Categoriearchief: Mens en samenleving

‘ t Sal waerachtigh wel gaen’

“It was the best of times, it was the worst of times, it was the age of wisdom, it was the age of foolishness, it was the epoch of belief, it was the epoch of incredulity, it was the season of Light, it was the season of Darkness, it was the spring of hope, it was the winter of despair, we had everything before us, we had nothing before us, we were all going direct to Heaven, we were all going direct the other way.”
Uit: ‘A tale of two cities’ door Charles Dickens.

De landbouwrevolutie, de industriële revolutie, de digitale revolutie (‘nuclear age’, doorgeschoten kapitalisme, internet, globalisering, en nu de pandemie); daar zitten we nu middenin. Dat schept ruimte voor de pardigmaverschuiving waar ik het de vorige keer over had. Ook daar zitten we al middenin. Tot nu toe was de overheersende trend van die paradigma wisseling het voorop stellen van het naakte eigenbelang , dat weer leidde tot een extreem individualisme en meer polarisatie, resulterend in het uitsluiten van groepen, weinig aandacht voor de ellende elders op de wereld (armoede, honger, vluchtelingencrisis) als we daar persoonlijk geen last van hebben, fundamentalisme, extremisme, haatmail en eng-nationalisme.

Ik zei: dat was de overheersende trend, maar er was ook een onderstroom: een verlangen naar een meer humanere wereld, zich tonend in onbaatzuchtigheid, solidariteit en bevlogen idealisme. Door de Corona crisis wordt die onderstroom meer zichtbaar, met name bij diegenen die voorheen onder de radar bleven.

Welke trend overheersend zal zijn als de pandemie is uitgewoed of succesvol kan worden bestreden door vaccins, over anderhalf jaar of zo, laat zich moeilijk voorspellen. Er verschijnen allerlei publicaties over (on)waarschijnlijke en meer of minder realistische of utopische toekomstbeelden, maar de waarheid is: we weten het niet. Gaan we naar een maatschappij met meer overheidscontrole, of meer eigen verantwoordelijkheid? Naar een maatschappij met een extreem gezondheidsfetisjisme, of een maatschappij waarin we de dood accepteren als datgene wat het leven de moeite waard maakt?

Wij zijn hier volgens mij op de wereld om ons eigen unieke zelf tot uitdrukking te brengen. De angst voor de dood zou wel eens behalve met de angst voor het onbekende te maken kunnen hebben met de angst dat we in dit leven niet van bebetekenis zijn geweest.*) Dus zou ik zeggen: laten we, als we daar niet al lang mee begonnen zijn, doen wat we te doen hebben, geven wat we te geven hebben en leren wat we te leren hebben en daarmee doorgaan als er straks weer maatschappelijke actie van ons gevraagd wordt. Dan ‘sal ’t waerachtigh wel gaen’ (Cornelis Tromp).

*) Dit idee werd dezer dagen nog weer eens benadrukt door Marc Gafni: https://www.youtube.com/watch?v=sCBhSnRel4A

Een ‘Great Turning’? – III

Twee keer heeft er in het afgelopen millennium een fundamentele paradigmaverschuiving plaats gevonden: een andere manier van kijken naar de wereld om ons heen. De eerste keer toen het tot ons doordrong, dat de aarde niet plat was, en niet het centrum van de kosmos was, maar een klein bolletje ergens in een onmetelijk universum. En de tweede keer toen we ons realiseerden, dat de mensheid in staat was zichzelf te vernietigen – dat was na de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki.

Zal er na deze Corona crisis een derde paradigmawisseling plaats vinden? Twee weken geleden zei ik dat de Great Turning bestaat uit drie elementen, waarvan een collectieve bewustzijnsverandering het derde, en volgens mij het meest essentiële, aspect is. Wat houdt die bewustzijnsverandering in?

  1. Weten dat de aarde met alles erop en eraan een levend organisme is (Gaia), en dat wij daar als ‘celletjes’ een onlosmakelijk deel van uitmaken.
  2. Weten dat er achter de zintuiglijk waarneembare wereld een onzichtbare wereld bestaat, en dat we daar contact mee kunnen maken.
  3. Weten dat we in onze kern allemaal gelijk zijn, en dat deze kern, ons ‘ware zelf, onaantastbaar is.

