Who is our neighbour?

Back from a magnificent holiday in Switzerland – what a beautiful country! – and Italy I am inspired to talk with you about love. I did that many times before, since it is an inexhaustible subject, but recently I discovered some new aspects. Let’s start with the Bible book Leviticus 19:18: Love your neighbour as yourself: I am the Lord.

This phrase has led to endless feelings of guilt, because what if you don’t feel this love, or doesn’t know how to develop this? Then one fails, exactly in the domain that seems to be the most important in life.

One of the problems is that this quote is probably wrongly translated. Meant is: Love your neighbor, who is like you. That sounds certainly more logical and true. Because in the more current translation your self love, that can be very limited, is the criterion for the love you can give, whereas clearly is referred to a higher standard: the love for and from the the Architect of the Universe: I am the Lord. To that love we are always capable, no matter of our own state of being, and no matter if we are believers of atheists.

But who is our neighbor? That surely is not everyone and anyone. To love that whole would be an abstraction, a cerebral concept, and that is not love. The neighbor is the one who enters our life. He/she has to give us something, or may need something from us. But anyway we have to deal with him or her. Only in that situation we can practice love, either by receiving or giving, or both. One can start with practicing open mindedness, mindfulness, and random acts of kindness. From there contact is possible. When, in contact, one succeeds in open listening and open speaking (without judging the other or wanting to influence him/her, or defending yourself) love will come into bloom. Sounds simple, is it not? It IS simple, but that is not to say that it is easy. But it is reachable for anyone who is determined to love one’s neighbor.

Of course we don’t love our neighbor immediately after meeting him/her, or continuously. As Carl Jung wrote in a letter to Mrs. A. Schim van de Loeff: “The general idea of christian love for one’s neighbour is a pretense. In that way one can interact with everyone in a nice and detached way, because you are loving everyone after all. I possess no christian love, so why should I pretend to love you? I take you seriously, and that, in all honesty, is the only thing I can do.”

 

Disclaimer: I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker

 

Wat is tijd?

Het is een heel gek gezicht als ik de mensen zie lopen, het lijkt net of ze allemaal verschrikkelijke haast hebben en bijna over hun eigen voeten struikelen. De fietsers, nou, dat tempo is helemaal niet bij te houden, ik kan niet eens zien wat voor een soort individu er op het vehikel zit.

Op dit citaat uit het dagboek van Anne Frank, die dit kon zien vanuit het achterhuis door een kier in het gordijn, stuitte ik tijdens de 4 mei herdenking. Deze waarneming dateert uit 1942, in het midden van de oorlog, en het is verbijsterend hoe actueel dit is en hoe goed het aansluit op mijn betoog van vorige week. Dat ging over tijd, maar wat is tijd?

Over deze vraag hebben geleerden zich al eeuwen lang gebogen. Een tijdlang werd gedacht dat tijd is te zien als een constante stroom, die één richting op stroomt. Vandaar ook de tweede wet van de thermodynamica, die luidt, kort door de bocht: de wanorde van elk gesloten systeem neemt toe in de tijd. Of anders gezegd: warmte stroomt altijd één kant op, van warm naar koud. Maar aan dit beeld werd door Einstein radicaal een einde gemaakt met zijn algemene relativiteitstheorie. Ruimte en tijd vormen een onverbrekelijk geheel, dat ontstaan is met het ontstaan van het heelal, en dat weefsel van de ruimtetijd is vervormbaar. Het kromt onder invloed van de zwaartekracht, en niet iedere gebeurtenis of handeling duurt overal even lang. Er bestaat in de kosmos geen gemeenschappelijk nu.  De tijd zou uiteindelijk zelfs circulair kunnen zijn, en het verschil tussen heden en verleden zou kunnen verdwijnen.

Dat helpt ons dus niet veel verder, als we de tijd echt willen begrijpen. Daarom ga ik te rade bij de spirituele tradities. En dan kom ik uiteindelijk uit bij de uitspaak: niets bestaat behalve het nu, en zelfs dat niet. Het verleden bestaat niet meer, en de toekomst bestaat nog niet. Maar zodra je het ‘nu’ gaat beschouwen, verdwijnt dat ook. Het is immers oneindig klein en kort, want zodra je er een zekere duur aan toekent bestaat het weer alleen uit verleden en toekomst, die dus niet bestaan. Begrijpt u het nog?

