Prachtig, zoals in reactie op de weerstand tegen maatregelen om het klimaatprobleem aan te pakken, er allerlei bewegingen ontstaan die die aanpak juist bevorderen. Protestbewegingen, maar ook nieuwe technologische ontwikkelingen, en bedrijven en overheden die eindelijk bij zinnen komen (onze overheid nog niet, helaas). Niettemin zullen we er niet in slagen de opwarming beneden de twee graden te houden, zoals ik in vorige blogs heb laten zien – het zal eerder drie of vier graden worden – en dat vormt een directe bedreiging voor de mensheid. We hebben hulp nodig van onze partners in de onzichtbare werkelijkheid. Om die hulp kunnen we vragen in gebed.
Gebed is een dialoog met een onzichtbare gesprekspartner. Dat hoeft niet God te zijn, het kan eigenlijk ieder wezen zijn uit de subtiele werelden. Je hoeft in het bestaan van hen niet echt te geloven, maar je moet dan wel doen alsof je gelooft. De kans dat je dan echt gaat geloven is overigens niet denkbeeldig.
Over gebed heb ik eerder geschreven *) maar voor nu beperk ik me tot het volgende. Een gebed is vooral luisteren: wat heeft de subtiele wereld me te zeggen? Die boodschap kan komen in woorden, maar ook in beelden, intuïtie, inspiratie, min of meer vage gevoelens of gewaarwordingen, hoe dan ook. Het kan soms lang duren, maar als je open en verwachtingsvol bent komt die boodschap eigenlijk altijd. Geduld! Het is overigens niet altijd een boodschap die we graag horen. We hebben soms de neiging ons onwelgevallige boodschappen weg te drukken. Daarom is het van belang dat we luisteren met open oor en open geest.
Maar soms willen we ook wat zeggen: iets (mee)delen, of in dit geval iets vragen: hulp bij de genezing van de wereld (de natuur, waarvan we zelf deel uitmaken). Die vraag moet geboren zijn uit gevoelde nood, anders werkt het uiteraard niet. En verder moet de vraag ook een gift inhouden: onze bereidheid om samen te werken met onze partners in de subtiele wereld, en daar zonodig offers voor te brengen. We moeten voorts bereid zijn ons over te geven aan de inzichten en aanwijzingen uit de subtiele wereld. Overgave is, zoals ik vaker heb gezegd, iets heel anders dan onderwerping. Bij overgave blijven we zelf verantwoordelijk, we geven onze autoriteit niet op. In tegendeel: we versterken die juist.
Het is belangrijk dat we de vraag maar één keer stellen. Als we het vaker doen, wordt het al gauw gezeur. We moeten er op vertrouwen dat we gehoord worden. Daarom is het van belang dat we de vraag pas stellen als we er echt klaar voor zijn: de vraag moet komen vanuit ons diepste zelf. Hij moet gesteld worden met hart en ziel. En er moet voldaan zijn aan de voorwaarden die ik in vorige blogs en ook hierboven heb genoemd. Beter wachten, dan de vraag stellen als we er eigenlijk nog niet klaar voor zijn.
Gehoord worden betekent niet dat ons gebed ook verhoord wordt. Vragen staat vrij, maar het recht van weigeren behoort daarbij. Wij weten natuurlijk niet wat de overwegingen zijn van onze partners om al dan niet aan onze wensen te voldoen. We kunnen ook niet weten op welke wijze ons gebed eventueel verhoord wordt. Het kan wel zijn dat het in een heel andere vorm komt dan we verwachten, en zoals gezegd kan het ook zijn dat we een boodschap krijgen die ons helemaal niet uitkomt.
In elk geval zal een vervulling van onze wensen en verlangens komen door middel van ons zelf. Zoals ik al eerder zei: het is niet zo dat onze onzichtbare partners de zaken wel even voor ons oplossen. Dat zal altijd moeten gaan via ons eigen bewustzijn en ons eigen handelen. Daarmee kom ik op de wetten van manifestatie, waar ik in een volgend blog op zal ingaan.
*) https://www.bol.com/nl/p/gebedsboekje-voor-zoekers/1001004010181124/#modal_open

Als we dusdoende ons geloof in de transcendente wereld, in de mogelijkheid van wonderen en een leefbare toekomst (zie mijn vorige blog), en zachtmoedigheid hebben ontwikkeld zijn we klaar om hulp te vragen aan de wezens in de ‘subtle realms’. We doen dit in gebed. Velen van ons zijn niet gewend te bidden – daarom ga ik daar in een volgend blog op in. Maar nu al vast dit: we kunnen niet verwachten dat onze partners in de ‘subtle worlds’ dit eventjes voor ons gaan oplossen. We moeten zelf ook een substantieel aandeel leveren. Wat en hoe? Ook daarover kom ik later te spreken.
Een van de eerste voorwaarden voor een effectief verzoek om hulp is dat we in de mogelijkheid daarvan moeten geloven. Geloven we in een transcendente wereld van waaruit ons hulp kan worden geboden? Voor velen van ons is dat pure fantasie, wensdenken. Anderen, die de mogelijkheid van het bestaan van een transcendente wereld niet uitsluiten worden niettemin geplaagd door twijfel: bestaat die wereld wel, en bekommeren de wezens daar zich ons om ons lot? Zelfs diegenen die gelovig of godsdienstig zijn kennen die twijfel: geloof zonder twijfel is per definitie onmogelijk (wat niet betekent dat gelovigen zich steeds van die twijfel bewust zijn).
Zelf heb ik wel wat me beide periodes. In de vastenperiode onthoud ik me van snoepen en alcohol, zoals tegenwoordig velen doen, om me wat los te maken van de routine van alledag. Bij de avondmeditatie draaien we klaagliederen of passiemuziek. Dit alles culmineerde dit jaar in een aantal bijzondere gebeurtenissen, die ik hier kort zal memoreren (voor een meer uitvoerige rapportage is dit blog niet geschikt, helaas).
“Burgers willen wel duurzamer, maar niet minder consumeren. Overheden willen best vergroenen, zolang het maar geen pijn doet in de koopkrachtplaatjes. En bedrijven zijn niet langer de boeman, maar onderdeel van de oplossing.” Dit is een citaat uit een gedegen artikel in De Groene Amsterdammer van 23 maart j.l. over Unilever: Duurzaamheid uit een pakje *)
De allergrootste verliezer is echter het klimaat. Met een beetje goede wil tel ik 52 zetels als voorstanders van een klimaatbeleid dat enig hout snijdt (overigens bij geen van die partijen wordt de problematiek ten volle onderkend, behalve misschien bij de Partij voor de Dieren). Dat is natuurlijk wat meer dan een paar jaar geleden, maar het is toch treurig dat er voor dit levensbedreigende probleem – we hebben nog maar twee decennia de tijd om het allerergste, waar onder de ondergang van Nederland, te voorkomen – slechts bij een derde van de kamerleden aandacht is. Ik zou pas blij geweest zijn met een verkiezingsuitslag waarbij dat bij de meerderheid van de kamerleden het geval zou zijn.