Deze elementen van bewustzijnsverandering zijn samen te vatten met de begrippen ‘eenheidsbewustzijn’ en ‘overgave aan dat wat groter is dan wij’. Maar dat ontstaat alleen als het ‘weten’ in bovenstaande opsomming niet slechts een verstandelijk weten is, maar een overtuiging, die gegrond is in ervaring(en). Het mooiste is het als die ervaringen gepaard gaan met ‘het licht zien’ (zoals bij Verlichting en in vele BDE’s), maar dat is niet voor iedereen weggelegd. In dat geval volstaat een ontroerende beleving van schoonheid of een allesomvattende liefde, het ervaren van ontzag voor het mysterie van het zijn, een openbaring. Soms kan juist een ‘negatieve’ ervaring die verdieping van het bewustzijn veroorzaken: een schokkende of heel verdrietige gebeurtenis. Als we een dergelijke ervaring doorgemaakt hebben, kunnen we verbinding voelen: met Gaia, met de ‘onzichtbare werelden’, en uiteindelijk met de bron van alles en de universele wet waarmee dit universum bestuurd wordt en die zich in ons diepste zelf openbaart. Daaruit vloeien weer kernwaarden voort: eerbied voor de ‘heiligheid’ van het leven, onbaatzuchtigheid en een open geest.

Ik vermoed (intuïtief) dat we pas kunnen spreken van een nieuw paradigma of een Great Turning als 40 % van de bevolking deze bewustzijnstransformatie heeft doorgemaakt. Zal deze pandemie daar toe leiden? Ik weet het niet. Gunstig is wel dat de gevolgen van deze crisis nog heel lang zichtbaar en voelbaar zullen zijn. Men verwacht dat pas eind oktober de pandemie tot staan is gebracht (althans in Nederland). Maar dan is het virus nog niet uit de samenleving verdwenen, en is er nog geen algemene groepsimmuniteit. Ik zie dus niet hoe er dan massale bijeenkomsten kunnen plaats vinden zoals concerten, theatervoorstellingen, voetbalwedstrijden in volle stadions, evenementen, enz., zonder het risico te lopen op een nieuwe uitbraak. Dat zal pas veilig zijn, als er een werkend vaccin of veilig medicijn gevonden zal worden. En dat verwacht men pas medio 2021. En daarna zullen de economische repercussies nog jaren voortduren. In het slechtste scenario van het CPB – dat mij het meest waarschijnlijk lijkt – zal de economie in 2020 en 2021 inkrimpen met totaal 10 %. Goed voor de CO2- en stikstof uitstoot – maar op den duur helaas niet voldoende. Wel houden al deze repercussies ons bij de les en vergroten zo de kans dat er daadwerkelijk een Great Turning gaat plaats vinden. Ik verwacht het niet op korte termijn, maar op de wat langere duur, als ook de dreiging van de klimaatcrisis (en wellicht een volgende pandemie) dichterbij komt? Wie weet – wie weet overleven we toch nog in een humanere en rechtvaardiger maatschappij. Ik zal het waarschijnlijk niet meer meemaken.

Ik ben bang dat u lijdt aan een paradigmaverschuiving

Een ‘Great Turning?’ – II

In mijn vorige blog schreef ik dat een fundamentele verandering na de Corona crisis alleen plaats zal vinden als het de vorm aanneemt van de ‘Great Turning’. Anders zullen de veranderingen oppervlakkig blijven: wat nieuwe maatregelen, misschien wat nieuwe gewoonten, maar verder ‘business as usual’. Wij mensen vergeten snel de lessen die uit crises zouden kunnen worden getrokken.

Ik heb in mijn vorige blog drie aspecten genoemd van de Great Turning, en beloofd dat ik dat in een volgend blog zou uitwerken. Maar alvorens dat te doen een opmerking vooraf.