Omdat ook dit me niet helpt bij het begrijpen van de tijd neem ik mijn toevlucht tot de beproefde methoden van meditatie en een Zen-koan. De vraag is dan: wat is tijd? Door middel van de methodiek van de quantumsprong (https://www.quantumsprong.org) heb ik voor mezelf een antwoord op die vraag gevonden. En dat helpt me dan weer om beter met mijn tijd om te gaan. Graag wil ik eindigen met het volgende citaat uit Onder het melkwoud van Dylan Thomas:

Tijd gaat voorbij. Luister. Tijd gaat voorbij. Kom dichter nu.

Dat lijkt me een goede start voor het onderzoek naar tijd. Zelf neem ik nu de tijd voor vakantie, dus mijn eerstvolgende blog zal pas verschijnen in de eerste week van juni. Ik neem Het mysterie van de tijd van  Carlo Rovelli mee – dat schijnt een fantastisch goed boek te zijn. Dus misschien kom ik op dit onderwerp nog wel weer terug.

 

Due to holiday no blogs until the first week of June.

 

 

Tijd van leven.

Onlangs kreeg ik van mijn schoondochter het kinderboek Momo en de tijdspaarders van Michael Ende (de schrijver van het Oneindige Verhaal) omdat ik, zo dacht ze, daar wel geïnteresseerd zou zijn en daar wat mee zou kunnen op mijn blog. Daar had ze gelijk in, en dit blog is het eerste resultaat.

Het is een grappig, goed geschreven kinderboek dat al dateert uit 1973. Er is een musical en een film van gemaakt; toch kende ik het niet. Zoals ieder goed kinderboek is het ook heel leesbaar voor volwassenen. Het beschrijft hoe gewetenloze ‘zakenlieden’ een hele samenleving er toe brengen om tijd te (be)sparen, en deze daarmee vrijwel te gronde richten. Maar de kleine heldin Momo, het meisje dat goed luisteren kan, slaagt er in dit onheil uiteindelijk af te wenden.

Het is verbazend hoe actueel dit boek is. Ende  – al in in 1973! – schept een wereld die bedrieglijk veel lijkt op onze dolgedraaide samenleving. Tijd vervult daarin de rol van geld. Je kunt het sparen, net als geld. De ’tijdspaarders’ vormen een opmerkelijke metafoor voor diegenen die in onze wereld de woekerpolissen en ondeugdelijke beleggingsproducten aan de man en vrouw brachten (en in bepaalde vorm nog steeds brengen). Niemand heeft ergens meer tijd voor, en kilte neemt de plaats in van aandacht en warmte.

Hoewel dit boek helemaal geschreven is rondom het begrip ’tijd’, is tijd in dit boek dus een metafoor voor geld. Tijd is geld, zoals de zegswijze luidt. In onze neo-liberale consumptiemaatschappij  zijn we in een situatie terecht gekomen waar we, net als in het boek, veel tijd te kort komen. Onze materiële behoeften maken dat we  alles steeds efficiënter willen doen. Dat lukt ook, mede door de ontwikkelingen op IT gebied, maar we vullen de daardoor vrijgekomen tijd steeds met nieuwe activiteit, en hebben dien ten gevolge altijd haast. Haast wordt een houding, zelfs in situaties waarin we genoeg tijd tot onze beschikking hebben. Ik neem mijzelf als voorbeeld. Hoewel ik al een ‘oude van dag’  ben, en mijn dagen in zekere zin geteld zijn, heb ik niettemin tijd in overvloed ter beschikking. Ik zou dus geen tijdsdruk moeten voelen. Maar toch ben ik soms gehaast, en geërgerd als ik voor een stoplicht moet wachten. Of neem ik te weinig tijd als ik ergens op tijd moet zijn, waardoor ik in de stress kom – en alles langer duurt. Als ik gehaast ben trek ik bijvoorbeeld mijn schoenveter in de knoop, of probeer ik met twee benen in één broekspijp te komen. Ik kan ook moeilijk wachten, in een rij bijvoorbeeld. Ik ben een ongeduldig man. Dat is zeker een persoonlijke karaktertrek, maar ik zie deze processen toch ook vaak om me heen. Hoe dit zij, velen, zeer velen,  klagen over tijdtekort. In 1988 schreef ik hier al over:

Wij hebben altijd haast, en staan niet even stil, opdat onze ziel ons in kan halen. Wij hebben de kunst van het wachten verleerd. Zoals de I Tjing zegt:’Kracht laat zich gevaar niet overhaasten, maar neemt de tijd, terwijl zwakte erdoor in opwinding geraakt en het geduld verliest.’ En verderop: ‘ Het wachten in geen ijdel hopen, maar bevat de innerlijke zekerheid dat het doel bereikt zal worden.’ (5. Siu. Het wachten).

Tijd om eens wat dieper op dit begrip ’tijd’ in te gaan. Daarover meer in mijn volgende blog.

 

Sisiphos and the meaning of life.

You probably be acquainted with the ancient Greek myth of Sisiphos. As the legends say he founded Corinth and became its first king. “He promoted navigation and commerce but was avaricious and deceitful. He also killed travellers and guests, a violation of xenia which fell under Zeus”s domain. He took pleasure in these killings because they allowed him to maintain his iron-fisted rule.” If you want to read more about him I advise you to read https://en.wikipedia.org/wiki/Sisyphus . (Quotes in this and next paragraph are form this lemma).

“As a punishment for his trickery, King Sisyphus was made to endlessly roll a huge boulder up a steep hill. The maddening nature of the punishment was reserved for King Sisyphus due to his presumptuous belief that his cleverness surpassed that of Zeus himself. Zeus accordingly displayed his own cleverness by enchanting the boulder into rolling away from King Sisyphus before he reached the top, which ended up consigning Sisyphus to an eternity of useless efforts and unending frustration. Thus it came to pass that pointless or interminable activities are sometimes described as Sisyphean.”

Many authors wrote about him, seeing the metaphor with life itself: a continuous uphill struggle to no avail, especially when you want to make a difference. But there are essential differences between the labour of Sisiphos and the struggles in life. The first difference is that in life we have free choice. Most of the time we can choose if we want to make this effort or not, and even when fate hits us badly we always have the choice to resist or to surrender. Sisiphos doen’t have this choice – he is forced to give in (how? About this the myth is not clear). The second difference is that for Sisiphos nothing changes. Every time uphill, and during his descend downhill, his situation and his activity are absolutely the same. But in real life no uphill struggle is the same as the last one. Every activity we do is unique in itself, and never done by me or anyone else before in exact the same way. If I write a book, deliver a speech, write a blog, or even when I just say or do a tiny thing I can be sure that this is never an exact copy of earlier behavior, either by me or somebody else. Nor will it be copied exactly in the future. For example: as I write a book, hardly any idea in that book is new. Most are formulated ages before. But the pattern that I create with these ideas is new indeed and a unique expression of the unique me. And so it is with everything I do and say.

Also in real life the environment is changing constantly. That is not true for Sisiphos: his surroundings are every time exactly the same. It is as if time doesn’t exist. And finally: in real life every action has an effect. That is not so with the act of Sisiphos.

So my conclusion is that life never can be a Sisyphean labour. We can see it that way, but that then is a distortion of reality that undermines the idea that we can give meaning to our lives. With this concept I open a complete new subject, but that is for another time. So let us end here, with a quote of Joseph Campbell: Life is without meaning. You bring the meaning to it. The meaning of life is whatever you ascribe it to be. Being alive is the meaning. And so it is.

 

Disclaimer: I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker

Picture by Franz von Stuck

 

Uitbuiting in Nederland – terug naar de 19e eeuw

Ik ben best een progressieve man, maar ben niettemin behept met het virus van nationalistisch chauvinisme. Ik vind het leuk als we winnen op sporttournooien en ben geraakt als dan het Wilhelmus klinkt. Ik vind het mooi als er op Koningsdag en in het buitenland Nederlandse vlaggen waaien. En ik ben graag trots op ons land, met name op het feit dat we een democratie en een rechtsstaat zijn. En ik zou ook wel trots willen zijn op onze politici en mijn medeburgers die hen kiezen. Maar dat laatste wordt me wel erg moeilijk gemaakt.

