Categoriearchief: Spiritualiteit

Send in the clowns.

Denkend aan de dood kan ik niet slapen,
En niet slapend denk ik aan de dood,
J.C.Bloem

HeinVrind
(1913-1942)

Een aangetrouwde oom van mij, Hein Vrind, werd in 1942 als gijzelaar door de Duitsers geëxecuteerd. Hij was in de gelegenheid een afscheidsbrief aan zijn vrouw te schrijven, en daarin schreef hij : “binnenkort zal ik het weten.” Hij vroeg zich af of er een leven na de dood zou zijn, en zo ja, hoe dat er dan uit zou zien. *)

Uiteraard was zijn uitspraak een vergissing. Want als het zo zou zijn dat er na de dood niets zou zijn, dan zou je dat ook niet kunnen weten. Maar het mysterie van een eventueel leven na de dood houdt velen van ons ons wel bezig. Talloze filosofen, geleerden, theologen en spiritueel meesters hebben zich daar al eeuwen lang het hoofd over gebroken. Sommigen menen het antwoord gevonden te hebben, maar aangezien die antwoorden (aanzienlijk) van elkaar verschillen, moeten we toch zeggen dat we het niet weten. Maar het is wel leuk om er eens over te speculeren. Laat ik eens wat mogelijkheden noemen.

  1. Er is niets na de dood. Sterven is dan als in slaap vallen, want in het eerste deel van onze slaap dromen we als regel niet. We hebben allemaal duizenden keren een bijna doodservaring gehad. Doodgaan betekent dan niet alleen het einde van ons lichaam, maar ook van onze geest.
  2. Het kan ook zijn dat ons bewustzijn ons sterven overleeft, maar ons ik-bewustzijn niet. Dat wil dus zeggen dat onze uniciteit en onze individualiteit dan verloren gaan. Zoals de atomen van ons lichaam wel voortleven, maar ons lichaam uit elkaar valt, zo kan het ook zijn dat ons bewustzijn opgaat in een ongedifferentieerde oersoep van bewustzijn, of, zoals Hein Vrind schreef in bovenstaande brief, “dat het wordt opgenomen in de grote levensstroom van heel de natuur.”  Dit is de visie van de advaita vedanta (non-dualisme), een stroming binnen het hindoeïsme. Aadt Jonker heeft hier een mooie metafoor voor bedacht: “Ik ben de zee” zei de golf, en vloeide weg en was de zee.**) Ik kan me overigens weinig voorstellen bij een bewustzijn zonder identiteit (ik-bewustzijn).
  3. Een derde mogelijkheid is dat onze individualiteit, onze ‘ziel’ of ons ik-bewustzijn na het sterven wel voortleeft. Voor deze mogelijkheid vinden we aanwijzingen in het spiritisme en de bijna-dood-ervaringen. Vooral verslagen van hen die dat laatste hebben meegemaakt klinken soms zeer overtuigend, maar blijven voor hen die deze ervaringen niet hadden toch iets van ‘horen zeggen’. Deze mogelijkheid van voortleven roept een nieuwe vraag op: waar gaan we dan heen? Ook daarop zijn talloze antwoorden gegeven: naar een louterings- of overgangs-domein (een bardo), naar een speciaal ‘gebied’ binnen de onzichtbare werelden, naar andere werelden (Urantia boek), het hiernamaals, naar een volgend leven (reïncarnatie), enfin, de mogelijkheden zijn eindeloos.

Kortom, zoals ik al zei, we weten het niet. Er zijn vele mogelijkheden, en misschien is het wel zo dat we onze eigen mogelijkheid kunnen kiezen. We weten niet of de dood kan overwonnen worden, zoals de christelijke leer ons leert. Maar als je niet in een hel gelooft, is geen van de mogelijkheden bedreigend. Het opzien tegen de dood is dus niet nodig, en waarschijnlijk meer een angst voor het onbekende. Sterven doen we allemaal en is dus eigenlijk iets heel gewoons (maar tegelijkertijd een enigma). Ik stel daarom voor om er met lichtheid  en humor over te praten (evenals over dat andere dat zo gewoon is en tegelijkertijd mysterieus: liefde). Overigens geldt dat met name voor de natuurlijke eigen dood. Een vroegtijdige dood, en zeker een dood door geweld is een ander verhaal. En de dood van onze geliefden kan heel hard zijn  – maar daarbij gaat het eigenlijk niet om de dood als zodanig maar om het definitieve afscheid.