In diverse stukken heb ik gelezen dat de Corona-Crisis wordt gezien als iets dat ons overkomt, zoals een natuurramp. Maar zo is het niet. Wij veroorzaken als collectief deze crisis zelf. In de eerste plaats door lokaal gedrag: stropen, eetgewoonten, bijgeloof over de geneeskracht van organen van dieren (inclusief bevordering van de libido). In de tweede plaats doordat we ons niet goed hebben voorbereid op deze crisis. Sars, Mers, en de vogelgriep (als dat virus zou muteren zodat besmettingen ook kunnen plaats vinden van mens tot mens zou de uitwerking veel dodelijker zijn dan nu Sars-Cov-2) gaven waarschuwingen, maar die werden in de wind geslagen. Virologen hebben al jaren een pandemie voorspeld. We hebben wel voorzieningen tegen overstromingen (ondanks het feit dat er sinds 1953 geen ernstige overstroming meer plaats vondt) en een defensieapparaat (hoewel we al decennia niet in oorlog zijn – nou ja, behalve natuurlijk de cyber-oorlog en assistentie bij conflicten elders), maar noodvoorraden van medicijnen en hulpmiddelen voor de zorg hebben we niet – laat staan extra ic-plekken (Duitsland heeft er 34 ic’s op 100.000 inwoners, wij 7). Toenemende particuliere consumptie krijgt al te vaak voorrang boven collectieve voorzieningen. En ten derde: dit virus kon zich zo snel verspreiden door het globale economische systeem dat we hebben gecreëerd. De natuur mag er dan een aandeel hebben, maar deze crisis, hoewel een zoönose, is voornamelijk ‘men-made’.

Een andere mentaliteit, een paradigmawisseling, is een belangrijk onderdeel van de Great Turning. Maar voor alles zullen we ons bewust moeten worden van de uitgangssituatie, en onszelf daarover geen sprookjes vertellen. Anders is een Great Turning niet mogelijk. Vandaar deze uitvoerige beschouwing vooraf. Maar nu heb ik geen ruimte mee om op de Great Turning zelf in te gaan – dat moet dus wachten tot de volgende week.

Onbarmhartigheid.

De grote wereldgodsdiensten hebben vaak grote leraren of wereldleiders voortgebracht. Ik noem Gandhi, bisschop Desmond Tutu, de Dalai Lama. Verder zijn er onder de gelovigen natuurlijk miljoenen, wellicht miljarden mensen van goede wil. De belangrijkste waarden in het Christendom zijn barmhartigheid, rechtvaardigheid en compassie, en dat verschilt niet veel van de centrale waarden in de andere godsdiensten. En ook kunnen godsdienstige rituelen en gebed een heilzame invloed uitoefenen op onze spirituele ontwikkeling. Dit alles valt in te brengen tegen de kritiek op de wereldgodsdiensten die ik in mijn blog twee weken geleden naar voren bracht.

En toch. . . Hoe is het dan te verklaren dat, hoewel in Europa de Christelijke volkspartijen nog steeds domineren, zo’n hardvochtig asielbeleid wordt uitgevoerd? En dat we nog steeds maar doorgaan de bevolkingen in de ontwikkelingslanden uit te buiten? En dat er, met name in de lidstaten, zo onzorgvuldig met de natuur wordt omgegaan? En dat daar geen massaal protest tegen komt vanuit de bevolking? Dat is in vele andere landen waar een godsdienst domineert vaak niet anders. In Nederland hebben de partijen die daar wel meer werk van maken nauwelijks invloed op het beleid.

Terzijde: tijdens de kabinetsformatie van 2017 haakte GroenLinks af vanwege het asielbeleid. Dat wordt ze met name door het CDA en D66 tot op de huidige dag nagedragen. Ze zouden geen verantwoordelijkheid willen nemen voor het regeringsbeleid. Kennelijk impliceert voor het CDA en D66 (en later de CU) het nemen van verantwoordelijkheid het verloochenen van je principes en het sluiten van je hart.