Ik wil het nu even niet hebben over ons erbarmelijk klimaat- en energiebeleid, maar voor nu over de arbeidsomstandigheden van grote groepen Nederlanders en andere ingezetenen. Wij zijn een rijk land met een bloeiende, groeiende economie, maar grote groepen profiteren daar niet van, zoals we allemaal wel weten. De lonen van de laagste inkomensgroepen en de verdiensten van grote groepen flexwerkers worden verhoudingsgewijs steeds lager, en de vermogens van de rijken en welgestelden groeien, terwijl de minvermogenden steeds armer worden en moeite hebben de eindjes aan elkaar te knopen. In een artikel van Mirjam de Rijk in De Groene Amsterdammer van 1 maart j.l. wordt bijzonder helder uiteen gezet met welke maatregelen, wetten en particuliere besluiten dit allemaal wordt gerealiseerd. We leven echt in een ouderwets kapitalistische maatschappij. Het is wat minder zichtbaar, omdat het algehele welvaartspeil veel hoger is dan aan het eind van de 19e eeuw en met name de relatieve welstand van de middengroepen en – nog steeds –  de uitkeringen de armoede verdoezelen. Maar we gaan steeds meer naar Amerikaanse toestanden, waarbij het met één gezinsinkomen niet meer mogelijk is deel te nemen aan essentiële sociale en culturele activiteiten of met vakantie te gaan.

Maar dit valt allemaal in het niet als we onze blik richten op de duizenden (honderdduizenden?) legale en illegale arbeidsmigranten die werken in bedrijfstakken als de tuinbouw, bouw, horeca, of als au pair. De arbeidsomstandigheden (lonen, huisvesting, veiligheid, en zo meer) tarten werkelijk elke beschrijving. Gelukkig is het wel beschreven, en wel opnieuw in de onvolprezen Groene van 22 maart j.l. Lees het en huiver (https://www.groene.nl/artikel/ik-had-mijn-eigen-huid-in-mijn-handen ). Mocht u het meer literair willen hebben: lees over de misstanden in de boeken van Charles Dickens en u heeft een vergelijkbaar beeld. De arbeidsinspectie laat dit passeren, en het openbaar ministerie kan niet veel doen zonder aangiften – die de betrokkenen niet kunnen doen, omdat ze geen geld hebben voor het aanspannen van een procedure en bovendien in dat geval hun laatste restje inkomen en onderdak (hoe primitief ook) kwijtraken; of, in het geval van illegaliteit,  worden vast- of uitgezet.

Dit alles zou allemaal makkelijk te voorkomen zijn bij een ander politiek klimaat en beleid. (Ook dat is magnifiek beschreven door Mirjam de Rijk in De Groene van 12 april). Maar de politici van de gevestigde politieke partijen (ook D’66, ook de PvdA die zijn wortels de afgelopen twintig jaar heeft verloochend), en ook een aantal van de extreem-rechtse partijen, hebben andere prioriteiten: groei, groei, groei, en vervolgens groei (laat de markt zijn werk doen). We kunnen hen moeilijk iets verwijten, want we kiezen ze zelf. Hoe dat werkt beschreef ik al in mijn blog van 5 april.

Nee ik ben niet trots op Nederland. En dan heb ik het nog niet eens over hoe we onze medeburgers van buitenlandse afkomst segregeren en discrimineren. Of over ons vluchtelingenbeleid. Ik ben trots op het Concertgebouw(orkest), de opera, ons ballet, onze waterwerken, onze spoorwegen en ja, toch nog wel op wat we ondanks alles hier aan zekerheid en veiligheid hebben gecreëerd. Allemaal zaken waar ik persoonlijk weinig tot niets aan heb bijgedragen. Dus waarom ik er eigenlijk trots op ben zou ik niet weten. Het zal mijn identiteit wel wezen. . . ?

 

©Afbeelding: Kamagurka, De Groene Amsterdammer, 1 maart 2018

 

 

 

 

Invloed?

Er zijn nogal wat mensen die een beslissende invloed hebben gehad op mijn leven. Ik wil graag het idee hebben dat ik zelf mijn keuzes en beslissingen bepaal en bepaald heb; maar moet, als ik enige afstand neem en mijn leven overzie, toegeven dat dit maar zeer ten dele het geval is geweest. Mensen die voor mij richting bepalend zijn geweest, zijn onder meer de volgende: mijn ouders, mijn ex, Meadows/Meadows/Forrester (Club van Rome), Nadine Scott, Hans Kramer, Danaan Parry, Fritz Perls, Carien Everwijn, en waarschijnlijk nog enkele anderen die ik nu even over het hoofd zie. Als ik zeg: richting bepalend, dan bedoel ik dat ook echt: ze hebben me een weg doen inslaan die ik anders waarschijnlijk niet gegaan zou zijn.

Tot deze overweging kwam ik naar aanleiding van een column (ik weet helaas niet meer van wie) waarin de schrijver aan het eind van zijn leven tot de conclusie kwam dat zijn leven weinig verschil had gemaakt voor de wereld om hem heen. Hij had zich ingezet voor vele zaken die hem ter harte gingen, maar vroeg zich af of de wereld er ook maar enigszins anders zou hebben uitgezien als hij niet geleefd had, en zijn conclusie was dat dit waarschijnlijk niet het geval was. Hij citeerde bovendien een aantal bekende schrijvers en anderen, die zich eveneens met veel energie voor de samenleving hadden ingezet, en tot dezelfde conclusie kwamen. Een conclusie waarin ik me, wat mezelf betreft, ook heel goed kon vinden. Opvallend was overigens dat al deze mensen daar niet bijzonder ontmoedigd door werden, maar er eerder in een kalme acceptatie wel vrede mee hadden. Ook dat geldt voor mezelf.

Maar wacht even . . . als mensen op mij zo’n beslissende invloed hebben gehad, dan is het waarschijnlijk dat ik zelf ook invloed heb gehad. Bij nader inzien geloof ik dat ook wel, maar dat was de vraag niet. De vraag was: zou de wereld er ook maar enigszins anders hebben uitgezien als ik niet geleefd zou hebben (en mijn kinderen dus ook niet)? Dat geloof ik niet, en ik geloof al heel lang dat ‘mijn arbeid in het Westen’, om een vrijmetselaarsterm te gebruiken, weinig effect had. (Vaak wordt het modewoord ‘impact’ gebruikt – het is me een raadsel waarom we niet gewone Nederlandse woorden als effect, verschil of invloed gebruiken).

De vraag is dan: waarom doe je het dan? Waarom werk je aan of voor een betere samenleving? Het simpele antwoord is: omdat ik het niet laten kan. Het is een ‘innerlijke drang’ (weer een vrijmetselaarsterm), en door daar aan toe te geven vind ik vrede in mezelf. Ook is het een prachtige uitlaatklep voor gevoelens als verontwaardiging en woede, die ik daarom niet hoef op te kroppen en dan (verkapt) op meer negatieve wijze uit. En tenslotte: het voedt mijn hoop, en wie zou dat niet willen? Om met Vaclav Havel te spreken: Hoop is ergens voor werken omdat het goed is, niet . . . omdat het kans van slagen heeft. En daar houd ik het maar op.

 

 

Twee weken later.

Het is nu twee weken later. Tijd om eens met enige afstand te kijken naar de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen.

Opvallend is dat alle partijen – met uitzondering van de PVV en de SP –  de uitslag als een overwinning presenteerden. Maar in feite waren er van de landelijke partijen maar drie  overwinnaars: GroenLinks, de Partij van de Dieren en Denk. En zelfs van GL kun je zeggen dat het resultaat niet veel beter was dan bij de kamerverkiezingen van vorig jaar. De echte winnaars waren de lokale partijen.

Maar interessanter is het om te kijken naar de globale verdeling conservatief-progressief. En dan zie je wat je altijd ziet: globaal gesproken hebben de conservatieven de meerderheid, in een verhouding die al sinds de opkomst van de sociaal-democratie ongeveer constant is: conservatief ongeveer 55-60 %, progressief ongeveer 40-45 procent. Dit is niet een uitsluitend Nederlands fenomeen; het doet zich in de hele geïndustrialiseerde wereld voor. Er zijn in de geschiedenis enkele incidentele uitzonderingen geweest op deze regelmatigheid, maar voor zover ik kan nagaan werd de bovengenoemde verhouding steeds weer snel hersteld. Terug naar Nederland: ook bij de raadsverkiezingen geldt die verhouding: de winst van GL en PvdD werd gecompenseerd door het verlies van SP en PvdA. In Nederland, en ook in sommige andere landen, wordt het beeld enigszins vertroebeld door een typische middenpartij als D’66, die op cultureel en bestuurlijk gebied als progressief kan gelden, maar op sociaal economisch gebied als conservatief-liberaal moet worden gezien. (Er zijn trouwens her en der ook wel partijen in opkomst die niet zo makkelijk in de dichotomie links-rechts zijn te plaatsen, zoals bijvoorbeeld de vijf sterren beweging in Italië. Een interessante vraag is of dat de partijen van de toekomst worden – maar dat terzijde).

Waar zou die voorkeur voor het conservatisme vandaan komen? Om een antwoord op die vraag te vinden zullen we bij onszelf te rade moeten gaan. Voor zover ik kan nagaan, leven er twee zielen in onze borst: een conservatieve en een progressieve. De conservatieve ziel hangt naar voorspelbaarheid en veiligheid, en kenmerkt zich door een zekere nostalgie naar een geïdealiseerd verleden. De progressieve ziel verlangt naar  een rechtvaardiger, eerlijker en meer zorgzame maatschappij, en is gericht op de toekomst. Maar de toekomst is onzeker, en vaak moet je bovendien voor die ideale toekomst het een en ander opgeven (bijvoorbeeld door meer belasting te betalen).

Ik herken deze beide kanten in mezelf, en ik denk dat velen dat met mij zullen herkennen. Ik kan dus moeilijk anderen verwijten maken omdat ze stemgedrag vertonen dat me niet bevalt. Het enige waar ik me wel tegen kan verzetten is onverdraagzaamheid en racisme – behalve als dat ook van mijn kant tot onverdraagzaamheid leidt, want dan drijf ik de duivel uit met Beëlzebub. In mijn vorige blog heb ik gepleit voor een leiderschap gebaseerd op eenheidsbewustzijn. Ik hoop dat in de toekomst de partijen die dat soort leiderschap voortbrengen en de waarden van verdraagzaamheid en broederschap/zusterschap niet alleen met woorden, maar ook met daden en hun stijl van communicatie in praktijk brengen, de boventoon gaan voeren. Wat mij betreft zijn die waarden zelfs nog belangrijker dan de waarden vrijheid en gelijkheid.

 

 

 

Healing the Planet (II)

In my blog of February 28 I said that in in order to heal the planet – us – we need new leadership. I then promised to specify more in detail what I meant by this.

The leadership we need I call spiritual leadership. In my book about this I described that as a leadership that (quote):

  • is based on unity of minds. In other words a realisation of a connection between myself and another, myself and the world. . . . What I do with myself, I do with the surroundings and what I do with the other I also do with myself. It is also the awareness that the other may be different to myself but then again not really. This has significant consequences in the way in which I communicate with the other.
  • is based on vision. . . an image of that which I want to create, possibly together with others, which is fed through my desires, my aim in life, my actual talents etc. It is therefore something from the person as a whole, from the mind, body and soul and not only something intellectual such as an aim.
  •  is based on honesty. With this I mean: facing up to reality in a direct manner. This concerns both the external reality and the reality within ourselves. This is not always easy. We have the tendency to perceive both the external and internal world in a more positive light (or even more negative) than it actually is. It takes courage in order to take an honest look at the world around us and to look inside ourselves without guilt, anger, disapproval or judgment.

I also wrote: . . . spiritual leadership has nothing to do with gurus or sects or such like. It is a form of leadership which can occur anywhere, from the top to the bottom, in the business sector, in the government, in education and in the health care sector, in the arts and in the church, with men and women, with young and old and yes, even in politics.

