Dit blog is een vervolg op de vorige twee en gaat uit van de werkhypothese (niet de zekerheid) dat onzichtbare wezens bestaan.
Als je met de onzichtbare wereld contact wil maken moet je realiseren dat de onzichtbare wezens van hun kant niet contact maken zoals wij. Ze hebben geen taal, en sommigen van hen wellicht ook geen zintuigen zoals wij die kennen. Ze communiceren voornamelijk via gevoelens, intuïties en ‘energieën’. Dit laatste is natuurlijk een vaag begrip als je het niet beperkt tot fysieke energie. Toch hebben we allemaal wel niet-fysieke energieën ervaren (een contradictio in terminis) – denk bijvoorbeeld aan stemmingen of een sensitiviteit voor sfeer of onderhuidse processen bij anderen of in teams. We spreken dan vaak van ‘aanvoelen’.
Als we dus met onzichtbare wezens in contact willen komen moeten we ons vermogen tot niet-zintuigelijke communicatie ontwikkelen. Gelukkig hebben we allemaal intuïtieve vermogens. Maar velen van ons hebben die niet ontwikkeld zoals we onze fysieke, emotionele of mentale vermogens hebben ontwikkeld. Daarom vraagt het ontwikkelen van intuïtie training. En de beste training is training in aandacht en openheid – in het bijzonder aandacht en open staan voor wat er zich binnen in ons afspeelt.
Het is maar weinig mensen gegeven de onzichtbare wezens direct te zien of te horen, zelfs niet na training. Zelfs Peter Caddy, een van de oprichters van Findhorn had dat vermogen niet. Maar hij had wel een sterke intuïtie, en de wijsheid te luisteren naar zijn vrouw Eileen en hun levensgezel Dorothy MacLean. Daarnaast had hij organisatorische en leiderschapskwaliteiten, en vooral veerkracht, – en dat was voldoende voor zijn bijzondere rol bij het ontstaan van de Findhorn gemeenschap.
Naast onze intuïtieve vermogens hebben we , zoals boven gezegd, allemaal een zekere sensitiviteit voor niet-fysieke energieën (laten we die vanwege de onmogelijkheid van deze term verder maar geestelijke energieën noemen). Maar ook die sensitiviteit moet getraind worden, op dezelfde manier als we onze intuïtie trainen. Ik spreek wat dat betreft uit eigen ervaring. Van nature ben ik niet erg gevoelig, maar mijn vermogens tot empathie, inspiratie, intuïtie en het aanvoelen van wat er in situaties onder de oppervlakte speelt, zijn in mijn mijn leven steeds meer ontwikkeld. In mijn contacten met cliënten, en tijdens het schrijven van mijn boeken is het herhaaldelijk voorgekomen dat ik dingen zei of schreef die ik heb ervaren als komend ‘van boven’, in elk geval als niet door mijzelf bedacht. Ik was op een dergelijk moment het kanaal waardoor een hogere wijsheid door mij heen kon spreken. Mijn eigen verdienste was dat ik dat kanaal gezuiverd en geopend had. Blijft natuurlijk de vraag wie er dan spreekt. En daarmee komen we bij de vraag: wat is die onzichtbare wereld dan, en wie bewonen die wereld? Daarover kom ik in het volgende blog te spreken.

In de eerste plaats heeft het humanisme in Nederland zich onder invloed van het Humanistisch Verbond (HV) sterk rationalistisch ontwikkeld. Daarmee spreekt het minder tot het hart, en voldoet het niet aan de behoeften van diegenen die niet gewend zijn aan redeneren en analyseren.
het geloof in een scheppende kracht, die de evolutie voortstuwt en richting geeft.
Angst heeft in ons leven een belangrijke functie: het geeft ons de gelegenheid moedig te zijn. Om moedig te zijn moet je eerst bang zijn, anders is moed nergens voor nodig, en zal het dus niet ontwikkeld worden. En moed is beslist iets wat we nodig hebben in deze barre wereld. Het is een van de kardinale deugden. In ons hart weten we dat wel en daarom scheppen mensen die zich niet bewust zijn van hun eigen angsten vaak situaties, die een zeker risico inhouden. Door onze angst gade te slaan, er niet in te verdrinken maar het ook niet weg te stoppen, trainen we moed. We kunnen dit proces versterken door ons veiligheidsgebied te verlaten, en een redelijk risico te nemen (growing edge). Join the club!
Gelukkig brengt de bijbel opnieuw uitkomst. ‘Oordeel met een rechtvaardig oordeel’ (Joh. 7.24) of ‘Openlijk zult gij uw volksgenoten terechtwijzen.’ (Lev, 19:17). Vooral die laatste uitspraak (die vooraf gaat aan de beroemde uitspraak: ‘Gij zult u naaste liefhebben als uzelf’ is interessant: oordelen mag niet alleen, soms moet het zelfs. Dit roept natuurlijk weer allerlei nieuwe vragen op zoals: wanneer moet je oordelen en wanneer niet; wanneer is een oordeel rechtvaardig, en wie bepaalt dat? Maar daarover een andere keer.