Natuurlijk kun je dit povere natuur- en asielbeleid niet alleen afschuiven op de godsdienst. Het is ingebed in onze post-moderne cultuur – in de moderniteit was het trouwens niet veel beter. Maar een krachtig tegengeluid vormt de godsdienst in elk geval niet. Daarbij komt dat de krachtige structuren van Kerk en dogmatiek een beperkende invloed hebben op het denken van de (ex-) gelovigen, die zich daarvan vaak nauwelijks bewust zijn. Dat kan, minstens ten dele, het uitblijven van protest verklaren.

Alleen nog 2e hands verkrijgbaar

Tot zover mijn vertoog over godsdienst. Zonder geloof, in enigerlei vorm, vaart niemand wel, maar geloof is nog geen godsdienst. Het zou mooi zijn als de kerk zich zou beperken tot het faciliteren van bijeenkomsten waarin verbinding (religie), gebed en rituelen centraal staan, en zich niet zou verliezen in leerstelligheid en eigendunk.

Volgende week een gastcolumn: een reactie op onze collectieve onbarmhartigheid.

Identiteit – slot.

Visie of onrealistische utopie?

Waaraan kan een groep, bijvoorbeeld een natie, zijn identiteit ontlenen (en zo innerlijke verdeeldheid vermijden), anders dan aan ingroup-outgroep attitudes, een sterke man, of een doelstelling die in feite het vermijden van ongewenste situaties (oorlog, watersnood, een klimaatramp) inhoudt? In vorige blogs hebben we gezien dat die niet werken.

Misschien zijn er enkele waarden te vinden die iedereen van nature onderschrijft, en zou een groepsidentiteit ontleend kunnen worden aan een inspirerende slogan die deze waarden bevat. Daarbij denk ik aan waarden als veiligheid, vrijheid en eerbied voor het leven. De geschiedenis leert ons echter dat die waarden niet door iedereen worden gedeeld behalve misschien de waarde ‘veiligheid’, die echter ook een negatieve connotatie heeft: gevaar! Of ze worden zodanig geïnterpreteerd dat de essentie ervan weer verloren gaat en juist verdeeldheid scheppen (denk bijvoorbeeld aan de waarde ‘vrijheid’ na de Franse revolutie, of in de wereld van Trump).

Zij die me kennen en door de jaren heen enigszins gevolgd hebben weten dat ik me zelf, zo goed en zo kwaad als dat ging, heb laten leiden door het volgende devies: We willen streven naar het hoogste, graven naar het diepste en de wereld omspannen met vriendschap. Dit lijkt een simpele uitspraak, maar blijkt, als je er over nadenkt, een grote diepte en inspirerende kracht te hebben. Ik denk dat een dergelijk motto elke groep en ook de samenleving als geheel zou kunnen verbinden. Deze lijfspreuk moet dan wel innerlijk doorleefd worden door diegenen die leiding geven aan die samenleving, en dat vraagt van die leidinggevenden een grote mate van zelfinzicht. Als een dergelijke devies leidend zou kunnen worden voor ons land, dan zou het in de grondwet moeten worden opgenomen. Tevens zou er dan een orgaan moeten worden opgericht dat als taak zou hebben: een voortdurend proces van studie over hoe die uitspraak in de praktijk gerealiseerd zou kunnen worden. Zoiets als de wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid (de WRR): een principiële raad voor het regeringsbeleid (de PRR). Dat zou een soort burgerforum moeten zijn, waarin naast deskundigen ook vertegenwoordigers van ‘gewone’ oudere en jongere burgers zitting zouden moeten hebben. En de uitspraak (zoals de hele grondwet) zou moeten worden opgenomen en besproken in het curriculum maatschappijleer in het onderwijs.

Daarnaast zouden het beleid en de uit te voeren wetten getoetst moeten worden op hun consistentie met het motto door een speciale afdeling van de Raad van State, zoals dat nu al gebeurt met wetten, die getoetst worden op uitvoerbaarheid en juridische consistentie. Als dit allemaal zou gebeuren, dan zou dat zeker bijdragen tot de groepsidentiteit van dit land, waarmee de burgers zich zouden kunnen vereenzelvigen.