So the first step is to develop this leadership in ourselves by growing our own awareness and taking responsibility. But in order to heal the planet we also need guides or leaders who are capable of mobilizing multitudes, creating a mass movement; and at the same time have the characteristics I mentioned above.

What can we do to promote this kind of leadership? Two things. In the first place we can support this kind of leadership wherever we see it developing, even if it is only in an early stage of development. We can do this through voting, joining a movement or mass demonstration, making conscious choices in our behavior as consumer or citizen, etc. The second way is avoiding any consent or endorsement with (political or commercial) actions that are damaging the planet, or even actively protesting against it by any form of nonviolent action, like – again – participating in a public demonstrating, signing petitions (Amnesty International, Greenpeace, Avaaz) or just speaking up when necessary, even among friends, etc.

We can support our action by daily prayer: for the healing of the planet and for the wellbeing and success of the leaders we endorse. Anyway: if we care for our our planet (including ourselves and our family and offspring) we should move, both inwardly and externally, and not sit on our hands and wait. Because again: our planet is ill, even though we don’t feel it. Be aware! In the spirit of the resurrection, let’s heal and celebrate life! Happy Easter!

 

Disclaimer: I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker

 

 

Mannen en het klimaat

Dezer dagen werd ik geattendeerd op een YouTube bericht van Fox News: Tucker: Something ominous is happening to men in America:

https://www.youtube.com/watch?v=LrhHkQhglig&feature=share

Nu ben ik geen fan van het door de gebroeders Koch gefinancierde Fox News, maar Tucker staat wel bekend als een serieuze onderzoeksjournalist. Het filmpje laat zien hoe de mannelijke populatie in America op dramatische wijze in verval is geraakt, vergeleken met vrouwen. Dit is te zien op allerlei terreinen: onderwijs (meer uitval van jongens), gezondheid (kortere levensduur, obesitas, verminderde vruchtbaarheid), zelfs op het gebied van carrière – in tegenstelling tot wat op grond van onheldere statistieken algemeen gedacht wordt (ook in America). Het loont zeker de moeite dit filmpje even te bekijken: het is hilarisch als het niet ook zo ernstig was.

Men zegt dat wat in America gebeurt hier vijftig jaar later ook gebeurt. In die uitspaak zit veel waars, al is de termijn tegenwoordig veel korter – eerder tien jaar. Niet dat we America in ieder opzicht letterlijk imiteren, maar  in dit geval zie ik enkele trends die in dezelfde richting wijzen (zonder dit met cijfers hard te kunnen maken). Des te interessanter dat hier – en in Amerika- mannen nog steeds domineren in de samenleving.

Wat dat betreft vond ik de afgelopen campagne voor de  gemeenteraadsverkiezingen onthullend. Deze campagne werd gedomineerd door mannen, zowel lokaal als landelijk. Ik heb natuurlijk lang niet alles gezien, maar het geneuzel en gereutel, de scheldpartijen en de verdachtmakingen waren meestentijds niet om aan te zien en te horen. Van wat ik gezien heb vielen me eigenlijk maar vijf politici in gunstige zin op: Lilian Marijnisse, Barbara Kathmann (PvdA, Rotterdam), Kees van der Staaij, Jesse Klaver en Vincent Karremans (VVD Rotterdam). Zij waren volgens mij de enigen die persoonlijke betrokkenheid paarden aan fatsoen en helderheid van argumenten met een hoog waarheidsgehalte. (Ik kan natuurlijk enkelen over het hoofd hebben gezien). Toch nog drie mannen – dus we hoeven niet te wanhopen.

Opvallend afwezig in de debatten was de klimaat problematiek, terwijl dat toch de grootste uitdaging is waar onze samenleving voor staat en gemeenten heel veel kunnen doen op dat gebied. Ten dele ligt dat aan de media. Zo vond bijvoorbeeld de NOS het niet nodig dat thema in het slotdebat te agenderen. Voor de NOS redactie bestaat het probleem kennelijk niet. Merkwaardig. Overigens zijn de enige partijen die een ruime voldoende scoren (B op een schaal van A – F; vergelijk het energielabel) op hun klimaatbeleid GroenLinks en de Partij voor de Dieren; zie https://kiesklimaat.nl/location/Amsterdam voor Amsterdam. Landelijk komt daar de ChristenUnie bij:  https://kiesklimaat.nl/milieukeur_partijen. Die partijen hebben het goed gedaan; dat geeft de burger moed. Ben benieuwd wat u gestemd hebt.