Ook kun je opzien tegen wat er aan de dood vooraf kan gaan, zoals een nare ziekte, pijn, aftakeling of het afscheid van je dierbaren. Ook is een biologisch gefundeerde angstreactie op een acute bedreiging (zoals een kruisiging!) heel natuurlijk. Maar afgezien daarvan: Neem het niet zo zwaar. Ernst kan heel goed samengaan met lichtheid. Send in the clowns.***)

Tot zover mijn veel te lange blog in deze stille week, mede ter nagedachtenis aan Barbara Marx Hubbard, futuroloog en inspirerend leermeester (overleden op 10 april j.l.). Vooruitlopend op het komend weekend wens ik u al vast een vrolijk Pasen.

 

*) Deze brief is in mijn bezit. Wie geïnteresseerd is in een kopie, moet me even mailen.

**) Aadt Jonker, Ik ben de zee. . . Gopher Publishers, 2004

***) Dit wonderschone lied uit de musical A little night music, gecomponeerd door Stephen Sondheim, vindt u  op You tube in vele versies.  Die van Judy Dench vind ik de meest ontroerende. 

Het afscheid van de Oude Dame.

Ik heb twee favoriete ijswinkels in de wereld: Garrone in Haarlem, en Berthillon in Parijs. Maar Berthillon ligt op Île St. Louis achter de nu gedeeltelijk verwoeste Notre Dame. Ik weet niet of ik nu nog zo veel zin heb om daar heen te gaan. Parijs is nu überhaupt een minder aantrekkelijke vakantiebestemming geworden. ik besef natuurlijk wel dat je na een paar dagen elders in Parijs weinig van de verwoesting zult merken. Place des Vosgues, Montmartre, zelfs het dichtbijgelegen Saint Germain zullen er bij liggen als vanouds. Ook de Eiffeltoren en de Arc de Triomph, het Louvre, en zo veel meer is nog aanwezig. Maar Île de la Cité ligt toch wel zo centraal dat het moeilijk zal worden de geruïneerde kerk te vermijden als je in Parijs bent.

Ik heb me afgevraagd waarom de brand en gedeeltelijke verwoesting mij en vele anderen zo veel doet – met name ook niet-Fransen. Je zou het kunnen vergelijken met een verwoestende brand in het Paleis op de Dam, of de rotskoepel in Jeruzalem. Maar toch – het is maar materie; het zijn maar stenen. Maar natuurijk niet zomaar stenen. Er is veel emotie in geïnvesteerd – in dit geval niet alleen door de gelovigen, maar ook door allen die er geschiedenis hebben geschreven en de miljoenen toeristen die hebben genoten van haar schoonheid, en vol bewondering tot zich hebben laten doordringen wat creativiteit, vakmanschap en vernuft vermag. En daarbij: het was natuurlijk een iconisch gebouw met een spirituele betekenis. Niet alleen de oude dame, maar mijn geliefde Parijs als geheel is gewond.

Het confronteert me met hoe gehecht ik nog ben aan deze wereld. Ik had later deze week willen schrijven over de dood – een geschikt thema voor de stille week, en misschien doe ik dat alsnog – maar schrijven over deze gebeurtenis ging even voor. We zijn niet alleen gehecht aan onze eigen bezittingen, maar kennelijk ook aan veel in de wereld om ons heen; niet alleen de natuur, maar ook de kunst en architectuur die door de groten onder ons is geschapen. Doodgaan is het ultieme afscheid daarvan (en van de geliefden om ons heen) – daarom is het ook zo pijnlijk. ‘Partir c’est mourir un peu’, maar omgekeerd is ‘mourir’ het absolute ‘partir’.

Ik denk dat daarom dat een verlies als dat van de Notre Dame – zij zal misschien weer worden opgebouwd, maar dat zal decennia in beslag nemen. Velen zullen het resultaat daarvan niet meer beleven, en intussen geconfronteerd worden met de ruïne – ons confronteert met het uiteindelijke verlies, dat we allemaal zullen meemaken. Het zou kunnen zijn dat het ons daarom zo diep beroert. In elk geval geldt dat voor mij.

Een niet al te vrolijk blog voor de lijdenstijd.