Zou zoiets mogelijk zijn? Of is dit te utopisch en onrealistisch gedacht? Het antwoord op deze vraag laat ik graag bij de lezer. Hiermee eindig ik mijn miniserie over groepsidentiteit. Maar op de diepte en reikwijdte van mijn motto kom ik later nog wel eens terug.

Zonsopgang

Identiteit – III

In de vorige blogs hebben we gezien dat elke groep of gemeenschap een eigen identiteit nodig heeft om goed te functioneren, en dat wij-zij gevoelens of ons afzetten tegen wat we niet willen (oorlog, armoede, migranten, overstromingen of een klimaatramp) geen duurzame, verbindende groepsidentiteit oplevert. In een groep zonder sterke, gemeenschappelijke identiteit ontstaat onvermijdelijk de roep om een sterke, charismatische en autoritaire leider. Maar uiteindelijk loopt zo’n leiderschap niet uit op verbinding, maar op verdeeldheid en vaak erger. Daarvan hebben we in de geschiedenis genoeg voorbeelden gezien en we zien dat nu weer in Polen, Hongarije, Turkije en de Verenigde Staten. Maar hoe kunnen we dan wel een groepsidentiteit scheppen? Het voorbeeld van de Verenigde Staten is interessant.

De Verenigde Staten zijn er een tijdlang in geslaagd een gemeenschappelijke identiteit op te bouwen op grond van twee pijlers: de onafhankelijkheidsverklaring en de boodschap in de “State of the Union’ van Franklin Delano Roosevelt in 1941. Om met het eerste te beginnen, het gaat daarbij voornamelijk om de tekst: We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness. En wat betreft de State of the Union gaat het om de zogenaamde vier vrijheden, die Roosevelt van wezenlijk belang achtte voor een democratische rechtsorde, te weten: de vrijheid van spreken en meningsuiting; de vrijheid van elk persoon om God te aanbidden op zijn eigen manier; de vrijwaring van gebrek; de vrijwaring van vrees.

vrijheidsbeeld, New York

In de VS hebben deze twee pijlers tot aan de opkomst van de Tea Party in 2009 gediend als een bron voor een gemeenschappelijke groepsidentiteit. Dat had onder andere tot consequentie dat iedere nieuwkomer, iedere immigrant meteen erkend werd als Amerikaan, en zich ook als zodanig identificeerde: ik ben een Amerikaan uit Mexico, Japan, Engeland, of waar vandaan dan ook. De VS waren in dit opzicht een voorbeeld voor de wereld.

Helaas is deze groepsidentiteit verloren gegaan door de opkomst van het populisme, culminerend in de verkiezing van iemand die weliswaar deze principes formeel niet loochent – dat kan zelfs hij zich (nog) niet permitteren – maar ze in feite met voeten treedt. Toch biedt het Amerikaanse voorbeeld een inspiratie voor hoe het vormen van een gemeenschappelijke groepsidentiteit zou kunnen – daarover de volgende keer. Wordt vervolgd.

Identiteit – II

In mijn vorige blog stelde ik dat elke groep een groepsidentiteit nodig heeft om goed te functioneren, en dat we die groepsidentiteit vaak ontwikkelen door ons af te zetten tegenover andere groepen: Nederlanders tegenover Belgen of Duitsers, christenen tegenover andere denominaties, Joden of moslims, moslims tegenover christenen en Joden, atheïsten tegenover gelovigen, witte mensen tegenover zwarte mensen en v.v., mannen tegenover vrouwen, welgestelden tegenover minder bedeelden, arbeiders tegenover ‘kapitalisten’, het ‘volk’ tegenover de elite, enzovoort en zo verder.

Dit proces levert weliswaar een identiteit op, maar het bergt ook een aantal gevaren in zich, zoals we allemaal wel weten. Het wij-zij gevoel loopt erg gemakkelijk uit op vooroordeel, segregatie, discriminatie, racisme, extreem nationalisme, populisme of geweld. Zo doet de identiteit van een subgroep vaak afbreuk aan de identiteit van de grotere eenheid (bijvoorbeeld de natie) waarvan hij deel uitmaakt.

