door doemscenario’s, zowel bij de voorstanders van blijven als bij de voorstanders van Brexit.  Wat ik heb gemist is een visie, een wenkend perspectief op een toekomst die het waard is om voor te gaan. Aan de blijven-kant was het enige argument economische groei* en meer van hetzelfde neo- liberale, hardvochtige en uit de hand gelopen kapitalisme en globalisme, en aan de Brexit kant een nostalgisch terugverlangen naar het oude ‘Britannia, rule the waves’ (een lied uit 1740!), waarbij men tegelijkertijd een knus en raszuiver eigen volk zou beschermen door vreemdelingen te weren (De Engelsen hebben een lange traditie van discriminatie, tegenover Indiërs en Joden bijvoorbeeld, al liep het nooit zo uit de hand als bijvoorbeeld in Polen en Duitsland). Zou je deze weinig aantrekkelijke alternatieven met enige moeite nog als positief kunnen kenschetsen, in de campagnes lag de nadruk op de rampen die Engeland zouden treffen als de andere kamp zijn zin zou krijgen.
Ik associeer zachtmoedigheid met openheid: open staan voor de ander (iedere ander!), voor leed en schoonheid. En met flexibiliteit: ik zie niet hoe je tegelijkertijd zachtmoedig en onbuigzaam kan zijn. En ook met moed: de moed om zacht en kwetsbaar te zijn in een harde wereld. Ik vind het een eigenschap die enigszins vrouwelijk aandoet, meer yin dan yang. Niet dat een zachtmoedige leider niet ook manmoedig kan zijn: doortastend, zijn nek uitstekend. Sterker nog – dat moet hij/zij op zijn tijd wel zijn, wil zij/hij effectief zijn. Maar daarachter schuilt altijd een zekere mildheid. De eigenschappen zachtmoedigheid en manmoedigheid komen natuurlijk zowel bij mannen als vrouwen voor en zijn beide een voorwaarde voor effectief, creatief en constructief leiderschap.