Ongeveer een maand geleden werd ik wakker om 5.30 in de morgen (wintertijd) en hoorde ik de merels zingen op mijn terras. Ik werd er blij van – maar even ging er een gedachte door mijn hoofd: zouden ze nog wel genoeg gevarieerd voedsel vinden (al zijn ze niet afhankelijk van insecten)? ’s Avonds in bed kon ik niet slapen. De ‘silent spring’ (Rachel Carson, 1962) bleek nog niet te zijn aangebroken – maar hoe dichtbij komt die eigenlijk? Volgens een Duits gerenommeerd onderzoeksbureau is de populatie van vliegende insecten nu met 75 % verminderd (sinds wanneer? – dat kon ik niet achterhalen; bron Trouw, 28 april 2018 *). Volgens datzelfde artikel kan de ‘silent spring’ al binnen tien tot twintig jaar een feit zijn. De planeet aarde is nu begonnen aan zijn zesde massale extinctie. Het natuurlijk uitstervingstempo van zoogdier soorten ligt ergens tussen de 0,2 en 05 soort per miljoen soorten per jaar. Nu gaat het echter 100 tot duizend keer zo hard. Als we er van uitgaan dat we nu in het antropoceen leven, en dat doe ik (dat wil zeggen, dat de belangrijkste invloed op de geofysische ontwikkelingen op en in de aarde de mens is), dan moeten we vaststellen dat we zelf de oorzaak zijn voor deze massale extinctie (een woord dat op een of andere manier minder bedreigend klinkt dan uitsterven). Dat roept een aantal vragen op:

  1. Wanneer zijn we zelf aan de beurt (voedsel- en waterschaarste, onleefbare atmosfeer, epidemieën, atoomoorlogen, enz.)? Zullen we zelf uitsterven, en hoe zal dat dan gaan?
  2. Welk recht hebben we eigenlijk om het leven op aarde, inclusief onszelf, te vernietigen? (Welk recht hebben we eigenlijk om te leven of te overleven ten koste van dieren?)
  3. Kunnen we ons de totale extinctie eigenlijk wel voorstellen? Ik bedoel niet alleen mentaal, maar ook gevoelsmatig? Gevoel is iets wat in het algemeen gebaseerd is op beleving, maar de totale uitsterving kunnen we pas ervaren als het zover zou komen.
  4. Zal al het leven uitsterven, of zal het in primitieve vorm (planten, bacteriën, virussen) hoe dan ook overleven en zal het zo opnieuw beginnen? Met andere woorden: zal Gaia zelf uitsterven of zal ze deze ziekte overleven? **)
  5. Hoe erg is het eigenlijk als we allemaal uitsterven? Het antwoord op die vraag hangt in belangrijke mate af van of je gelooft in een leven, een bewustzijn, na de dood. Als we geestelijk zouden voortleven in een soort noösfeer, dan is er misschien niet zoveel aan de hand, maar doen we dat?
  6. Hoe erg is het eigenlijk als we weliswaar niet uitsterven, maar overleven in een schrale, verarmde wereld, waarin veel van de natuurlijke rijkdom waarvan we nu genieten is verdwenen? (zie voor een uitgebreide beschrijving daarvan bovengenoemd artikel in Trouw. Geen opwekkende lectuur.)
  7. Als het leven op aarde uitsterft, sterven dan ook de onzichtbare werelden? Zijn die intrinsiek verbonden met ons ecosysteem? (zie mijn blogs uit oktober/november 2018)
  8. En ten slotte, als wij uitsterven, sterft dan ook de schoonheid en de troost, en de liefde? ‘Beauty is in the eye of the beholder’ – maar wat als er geen ‘beholder’ (waarnemer) meer is?

Dit zijn allemaal vragen waarop het zoeken naar een antwoord veel te ver voert voor een blog – ze vereisen elk een boek op zich. Ik zelf schrijf geen boeken meer, maar dat is ook niet nodig want het boek is al geschreven door voormalig denker des vaderlands René ten Bos (Extinctie, 2019). Overigens heb ik het in dit blog voornamelijk over het sterven zelf – niet over de het lijden dat daaraan vooraf zou kunnen gaan, de ziekte dus. Niettemin zijn de bovenstaande vragen stof ter overdenking – een mooi denkthema voor de lijdenstijd, waarin men zich binnen de kerk immers bezint op de aanstaande kruisiging, de dood van Jezus, die, volgens de christelijke leer, symbool staat voor de dood van ons allemaal; althans zij die in hem geloven – maar voor hen heeft de dood niet het laatste woord. Maar voor de anderen misschien ook wel niet – daarover de volgende keer.

. . . met uitsterven bedreigd (jonge berggorilla). . .

*)Dit artikel is een must voor wie geïnformeerd wil zijn over de gevaren die ons bedreigen door het uitsterven van de insecten: https://www.trouw.nl/groen/zonder-insecten-overleven-we-niet-en-binnen-tien-twintig-jaar-is-het-crisis~a76a1789/

**) Het is interessant dat Jan Paul van Soest, Judy MacAllister en ikzelf al in 2008 spraken over Gaia als een levend, maar ziek systeem, getuige de titel van ons boek: De Aarde heeft koorts.

