De behoefte aan ontkenning.

Het boek ‘De Twijfelbrigade’ van Jan Paul van Soest is uit.  Een meesterwerk en een ‘must read’ voor iedereen die zich betrokken voelt bij wat er in onze samenleving gebeurt. Kort gezegd: hij analyseert diepgaand, en gebaseerd op uitgebreide studie, hoe systematisch alle wetenschappelijke kennis die we hebben over de opwarming van de aarde en alle mogelijke gevolgen daarvan, in twijfel wordt getrokken en soms domweg ontkend. De Twijfelindustrie – de georganiseerde twijfel, gebaseerd op een bepaalde ideologie en gevestigde belangen – kan daarom zo bijzonder succesvol zijn, omdat er een markt voor is: we hebben er allemaal behoefte aan.

In zijn analyse beperkt Jan Paul zich niet tot de controverses rondom de opwarming van de aarde. Hij laat zien dat er in onze samenleving in toenemende mate een culturele kloof ontstaan is tussen een hiërarchisch-individualistische oriëntatie aan de ene kant, en een egalitair-communautaire oriëntatie aan de andere kant. De eerste groep is voor het primaat van de individuele belangen, voor absolute vrijheid van het individu, voor een volledig vrije markt met minimaal overheidsingrijpen, en wordt onderbouwd door zowel een neoliberale ideologie als godsdienstige dogmatiek. De andere oriëntatie gaat voor gemeenschappelijke belangen en voor een bescherming door de overheid van dat wat ons dierbaar is. Onder democratische controle, dat wel.

In de Verenigde Staten doordrenkt deze tegenstelling ieder maatschappelijk en politiek debat, of het nu over buitenlands beleid, wapenbezit, gezondheidszorg, de overheidsfinanciën of klimaatverandering gaat. Het maakt iedere redelijke besluitvorming bijna onmogelijk. De scheidslijn valt grofweg samen met de politieke verdeeldheid: de Republikeinen en de Tea Party aan de ene kant, en de Democraten en ongebonden ‘liberals’ aan de andere kant. In Nederland, waar naar men zegt alles altijd tien tot vijftien jaar later gebeurt, gaat het ook hard die kant op.

De behoefte aan ontkenning van de realiteit van de opwarming bestaat vooral bij de eerste, individueel gerichte groep. Immers als zij de uitkomsten van het wetenschappelijk onderzoek als waar zouden accepteren, dan komt hun hele wereldbeeld – over hoe de wereld in elkaar zit en over wat goed is om te doen en te laten –  in gevaar. Deze mogelijkheid roept een  onzekerheid op, die een goede voedingsbodem vormt voor de ontkenningsindustrie.

Ik denk dat Jan Paul hier een diepere angst over het hoofd ziet, die wel zichtbaar wordt als hij het over zijn eigen angsten heeft op pagina 259. Als de uitkomsten van het wetenschappelijk onderzoek waar zouden zijn, dan is vrijwel alles wat ons dierbaar is in groot gevaar: veiligheid, voedselzekerheid, vrede, de natuur en zelfs de steden zoals wij die kennen, ons hele maatschappelijke bestel en het voorbestaan van de mensheid (in de huidige omvang) zelf. Dat roept nog een veel diepere angst op dan de angst dat we ons wereldbeeld moeten opgeven; een angst die ook onder veel meer mensen leeft, bewust of onbewust. Ik denk bij vrijwel iedereen – in elk geval bij Jan Paul en mij. Geen wonder dat we het niet willen weten.

Er is maar een remedie om onze angst hanteerbaar te maken: blijven kijken, de werkelijkheid blijven onder ogen zien, hoe bedreigend die ook is. Dan zullen we op den duur de hoop, de kracht en de veerkracht ontwikkelen om met die angst te leven, een goed leven te hebben en te doen wat ons harte en onze handen te doen vinden. Met deze boodschap eindigt het boek van Jan Paul, en ik ben het van harte met hem eens.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *