Tag archieven: voorbeschikking

Timshel

Handel je slecht, dan ligt de zonde op de loer, begerig om jou in haar greep te krijgen, maar jij moet sterker zijn dan deze. (Genesis 4:7)

Disclaimer: Veel wat ik in dit blog aan de orde stel is al eerder neergeschreven (John Steinbeck, East of Eden, en bijvoorbeeld: https://peterdejaegher.com/2016/02/11/timshel/.) Niettemin heb ik er voor gekozen er ook zelf nog eens op in te gaan. Excuses voor de lezers die hier al alles over weten.

De bijbel is nog geen vier bladzijden oud of de mensheid wordt al twee keer opgezadeld met de erfzonde. De eerste keer is de bekende zondeval (Genesis 3); de tweede keer is de val van Kaïn nadat de Heer zijn offer had afgewezen. Tussen beide verhalen is een belangrijk verschil.

Na de eerste zondeval wordt de mensheid zonder meer gestraft. Dat heeft er toe geleid dat de leer van de erfzonde – wij zijn alzo verdorven, dat wij ganselijk onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad (Heidelbergse catechismus) – in Christelijke kringen wijd verbreid is. Slechts de genade Gods kan ons redden – tenzij dan dat wij door den Geest Gods wedergeboren worden (Heidelbergse catechismus, vervolg).

In het geval van Kaïn ligt dat anders – zie het citaat hierboven, dat de reactie van God is op de woede van Kaïn. Opvallend is dat in alle bijbelversies die ik heb gelezen het woordje moet is gebruikt als vertaling van het Hebreeuwse timshel. Zo vertaald klinkt het als een bevel; vriendelijker geformuleerd, een opdracht. Het kan echter ook vertaald worden als zal, en dan is het meer een voorspelling, iets wat is voorbeschikt. En tenslotte is de meest voor de hand liggende vertaling: kan. Dan wordt de verantwoordelijkheid geheel gelegd bij Kaïn: je hebt een keuze.

We zien dat achter deze vertalingsmogelijkheden drie verschillende levensbeschouwingen schuil gaan. Wat zegt het over de westelijke cultuur dat vanaf de middeleeuwen timshel steeds vertaald is als moet, (Engels: must) terwijl de vertaling kan dichter bij het oorspronkelijke Hebreeuws schijnt te liggen (hierover kan ik niet zelf oordelen – want ik ben geen kenner van het bijbels Hebreeuws. Ik moet dus afgaan op het oordeel van ter zake kundigen).

Wat denkt u, welke visie overheerst in de hedendaagse Westerse cultuur, die in de wereld zo dominant is geworden? Als we deze vraag bijvoorbeeld toepassen op de klimaatcatastrofe: is de uitkomst onvermijdelijk (voorbeschikt), is de uitkomst afhankelijk van of we een bevel of opdracht uitvoeren van een externe instantie die beslist wat juist en niet juist is, of zijn we zelf verantwoordelijk en hebben we een keuze? Volgende week kom ik hierop terug.

Citaat uit John Steinbeck, East of Eden.

NB: In verband met de verkiezingen verschijnt het volgende blog al op dinsdag.

Waar gaat het (ga ik) heen?

Hebben we nu een vrije wil of niet? In de discussie daarover gaat het doorgaans om de vraag of het bewustzijn primair is, of dat de vrije wil altijd vooraf gegaan wordt door door een hersenactiviteit. In dat laatste geval zou van een eigenlijke vrije wil geen sprake zijn., omdat die hersenactiviteit onbewust is en altijd door materiële oorzaken bepaald wordt. Lang geleden heb ik al gesteld dat deze visie mijns inziens berust op een dwaling, en in die mening word ik door vele gerenommeerde wetenschappers gesteund.

Maar veel interessanter vind ik de discussie over de relatie tussen vrije wil en predestinatie, voorbeschikking. Lang heb ik het begrip predestinatie geassocieerd met Calvijn (en tot op zekere hoogte Luther), maar bij nader inzien blijkt dat deze discussie al minstens duizend jaar eerder is begonnen (en misschien nog wel veel eerder). In de rabbijnse literatuur van na de Babylonische ballingschap wordt deze discussie met verve gevoerd, en ook bij de Stoa, de Essenen en de vroege Christenen speelde deze discussie een rol.

Als we het hebben over predestinatie moeten we onderscheiden tussen de voorbestemming van de mensheid (de wereld) als geheel, en de persoonlijke predestinatie van ieder mens persoonlijk. In het eerste geval wordt verondersteld dat het heelal zoals wij dat kennen met een zekere bedoeling is geschapen. Het ontwikkelt zich dan volgens een soort blauwdruk, een bouwplan, waarvan onder meer de wetten van de evolutie een manifestatie zijn. Eindtijd theorieën zijn van deze opvatting een voorbeeld, maar men kan ook in een bouwplan geloven zonder dat er van een eindtijd sprake is. Over de vraag of een bouwplan kan samen gaan met vrije wil kom ik later te spreken.

Persoonlijke predestinatie kan volgens mij niet samen gaan met vrije wil. De leer dat men al dan niet is uitverkoren is er een voorbeeld van, maar ook als de goddelijke genade ons daarvan kan bevrijden, is er geen sprake van onze eigen vrije wil. Natuurlijk kunnen we goede werken verrichten of juist slechte dingen doen, maar dat zou op zichzelf ook voorbeschikt zijn en dan kan je niet echt van vrije keuzen of beslissingen spreken. Ook als de leer van het al dan niet uitverkoren zijn je niet aanspreekt, kan je geloven in volledige voorbeschikking.

Vele theologen en filosofen hebben met dit probleem geworsteld. De Farizeeën geloofden in voorbeschikking, maar wilden toch de vrije wil niet opgeven (zoals de Sadduceeën en de Essenen deden). Zij moesten zich dus in allerlei filosofische en theologische bochten wringen om deze paradox te verklaren. Datzelfde geldt voor de Stoa, de Griekse tragedieschrijvers, en voor Hillel, Johannes de Doper en Jezus. Voor Augustinus was het duidelijk: die geloofde hartstochtelijk in predestinatie, zowel op collectief als op individueel niveau. Maar voor Thomas van Aquino was dat toch niet bevredigend, en ook de lutheranen hebben dit absolute standpunt gaandeweg verlaten. De befaamde strijd tussen Arminius en Gomarus ging hier ook over, waarbij Gomarus het absolute predestinatie standpunt innam.

In een volgende blog ga ik er op in waarom hierover nadenken voor ons belangrijk is.

Synode van Dordrecht