Verdriet als de weg naar liefde.

Twee weken geleden beschreef ik de drie maatschappelijke scenario’s die in alle industriële samenlevingen van deze tijd tegelijkertijd naast elkaar bestaan, en ook in ieder van ons leven. Een onderdeel van het derde scenario, The Great Turning, is een verschuiving in ons bewustzijn. Een van de manieren om die verschuiving te bevorderen is om, in de woorden van Joanna Macy, vrienden te worden met ons verdriet. Ik citeer haar (vertaald): We hebben enorme verliezen geleden: plaatsen waar we van hebben gehouden en verloren; dromen die we hebben gekoesterd en opgegeven, rollen die we hebben gespeeld en waar we geen plaats meer voor kunnen vinden, vaardigheden die we niet langer kunnen gebruiken, geliefde landschappen geplunderd. Centraal in het werk dat ons verbindt met de wereld staat de kans om het verdriet daarover te eren, inclusief de angst en de verontwaardiging – onze pijn voor de wereld. Door het tegen elkaar te zeggen, het op de een of andere manier tot uitdrukking te brengen, wordt de verlammende gevoelloosheid die inherent is aan het normaliseren van de Industrial Growth Society tegengegaan. . . . Verdriet is de andere kant van liefde. Als we ons verdriet niet volledig voelen, zijn we niet in staat om de volle maat van onze liefde te ervaren. En ons door de liefde te laten leiden, zou ik daaraan willen toevoegen.

Tot zo ver Joanna Macy. Verdriet als de weg naar liefde. Dat is wat ik mijn eigen leven heb ervaren. Ik vind dat een mooie gedachte bij de komende jaarwisseling. Het afgelopen jaar was in een aantal opzichten heel teleurstellend: geen majeure stappen op klimaatgebied, de Brexit, de verdere afbraak van samenwerking in de wereld door president Trump, enfin, u weet het zelf wel. Dat alles doet pijn. Maar laten we die pijn niet wegdrukken, dan kunnen het nieuwe jaar ingaan met onze versterkte liefde. Dat wens ik mezelf en alle lezers toe.

Er waren trouwens ook enkele opmerkelijk lichtpunten – misschien is het u ontgaan.  In Hongarije heeft de leider van extreem rechts, Márton Gyöngyösy, eerdere antiracistische en antisemitische uitspraken herroepen, neemt ook een gematigder standpunt tegenover de Islam, en vindt bovendien dat echte vluchtelingen in Hongarije moeten worden toegelaten. Daarmee heeft hij samenwerking met de linkse oppositie tegenover premier Orbán mogelijk gemaakt. En hier in Nederland: het Urgenda-vonnis is in hoger beroep bekrachtigd en de klimaatwet is aangenomen. Amsterdam heeft nu een vrouwelijke burgemeester die komt uit een groene traditie. Het inzicht dat het zo niet verder kan met de wereld, zowel in sociaal als in economisch en ecologisch opzicht, begint veld te winnen. Nog niet in onze regering en in het bedrijfsleven, maar vroeg of (te) laat zullen die voor deze opkomende bewustzijnsgolf moeten buigen.

Dus wie weet zal 2019 enkele opmerkelijke veranderingen laten zien. Hoe dit zij, ik wens u persoonlijk een gezegend nieuwjaar, met veel vreugde, verdriet en liefde.

Natuurlijk niet. Hopelijk wel.

Iemand vroeg aan Niek Schuman (emeritus hoogleraar theologie): “Komt het goed met deze wereld?”. Zijn antwoord: “Natuurlijk niet! Hopelijk wel.” De Dominicuskerk in Amsterdam nam dit antwoord als thema voor de advent tijd.

Kerstmis is voor veel niet Christenen nog altijd het feest van de terugkeer van het licht. Maar voor mij is het meer het feest van de hoop. Ik zie het kerstverhaal als een metafoor voor de mogelijkheid, niet de zekerheid, dat het goed zal komen met de wereld. Het licht schijnt in de duisternis, en hoe ver weg het licht in het donker ook lijkt, het kan door de duisternis nooit overwonnen worden. Met het versieren van de straten, pleinen en kerstbomen met lichtjes, en het aansteken van kaarsen brengen we ons die bemoedigende gedachte weer in herinnering.