Tot zover heb ik niets nieuws verteld, hooguit op een rijtje gezet wat u allemaal wel weet. Maar nu rijst de vraag: kunnen we de groepsidentiteit niet aan iets anders ontlenen dan aan ingroup-outgroup-attitudes?

Een mogelijkheid die zich aandient is: het hebben van een gemeenschappelijke doelstelling of ideaal. Daarvan zijn voorbeelden. Het Westen en Noorden van Nederland hadden als gemeenschappelijk ideaal: de strijd tegen het water. En na de oorlog had de overgrote meerderheid van Nederland het ideaal van de wederopbouw voor een rechtvaardige, harmonieuze en welvarende samenleving. En Europa had een tijdlang het ideaal van vrede als bindende factor: nooit meer oorlog.

Al die idealen/doelstellingen hadden als nadeel dat ze een negatieve connotatie hadden: geen overstromingen, geen fascisme, geen oorlog. En als die negatieve verschijnselen zich dan een tijdje inderdaad niet voordoen, wordt de ideaaldoelstelling sleets en verliest zijn bindende kracht.

Wat zou dan wel de bron kunnen zijn van een groepsidentiteit? Daarover wil ik graag in een volgende blog met u van gedachten wisselen. Wordt vervolgd.

Diversiteit

Identiteit-I

Ieder van ons heeft, bewust of onbewust, behoefte aan het antwoord op de vraag: Wie ben ik (eigenlijk)? We kunnen deze vraag diepgaand onderzoeken, en komen dan uiteindelijk uit op ons (voorlopig) ultieme antwoord. Dat antwoord is niet voor iedereen hetzelfde, het duidt echter wel ons wezen, onze kern aan. En hoewel de woorden die we daarvoor gebruiken dus niet voor iedereen hetzelfde zijn, zijn we op dat niveau toch wezenlijk aan elkaar gelijk. Dat is de weg naar eenheidsbewustzijn.

Dit is allemaal makkelijk gezegd, maar de weg naar dit bewustzijn (meer dan een oppervlakkig idee) is vaak moeilijk en soms pijnlijk en wordt daarom door velen niet begaan. Niettemin blijft de behoefte aan een eigen identiteit en dan wordt die vaak oppervlakkiger bevredigd. We zijn in feite weliswaar allemaal gelijk, maar toch ook uniek. Het is als met onze vingerafdruk en onze iris: geen twee vingerafdrukken of irissen ter wereld zijn aan elkaar gelijk (maar we hebben wel allemaal een vinger en een oog – afgezien van ernstige beschadigen natuurlijk). Het is eenvoudiger onze identiteit te ontlenen aan ons uniek zijn, dan aan onze kern. We kunnen ons uniek zijn makkelijker aanvoelen, en vatten dat samen in onze naam, of in de manier we waarop we denken of ons gedragen. We zijn er van nature van overtuigd dat we uniek zijn.

We kunnen deze beide identiteiten, die ontleend aan eenheid en aan ons uniek zijn mooi combineren in het zinnetje, uitgesproken of gedacht tegenover de ander: “Ik ben anders dan jij, maar niet echt”. Dat impliceert overigens dat de eenheidsidentiteit fundamenteler is dan de uniciteit.

So far so good. Maar als we in een groep functioneren – een natie, een organisatie, een gemeenschap, een volk, een familie – hebben we aan deze individuele identiteiten niet genoeg. Want een groep kan niet goed functioneren zonder een collectieve identiteit, samengevat in het woordje ‘wij’. Zonder die groepsidentiteit is het ontwikkelen van een gedeelde doelstelling en activiteit vrijwel onmogelijk. De eenheidsidentiteit kan niet goed dienen als collectieve identiteit, want die onderscheidt de groep niet voldoende van de buitenwereld. En dat onderscheid is wel nodig omdat we voor een gevoel van veiligheid allemaal tot een duidelijk af te bakenen groep willen behoren. Die behoefte aan veiligheid is een oeroude levensbehoefte, nog uit de tijd daterend dat we in stammen leefden. Zonder de groep waren we ten dode opgeschreven. Dat anderzijds uniciteit zich niet tot een groepsidentiteit kan ontwikkelen ligt in het begrip zelf besloten.

