Ik geef het op, en ga mijn leven wijden aan het maken van vlierbessenjam uit eigen tuin (Jan Paul van Soest)
Dit schreef Jan Paul van Soest vijf jaar geleden in een blog van mij (23 september 2013). Wij vieren dit jaar een treurig lustrum. Tien jaar geleden kwam ons boek uit, De aarde heeft koorts, – geschreven samen met Judy McAllister – waarin wij een mogelijk scenario schetsten van 4 graden mondiale opwarming, en de rampzalige gevolgen daarvan. We waren echter in een opzicht toen wat te optimistisch: we onderschatten de ernst van de zeespiegelstijging. Maar overigens kon je ons geen optimisme verwijten, eerder realisme. We achtten toen nog een opwarming van twee graden mogelijk, als de wereldgemeenschap alles op alles zou zetten om een hogere opwarming te voorkomen. Wij achtten dat mogelijk, maar op grond van wetenschappelijke bevindingen zowel van natuurkundige als van sociologisch/psycholgische aard niet erg waarschijnlijk. (De huidige burgemeester van Amsterdam noemde dat toen in het boek alarmistisch). Helaas hebben wij gelijk gekregen, zoals we vijf jaar later vaststelden aan de hand van de toen meest recente gegevens (zie mijn blog van 26 juni 2013). Vijf jaar geleden dus – een tweede lustrum.
Sindsdien heeft Jan Paul nog een tweede boek geschreven: De Twijfelbrigade, waarin hij de welbewuste, systematische en af en toe zelfs kwaadaardige ontkenning van het klimaatprobleem aan de orde stelt. Hijzelf daarover: “Een mengsel van verontwaardiging en verwondering over klimaatscepsis en klimaatsceptici was de aanleiding om dit boek te schrijven.”
Maar daar wil ik het vandaag eigenlijk niet over hebben – dat weten we nu wel. Wat mij veel meer verbaast en verontrust is de verdoezeling van de problematiek door weldenkende en goed bedoelende (?) mensen. Zo wordt er uitgegaan van een fictie dat het nog mogelijk is de opwarming tot twee graden te beperken, en de gevolgen van de opwarming binnen de perken te houden. Een van de aspecten van deze verdoezeling is dat we ons land zouden kunnen redden – maar daar is geen sprake van. En eigenlijk weet iedereen die enigszins op de hoogte is dat wel. Zoals ik me al eerder afvroeg, zijn de betrokkenen nu zo dom of is het welbewuste misleiding?
Gelukkig weten ze wel beter bij het Instituut voor Marien en Atmosferisch onderzoek van de Universiteit van Utrecht. U kent vast wel die aardige Peter Kuipers Munneke, die ons een paar keer per week na het achtuursjournaal vertelt welk weer we de komende dagen hebben te verwachten. Als je hem zo ziet zou je niet verwachten dat daar een gerenommeerde wetenschapper achter schuilt, die nog moedig is ook. In NRC/Handelsblad van 13 juli schrijft hij een gedegen artikel onder de kop: De
vraag is niet óf Nederland onder water verdwijnt, maar wannéér. Een jaar geleden hield het KNMI nog rekening met 1,20 meter zeespiegelstijging aan het eind van deze eeuw; nu wordt een stijging van 2 meter niet uitgesloten. Niet heel waarschijnlijk, maar niet onmogelijk. En uiteindelijk zal het gaan naar een
zeespiegelstijging van 15 meter, maar waneer, dat weten we niet (zoals L. Meijer, onze vertegenwoordiger bij het IPCC, al zei in 2017). Citaat van Peter Kuipers: ‘Het jaar 2100, 2400 of 4000 als houdbaarheidsdatum voor Nederland. Hier stelt de natuurwetenschap een interessante, filosofische vraag aan de politiek. Voor wie moet je nog klimaatbeleid maken? Voor wie de dijken ophogen? Voor de komende drie generaties? Voor de komende tien? Hoe lang moet de arm van je beleid zijn?’
En daar zou ik de volgende vraag aan willen toevoegen: hoe belangrijk is het dat je het grote publiek hiermee confronteert, in plaats van zoals nu gebeurt te stellen dat het allemaal nog wel mee zal vallen? In elk geval kun je niet verwachten dat mensen vrijwillig pijnlijke maatregelen gaan nemen, geld gaan uitgeven (dat wellicht niet wordt terugverdiend), of windmolens in hun achtertuin zullen tolereren, als de ernst van de problemen voortdurend wordt verdoezeld.

Het is wel een interessant gedachte-experiment om je voor te stellen wat je als grafschrift op je steen zou willen zien staan, of, als je niet begraven wil worden, hoe een voor jou belangrijk of dierbaar persoon jou in een oneliner zou karakteriseren na je overlijden. En een ander gedachte-experiment: als je zou weten dat je morgen, over een week, over een jaar zou overlijden: wat zou je nog willen doen? Doe dat dan nu. Deze gedachte-experimenten zijn oude technieken uit de groeibeweging van de zestiger en zeventiger jaren, die hun relevantie nog geenszins verloren hebben.