Maar al is het door het licht dat ver weg schijnt in de duisternis nooit pikkedonker, intussen zitten we toch maar mooi in de donkere nacht. Die nacht staat dan wat mij betreft voor de nood waarin we als mensheid, en samen met ons de dieren en planten, verkeren.  Ons dat te realiseren is voor mij eveneens een boodschap van kerstmis. De nacht is donker, maar ook stil.

Als ik me bij het kerstverhaal de kerstnacht buiten voorstel, met name daar waar de herders in het veld lagen, dan stel ik me voor dat het stil is. Het is immers vrede op aarde, en zelfs de dieren hebben voor één nacht vrede gesloten. De roofdieren belagen hun prooidieren niet, en er wordt geen geluid gehoord. Zo heb ik eens een kerstnacht doorgebracht in de duinen op Schiermonnikoog, waar het inderdaad doodstil was. En in mijn meditatie stelde ik me voor dat diezelfde stilte overal ter wereld heerste, ook al wist ik natuurlijk wel dat dit niet zo was. Inderdaad: Vrede op aarde. 

Zo is Kerstmis voor mij ook het feest van de stilte, waarin de hoop en de vrede geboren kunnen worden. Zo komen dan verdriet om wat is, en vreugde om wat ook is en kan zijn, bij elkaar. En dan heffen we het glas, en dan delen we het brood, in dankbaarheid om wat de aarde ons nog steeds geeft. Vrolijk Kerstfeest!

Vitaliteit

Geloof, hoop en liefde worden vaak in één adem genoemd, maar er is een essentieel verschil tussen hoop en geloof enerzijds en liefde anderzijds.Hoop en geloof zijn gedachteconstructies, en beïnvloeden in positieve zin je stemming en je gevoelens van welbevinden. Liefde is, zoals ik vorige week al zei, een uiting van de levenskracht zelf.

Deze levenskracht kan zich op vele manieren uiten. Fysieke levenskracht manifesteert zich als behoefte aan eten, drinken, sex, voortplanting, beweging, slaap, en bovenal als de drang tot ademhaling. Geestelijke levenskracht kan zich uiten als: verlangen (naar intimiteit of schoonheid), woede, levensvreugde, creativiteit, angst (met name voor de dood – allerlei andere angsten zijn daarvan als regel afgeleiden), moed, (diep) verdriet en liefde; alsook in allerlei combinaties daarvan.

Persoonlijk geloof ik niet in een doodsdrift als uiting van de levenskracht – zoals die door Freud werd gesteld. Al kan ik me in zekere omstandigheden en aan het eind van je leven een verlangen naar de dood wel voorstellen.

Als sommige uitingen van de levenskracht in jouw leven permanent ontbreken of uiterst zwak zijn, dan leef je niet in balans en tevredenheid. Je leeft dan niet ten volle en je leven heeft dan niet de rijkdom die het zou kunnen hebben. Waarschijnlijk vervul je dan ook niet je levensopdracht. Als het blijft bij het ontbreken van één enkele vorm valt het nog wel te compenseren. Anders leidt het tot gevoelens van ontevredenheid en tekort, en soms zelfs ziekte. Ik denk dat dit bij de lezers van dit blog weinig voorkomt, maar je kan het vaak wel zien in je omgeving. Je kan zulke mensen ondersteunen door hen middels vragen of een milde observatie hiervan bewust te maken. Soms als een antwoord op hun onlust of ontevredenheid. Voorbeeld: “Ik heb jou nog nooit eens kwaad gezien? Ben je echt nooit boos?” Uiteraard kan dit alleen maar als je met de betrokkenen een goede relatie hebt. In dat geval kan het zijn dat jouw vraag of observatie bij de ander iets in beweging brengt. En daarmee draag je zelf weer een steentje bij tot wat de wereld nodig heeft: de levenskracht van ons allemaal.

 

 

De hond of de kat.

     Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde. (1.Cor. 13.13)

Alle spirituele tradities sporen ons aan lief te hebben. Maar wat als we met deze liefde niet in contact denken te zijn? Je kunt liefde immers niet per besluit activeren?

Dat staat nog te bezien. Wat we ons niet realiseren is dat liefde vele gedaanten kan aannemen. Het zit openlijk of verkapt in allerlei gevoelens en handelingen. Ik noem: medeleven, compassie, vriendelijk zijn, ontroering, gehecht zijn, vrijen, rekening houden met anderen, verontwaardiging, (zelf)respect, genegenheid, tederheid, genieten, betrokkenheid, engagement, zorgzaamheid, dankbaarheid; ja soms zelf in agressie (‘Was sich liebt, das neckt zich’). En zo kan ik, of u, nog wel even doorgaan. Alle uitdrukkingsvormen van liefde zijn een expressie van de levenskracht zelf.