Om in de behoefte aan groepsidentiteit te voorzien kiezen de leiders van de groep vaak voor de gemakkelijkste weg, en dat is je als groep af te zetten tegen andere groepen. Wij maken dan onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’. Dit onderscheid wordt dan overgenomen door de leden van de groep. Dit fenomeen van ‘ingroup-outgroup attitudes’ is bij mijn weten voor het eerst diepgaand geanalyseerd door Gordon W. Allport (The Nature of Prejudice, 1954). Op de deels schadelijke effecten van dit verschijnsel, dat in vrijwel elke groep voorkomt, ga ik in het volgende blog nader in. Wordt vervolgd.

Blij-moedig.

Mijn vorige blog eindigde ik met mijn voornemen om mijn 80e verjaardag aandachtig en in blijmoedigheid door te brengen. Dat kostte me weinig moeite, want ik had een symposium georganiseerd met als titel: Hoe blijmoedig te leven in een hachelijke wereld, en daarvoor sprekers uit te nodigen van wie ik wist dat ze een mooie voordacht konden houden. En dat deden ze. Bovendien was er een musicus die samen met de zaal ontroerende muziek tot klinken bracht.

Graag vat ik hieronder nog eens samen wat voor mij de belangrijkste conclusies waren van het symposium.

  1. Als we het over een hachelijke wereld hebben kan het gaan over moeilijkheden in ons persoonlijk leven, maar ook over de samenleving als geheel. Dan denken we al gauw aan de klimaat problematiek, die door de traagheid van de processen eigenlijk niet meer op te lossen is.  We zijn het kantelpunt voorbij. Dat wil niet zeggen dat het niet goed is om klimaatbewust te leven en handelen – dat is op zichzelf al waardevol. Doen wat ons hart en onze hand te doen vinden, geeft ons hoop, ongeacht het resultaat.
  2. Naast het klimaatprobleem is het wereldvoedselprobleem bedreigend. Het ontstaat door drie factoren: we gaan onzorgvuldig, om niet te zeggen roekeloos, met de aarde om, we zijn met te velen op deze aarde, en de klimaatverandering doet de rest. Ook dit probleem is moeilijk op te lossen. De deskundigen zijn het er niet over eens of het überhaupt kan.
  3. Dit zo zijnde vergt het moed om blij-moedig te leven. Je kunt niet blij zijn door de situatie te ontkennen of te verdoezelen. Maar je kunt je in het bewustzijn daarvan wel richten op de schoonheid en de liefde in jezelf en de wereld. Daar worden we blij van.
  4. We kunnen het klimaatprobleem dan wel niet oplossen, maar we kunnen wel gaan voor een wereld waarin verbinding tussen mensen, tussen mensen en de andere dieren en de overige natuur centraal komt te staan. Ik zelf zou zeggen: waarin de heiligheid van het leven een kernwaarde is.
  5. Als we praten over verbinding, dan gaat het niet alleen over de horizontale verbinding waarvan in het vorige punt sprake was, maar ook over de verticale verbinding met de aarde en de ‘hemel’. Of anders gezegd met de onzichtbare, niet fysieke wereld(en). Wie of wat dat is wordt door iedereen weer anders ingevuld, dat bleek ook op het symposium. De verticale verbinding is even belangrijk voor ons persoonlijke en collectieve heil als de horizontale verbinding. Op het kruispunt van de verticale en de horizontale verbinding (zie de afbeelding hieronder) ligt ons hart, zodat we dan allemaal een ‘warrior of the heart’ kunnen worden en blij-moedig kunnen leven.
  6. En tenslotte: wonderen bestaan; op individueel niveau en op gemeenschappelijk niveau.  Uiteindelijk kunnen we de toekomst niet kennen. Dus wat er daadwerkelijk gaat gebeuren: we weten het niet. Misschien is het niet de bedoeling (van wie?) dat de mensheid ten onder gaat. Misschien zullen we als mensheid niet fysiek overleven, maar misschien wel op geestelijk niveau. Wie zal het zeggen?          
De roos van liefde ontbloeit aan het rozenkruis