En wat de mannen betreft: de enige conclusie kan zijn dat we het zouden kunnen doen met een samenleving zonder mannen. Gezien de ontwikkelingen op het gebied van de voortplanting (zie mijn blog van 15 februari) zijn ze daar in elk geval niet meer voor nodig. Maar ik vermoed dat het manlijk geslacht toch nog te taai is om onmiddellijk uit te sterven. En eerlijk is eerlijk, een samenleving met mannen EN vrouwen lijkt me leuker dan een met alleen vrouwen.

Between the devil and the deep blue sea.

Nog een weekje, en dan is er het referendum over de ‘sleepwet’. Voor of tegen?

De term sleepwet is eigenlijk misleidend, want de nieuwe Wet op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (WIVD) regelt veel meer dan het ‘slepen’; het verzamelen van data via de kabel (zoals nu al mag met  data die via zenders verzonden worden). De wet breidt de bevoegdheden van genoemde diensten uit. Zo mag de AIVD onder de nieuwe wet een eigen DNA-bank oprichten en bijhouden, waarbij vrijwel zonder beperkingen DNA verzameld kan worden. Dat is anders dan de bevoegdheid van de politie, die alleen maar DNA mag verzamelen bij een concrete verdenking van een dader van een misdrijf.

Waarom is het een probleem dat het DNA van onschuldige burgers zonder meer kan worden opgeslagen en bewaard? Je zou denken dat die databank alleen gebruikt zal worden om terrorisme te bestrijden. Echter: “de ervaring leert dat databanken er in de politieke werkelijkheid om ‘vragen’ om ook voor andere doeleinden gebruikt te worden. De beste manier om dit risico in te perken, is om geen databank op te richten.” (prof. Koops, hoogleraar regulering van technologie aan de Universiteit van Tilburg in De Groene Amsterdammer van 1 maart). De bevoegdheden van de AIVD kunnen namelijk onder de nieuwe wet simpelweg worden verruimd door een Algemene Maatgeregel van Bestuur. De Tweede kamer moet daarover worden ingelicht, maar kan daar niet over stemmen. Dat is al gebeurd met de bevoegdheden van de politie in relatie tot hun databank, en het is bijvoorbeeld ook gebeurd in Frankrijk, na de aanslagen aldaar: door de noodtoestand zijn de bevoegdheden onder het strafrecht in Frankrijk nu permanent verruimd. Als er iets ergs gebeurd is, dan vervallen alle redelijke argumenten en vieren de emoties hoogtij.

Daarbij komt dat de doeleinden van de WIVD ook op een andere manier bereikt kunnen worden. Prof Koops: “Natuurlijk is het voor de aivd nuttig om de dna-profielen van potentiële aanslagplegers te hebben, maar nut is niet hetzelfde als noodzaak.”

Daarom ben ik niet voor de WIVD. Tegen stemmen dus? Hier zit een addertje onder het gras. Door tegen te stemmen legitimeer je het principe van dit referendum als zodanig. En ik ben geen voorstander van hoe het referendum thans geregeld is (opkomstpercentage, vrijblijvend advies, emoties overheersen argumenten, enzovoort). Bovendien hebben de huidige coalitiepartners gezegd de uitslagen van het referendum hoe dan ook naast zich neer  te leggen. Stemmen voor de kat zijn viool dus? Daar voel ik niet zo veel voor.

Ik moet dus kiezen tussen tegen stemmen, of mijn  stem bij het referendum onthouden – zoals ik ook vorige keren heb gedaan. Ik ben er nog niet uit. U wel? We hebben nog een paar dagen om er over na te denken.

 

Erratum: In mijn vorige blog staat een fout jaartal. Het aantal passagiers in de luchtvaart was 3,5 miljard in 2004, niet in 1970 – ik had twee jaartallen door elkaar gehaald.

© Afbeelding: DutchCowboys