In het Engels wordt onderscheid gemaakt tussen loving en liking. In het Nederlands kan beide vertaald worden door houden van. En dat klopt voor mijn gevoel: zogenaamde ‘hogere’ of ‘diepere’ liefde is niet wezenlijk anders dan de liefde die doorschemert in de gewone dagelijks gang van zaken. Ik houd van appelmoes, en ook van mijn vrouw. Beide liefdes verwijzen naar het wonder van het ‘hogere’: de appelmoes naar het wonder van de zintuigen, mijn lichaam, de schepping, de giften van Gaia; de liefde voor mijn vrouw naar verbondenheid en eenheid. Daarmee is overigens tegelijkertijd gezegd dat de ervaring van beide vormen van liefde in beide situaties geheel verschillend is. Er is nog een verschil: de liefde voor appelmoes kan ik moeiteloos oproepen door lekkere appelmoes te maken en daarvan te proeven. Maar de liefde voor mijn vrouw komt veeleer spontaan, en soms komt ze niet, en kan ik haar ook niet met een wilsbesluit oproepen  (waar is ze dan?).

Ik ben ervan overtuigd dat de bron van liefde in ieder mens aanwezig is, zoals de levenskracht in ieder mens aanwezig is. Zelf iemand die eenzaam is en wrokkig, zoals Scroodge in de de Christmas Carol van Dickens, heeft die vlam als een onderhuidse veenbrand in zich smeulen.

Mocht u nu het gevoel hebben dat de liefde in uw leven onvoldoende aanwezig is dan heb ik twee tips voor u. In de eerste plaats: richt u op het geven van liefde, in plaats van het krijgen. En als u die liefde niet voelt, stop het dan in een handeling (geef een of twee euro aan een straatmuzikant bijvoorbeeld). U kunt altijd klein beginnen, en het dan langzaam uitbreiden. The love you take is equal to the love you make.

En de tweede tip ligt hierin. De koninklijke weg naar liefde is het opzoeken en ervaren van schoonheid. En schoonheid is werkelijk overal te vinden: in muziek, in kunst, in stedeschoon, in mensen, in de natuur, boeken, in de ogen van je kat, in een met vakmanschap gemaakt object, ja zelfs in zoiets gewoons als eten op je bord of een brandende kaars. Je kunt altijd besluiten voor schoonheid open te staan, en dan komt de liefde vanzelf. En liefde heeft altijd de neiging zich uit te breiden.

Maar kijk uit! Want zo de liefde je kroont, zij kruisigt je ook.(Khalil Gibran). Hoe dieper de liefde, hoe groter de kans op diepe vreugde, maar ook op pijn en verdriet. Dus als je dat niet wilt: dan doe je beter om van liefde’s dorsvloer weg te gaan (Gibran). Je loopt dan wel een ander risico: weerloos te zijn tegen de hardheid van het bestaan. Het schijnt zo te zijn, dat moeilijkheden en pijn onlosmakelijk verbonden zijn met het leven zelf. Wel kunnen we kiezen of we door de hond of door de kat worden gebeten: door een leven met liefde of een zonder. Aan u de keus.

Zonder hoop vaart niemand wel.

Geloof, hoop en liefde – zonder deze drie is het leven leeg en zinloos. Vorige keer heb ik het over geloof gehad, nu wil ik het hebben over hoop.

Hoop hebben we, net als geloof, nodig om de werkelijkheid zonder omwegen in de ogen te zien en te bijven kijken, zonder te vervallen tot moedeloosheid of erger. Zoals ik al eerder zei: er is veel schoonheid in de wereld (daarover meer in het volgende blog), maar de koers die wij als mensheid hebben ingezet, en die vooralsnog niet wezenlijk lijkt te worden gewijzigd, stemt niet hoopvol. De ondergang van ons totale Gaia ecosysteem is niet ondenkbaar. Dus hoe kunnen we hoop ontwikkelen tegen de klippen op?

In mijn vorige blog zei ik al dat we hoop kunnen ontlenen aan ons geloof in een bovennatuurlijke, grotendeels onzichtbare  wereld. We staan er niet alleen voor – we hebben subtiele maar krachtige bondgenoten die net als wij belang hebben bij het voorbestaan van de mensheid.

