Er is een weg tussen de wereld van de geest en de wereld van de materie, en wij schrijden daar in onwetende sluimer op voort.
Kahlil Gibran – Ideeën
Voor Aristoteles was de weg van het midden de weg van de deugden, die elk in extreme uitersten tot ondeugden leiden. Zo is moed het midden tussen roekeloosheid en lafheid, en compassie het midden tussen dweperij of aanbidding enerzijds en onverschilligheid of het naakte eigenbelang anderzijds. Maar Gibran heeft het getuige bovenstaand citaat over een heel andere weg, die we allemaal af lopen in dit leven, al ‘schrijden we daar vaak in onbewuste sluimer op voort’. Maar we kunnen ons van die weg meer bewust worden, wakker worden als het ware. Dan realiseren we ons dat die weg niet zoveel anders is als de weg tussen boven en onder, tussen hemel (kosmos) en aarde (het ‘huwelijk tussen hemel en aarde’), tussen hoofd en buik, tussen de wereld van het denken en de ziel, tussen licht en vorm (structuur), tussen het eerste en het zevende chakra – kortom de weg van het hart. Dat is dan de weg van de liefde, de verbinding, medeleven. Dit zijn natuurlijk allemaal symbolische duidingen, maar ze kunnen wel degelijk leiden tot bewustwording als we erop contempleren of mediteren.
Als ons levensdoel, ons heilig contract, op de weg van het hart ligt, dan komt het met ons leven wel goed. Dan beleven we het als zinvol, dan zijn we in balans en ervaren we dat we een bijdrage leveren in de wereld. Als we daarentegen teveel in onze buik leven (op materieel niveau), of te eenzijdig cerebraal, dan zijn we niet in balans en zullen dat ervaren als vage gevoelens van onvrede. Voor mij persoonlijk was het inzicht van Gibran niet helemaal nieuw, maar het inspireerde me wel. Het zette me aan tot reflectie op en evaluatie van mijn eigen levensloop en levensdoel. Ik realiseerde me dat de manifestatie van de Oorsprong in dit leven in de vorm van licht, liefde en wetten overeen komt met de drie paden die door Gibran worden genoemd, en dat het pad van de liefde onze eigenlijke bestemming is. En dat zette me weer aan tot een contemplatie over wat liefde eigenlijk is. Zo heb ik de Aarde en haar bewoners lief, al roept een deel van haar bewoners soms verontwaardiging en woede op. Dat kunnen dus ook uitingen van liefde zijn – liefde is niet altijd zachtaardig en vredig.