Een leven dat niet kritisch naar zichzelf kijkt, is het niet waard om geleefd te worden. (Socrates)*
More and more nowadays we are governed by a sort of leaders for whom public applause and/or personal power is more important than anything. They all perform a show, and succeed in labeling every act as a success, even if that is damaging their countries. President Trump is a wonderful example. He is meeting Kim – success! -, is giving away America’s right to do military manoeuvres in the Yellow and Japanese Seas without getting anything in return – successful negotiations! – , is placing children of immigrants in custody – successful immigration policy! – is letting them free after protests – see how empathic he is; success! – , is lowering taxes, thus giving the economy a boast, and raising the budget deficit and damaging the economy in the long run; success! -, is setting import tariffs – America first! fighting unemployment, improving economy, success!, – and is getting export tariffs in return – trade battle, loosing jobs, damaging the economy, success! -, is brutalizing Merkel, Xi Jinping – see how undaunted I am, success! – , and so on and so forth. The same is true for European leaders: Salvini (no freemasons in the government; cf Mussolini!), Erdogan, Scholz (I close the German border for immigrants), Kurz (I close the Austrian border for immigrants), Orban (no immigrants in Hungary) etc. They all have in common that they have no compassion and no idea about what is on the long term beneficial for their countries. That is not their interest. Their interest is just showing how decisive and energetic they are, no matter what are the consequences of their deeds. And they succeed: many citizens see them as strong, stout and powerful. At last we have leaders who at least do something. They remind me of another book: Watership Down, in which General Woundwort is exactly the kind of leader I am talking about.*)
Afgelopen zaterdag woonde ik op de Universiteitsdag van de UvA een college bij met bovenstaande titel. Hoewel het een zeer boeiende bijeenkomst was, gaven de sprekers geen antwoord op de vraag die in deze titel verborgen ligt – Is Amsterdam veranderd? – ; die vraag kwam niet aan de orde. Prof. Gabri van Tussenbroek, hoogleraar stedelijke identiteit, liet de parallellen zien tussen de huidige situatie, met name de negatieve aspecten daarvan (overmatige drukte, tekort aan goede betaalbare woningen, transportproblemen) en de situatie in de tweede helft van de zestiende eeuw – opmerkelijke overeenkomsten. Dat geldt overigens ook voor de situatie aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e. Fenne Pinkster, stadsgeograaf, beschreef vervolgens op indringende en humoristische wijze de chaotische toestand in het centrum van Amsterdam, met name de grachtengordel, en had goede ideeën over wat je daaraan zou kunnen doen. Hoewel beiden niet politiek stelling wilden nemen, lieten ze toch wel doorschemeren dat het aantreden van het nieuwe college hen hoopvol stemde over wat de gemeente daaraan zou kunnen doen. Maar een antwoord op bovenstaande vraag gaven ze niet.
Of course we don’t love our neighbor immediately after meeting him/her, or continuously. As Carl Jung wrote in a letter to Mrs. A. Schim van de Loeff: “The general idea of christian love for one’s neighbour is a pretense. In that way one can interact with everyone in a nice and detached way, because you are loving everyone after all. I possess no christian love, so why should I pretend to love you? I take you seriously, and that, in all honesty, is the only thing I can do.”
Over deze vraag hebben geleerden zich al eeuwen lang gebogen. Een tijdlang werd gedacht dat tijd is te zien als een constante stroom, die één richting op stroomt. Vandaar ook de tweede wet van de thermodynamica, die luidt, kort door de bocht: de wanorde van elk gesloten systeem neemt toe in de tijd. Of anders gezegd: warmte stroomt altijd één kant op, van warm naar koud. Maar aan dit beeld werd door Einstein radicaal een einde gemaakt met zijn algemene relativiteitstheorie. Ruimte en tijd vormen een onverbrekelijk geheel, dat ontstaan is met het ontstaan van het heelal, en dat weefsel van de ruimtetijd is vervormbaar. Het kromt onder invloed van de zwaartekracht, en niet iedere gebeurtenis of handeling duurt overal even lang. Er bestaat in de kosmos geen gemeenschappelijk nu. De tijd zou uiteindelijk zelfs circulair kunnen zijn, en het verschil tussen heden en verleden zou kunnen verdwijnen.
Onlangs kreeg ik van mijn schoondochter het kinderboek Momo en de tijdspaarders van Michael Ende (de schrijver van het Oneindige Verhaal) omdat ik, zo dacht ze, daar wel geïnteresseerd zou zijn en daar wat mee zou kunnen op mijn blog. Daar had ze gelijk in, en dit blog is het eerste resultaat.