Een tweede bron van hoop is gelegen in onszelf. Havel zei het al in een aan hem toegeschreven uitspraak: ‘Hoop is een kwaliteit van de ziel en hangt niet af van wat er in de wereld gebeurt . . . Hoop is ergens voor werken omdat het goed is, Niet alleen omdat het kans van slagen heeft. Hoop is niet hetzelfde als optimisme; evenmin de overtuiging dat iets goed zal aflopen. Wel de zekerheid dat iets zinvol is onafgezien van de afloop, het resultaat.’ We kunnen dus onze hoop versterken door te doen wat ons hart en onze hand te doen vinden.

Een derde bron van hoop is te vinden in ons verstand. We weten dat we de toekomst niet kunnen kennen. We kunnen scenario’s maken die waarschijnlijke ontwikkelingen beschrijven, maar die kunnen nooit rekening houden met volstrekt onvoorziene gebeurtenissen. Die gebeurtenissen kunnen heel onwaarschijnlijk lijken, maar we kunnen nooit met zekerheid voorspellen dat ze niet plaats vinden. Ik noem als voorbeelden: een sprong in het bewustzijn van de overgrote meerderheid van de mensheid, een invasie van buitenaardse wezens (non-materieel, zodat ze niet aan de beperkingen van de tijd onderhevig  zijn), of in het algemeen: gebeurtenissen of ontwikkelingen die we ons niet kunnen voorstellen omdat ze in niets met onze ervaringen te vergelijken zijn. Zoals mijn vader zei: het is niet realistisch niet te hopen.

Een andere lijn van denken ligt in de systeemtheorie. We weten dat als een systeem uit de bocht vliegt, zoals met ons Gaia-ecosyteem dreigt te gebeuren, er twee mogelijkheden (scenario’s ) zijn. Of het systeem valt in elkaar, of het maakt een sprong naar een ‘hoger’ niveau van integratie. Dat zou ook met onze ecologie kunnen gebeuren. We moeten er maar het beste van hopen.

 

 

Zonder geloof vaart niemand wel.

Wat zouden de motieven kunnen zijn om met de subtiele, onzichtbare wezens in contact te willen komen. Ik noem er enkele:

  • nieuwsgierigheid
  • behoefte aan steun, bemoediging of advies
  • het bevorderen van een genezingsproces, bij jezelf of iemand anders
  • een behoefte aan het ontwikkelen van spirituele autoriteit
  • het versterken van je geloof

Over dat laatste wat meer.

In deze woelige, bedreigende tijden is het moeilijk de werkelijkheid onder ogen te zien zonder de moed te verliezen, wanhopig te worden of te vervallen in apathie. Daarom neigen we er toe om een roze bril op te zetten, en de werkelijkheid mooier voor te stellen dat hij is (Er is natuurlijk echt ook heel veel prachtigs in deze wereld, maar dat is het punt niet – het punt is onze ontkenning van wat niet mooi is). We ontlenen daaraan hoop en vertrouwen, maar het is valse hoop en vertrouwen op een wankele basis. Zie bijvoorbeeld de column van Jan Paul van Soest in Energiepodium: https://www.energiepodium.nl/opinie/item/twijfelbrigade-20-gekleurde-klimaat-brillen-nopen-niet-tot-actie. Er zijn betere manieren om hoop en vertrouwen op te bouwen. Het in ‘gesprek’ komen met de subtiele wezens is zo’n manier. Een ervaring van contact met de subtiele wezens versterkt je geloof in het bestaan ervan, en dan weet je dat we niet alleen zijn in deze wereld. We staan er niet alleen voor. Bovendien, als er een niet-fysische wereld is waar andere wetten gelden; dan zijn ook wonderen mogelijk. Zoals de Cursus in Wonderen zegt: ‘Wonderen zijn natuurlijk. Als ze niet plaats vinden is er iets misgegaan.’

Contacten met de subtiele wezens versterken ons geloof in een bovennatuurlijke wereld. Als het contact maar duidelijk genoeg is kan het geloof zich zelfs ontwikkelen tot een weten. En dan is echt alles mogelijk. Dit versterkte geloof houdt ons dan overeind in deze wankele, hachelijke wereld, en geeft ons de moed de werkelijkheid zonder roze bril onder ogen te zien.

Ik heb echter al eerder gezegd dat het velen van ons, waaronder ikzelf,  niet gegeven is direct contact met de subtiele wezens te ervaren. Wij zullen dus harder moeten werken om ons geloof in die wereld te versterken. Dat kunnen we doen door een open geest: luisteren naar ons innerlijk, en met name onze intuïtie, en naar hen die die ervaring wel hebben (gehad). Dan leren we vanzelf wel het kaf van het koren te scheiden: we leren wat intuïtie is en wat bijvoorbeeld wensdenken, en wat betreft de ervaringen van anderen: we leren  te onderscheiden tussen authenticiteit en waarheidsgetrouwheid aan de ene kant, en (zelf)misleiding aan de andere kant. Zelf ken ik een aantal weldenkende, verstandige mensen, met hun beide benen op de grond, die deze directe ervaringen hebben (gehad), en die mij absoluut hebben overtuigd. En ook heb ik een aantal keren in mijn leven ervaren hoe intuïtie voor me kan werken. Ik voelde me geleid en gedragen.

In dat geloof in een bovennatuurlijke wereld is ook plaats voor het geloof in een alomvattende scheppende kracht. Voor sommige mensen kan dat God zijn, maar dat is dan een andere God dan de God uit de leer van Christendom en Islam. Dit geloof, met of zonder God, is een voorwaarde voor samenwerking met de subtiele wezens. Een samenwerking die niet zal ontstaan als wij het alleen voor het zeggen willen hebben. We blijven natuurlijk wel verantwoordelijk voor wat er in de wereld gebeurt, maar voor samenwerking is er vooral bescheidenheid en overgave nodig. In nood leren we onze vrienden kennen, en daarin ligt mijn hoop voor de wereld.

Subtiele spiritualiteit.

In mijn vorige blogs heb ik gesproken over twee typen wezens die zich in de onzichtbare werelden bevinden: de natuurwezens en de Sidhe. Wie bevinden zich verder nog in die werelden? Een volledige opsomming kan ik niet geven, maar ik kom een heel eind:

  • onze voorouders, inclusief recent overledenen;
  • de engelen en deva’s van alles wat door mensen is geschapen: de engelen van steden en landen, je huisgeest, en de ‘techno-elementals’: de geesten van machines en voorwerpen;
  • onze eigen onzichtbare natuur;
  • engelen met een speciale missie of karakteristiek.

Over elk van die wezens een enkel woord.

Het is omstreden of onze ouders en voorouders na de dood als individualiteit blijven bestaan. De overgrote meerderheid van de mensheid heeft altijd geloofd, en gelooft nog, van wel. Contact met hen wordt bereikt middels goed opgeleide of getrainde sjamanen en paragnosten, maar vooral ook in een BDE (bijna-dood-ervaring).

Ook over de engelen en deva’s van steden en landen wordt al eeuwenlang gesproken. Zo hebben vele steden een stedemaagd (Amsterdam bijvoorbeeld), of een beschermengel of patroon (in Amsterdam Sint Nicolaas, Frankrijk Jeanne d’Arc). Findhorn kent zowel de ‘Angel of Findhorn’ als de landschapsengel. David Spangler stelt dat elke voorwerp dat en elke machine die door mensen is gemaakt ook een eigen ’techno-elemental’ heeft; reden waarom het een wijdverbreid gebruik is om dierbare machines, zoals computers of auto’s een naam te geven (ik heb dat zelf ook vaak gedaan). Het maakt het makkelijker een persoonlijke relatie met die machines aan te gaan.

In vele tradities en leringen wordt aangenomen dat wij mensen naast onze materiële, fysieke natuur ook bestaan als een onzichtbare geestelijke natuur. Voor een deel valt dat samen met de aura om ons heen, waarin zich het etherische en het astrale lichaam bevinden (Sommige mensen kunnen deze aura waarnemen). Maar er is ook een volledig onzichtbaar, veel meer omvattend deel. David Spangler (in Subtle Worlds) noemt dat de ziel. Maar zelf gebruik ik vaker het woord ‘geest’ (in het Engels spirit) ter onderscheiding van ‘verstand’ (in het Engels mind). Misschien kun je onze persoonlijke beschermengelen en gidsen ook in deze categorie scharen, al kun je die ook beschouwen als een categorie apart.

En tenslotte zijn er nog de engelen en deva’s die niet per se gebonden zijn aan een fysieke aanwezigheid. In het transformatiespel worden die aangeduid met een specifieke kwaliteit, maar er zijn er naar ik aanneem veel meer, al dan niet met een speciale rol of functie. Ook in sommige christelijke tradities worden ze genoemd.

Dit was het vierde blog in een serie over de onzichtbare wereld, die tezamen met onze fysieke wereld te zien is als een alomvattend ecosysteem. Rest nu de vraag: bestaat die niet-materiële wereld nu echt, en waarom zouden we, als we dat aannemen, daarmee in contact willen komen? Wordt vervolgd.