Categoriearchief: Persoonlijke groei

Terugblik

Hoe kan ik het begrijpen? Begrijp het niet. Dat wat overblijft als er geen begrijpen meer is, is het Zelf. (Panchadasi)

In deze 80+ fase van mijn leven schep ik er soms genoegen in eens terug te kijken op mijn leven. Daarbij merk ik dat mijn persoonlijke ontwikkeling voor een belangrijk deel terug te voeren is op het reflecteren op een een tiental belangrijke levensvragen.

  1. Wie ben ik?
  2. Wat ben ik?
  3. Wat is mijn bestemming?
  4. Wie is de ander?
  5. Bestaat er een niet-materiële, onzichtbare wereld?
  6. Wie of wat is God?
  7. Met welk doel is deze wereld geschapen?
  8. . . .
  9. . . .
  10. . . .

Op de vragen 1 en 2 heb ik dusdoende een paar duidelijke antwoorden gekregen die voor mij voelen als ‘de’ waarheid. Wat me daarbij hielp was deelname aan twee workshops (Enlightenment Intensive), later door mijzelf gefaciliteerd als Quantum Sprong (zie elders op deze website), en ook een boeddhistische retraite. Het antwoord op de derde vraag vond ik door mezelf te af te vragen wat het is dat ik in dit leven te leren, te doen en te geven heb. Wat betreft de vierde vraag: ik heb geen idee; het is een raadsel. Wat betreft vraag vijf heb ik wel sterke vermoedens, maar ik heb er geen directe ervaring mee, anders dan dat ik me geleid en gedragen voel. Bij die vraag ben ik overigens zeer geholpen door mijn ervaringen met en in de Findhorn community, en met name door het transformatiepel (zie elders op deze website). Op mijn 60e ben ik ingewijd als vrijmetselaar, en hoewel ik toen al wel een idee had over de antwoorden op de vragen 6 en 7 heeft de vrijmetselarij me geholpen daar verder klaarheid in te brengen. Op de vragen 8 en 9 (die u zelf mag invullen, ik denk dat u die wel raden kan) heb ik geen definitief antwoord, maar wel een openbaring gehad die tot een duidelijk inzicht (geloof) heeft geleid. En wat vraag 10 tenslotte: het werk daaraan heeft als een rode draad gelopen door mijn blogs van de afgelopen maanden; dus daaraan kunt u die vraag wel afleiden.

Maar uiteindelijk kom ik op deze leeftijd steeds meer uit op het citaat uit de Advaita Vedanta waarmee ik dit blog ben begonnen. Hoe waar sommige antwoorden voor mij ook zijn ik begrijp steeds minder van deze wereld, en daar heb ik vrede mee: ik zit in ‘de wolk van niet-weten’. Ik verwonder me steeds steeds meer over het mysterie dat overal in deze werkelijkheid geopenbaard wordt als je er oog voor hebt, en dat me vervult met ontzag.
Ik vond het leuk om deze overwegingen eens met jullie te delen, maar het is mijn persoonlijke verhaal, dus of jullie er veel aan hebben vraag ik me af. Persoonlijke ontwikkeling is natuurlijk voor een belangrijk gedeelte gebaseerd op (het verwerken van) de eigen levenservaringen. Maar voor hen die houden van geestelijke arbeid, onderzoek en nadenken kan reflecteren en contempleren over deze levensvragen heel bevredigend zijn en leiden tot een verrijking van het bewustzijn. Dus misschien is dit blog voor hen wel een inspiratie.

De zachte krachten.

De zachte krachten zullen zeker winnen
in ’t eind – dit hoor ik als een innig fluistren
in mij: zo ’t zweeg zou alle licht verduistren
alle warmte zou verstarren van binnen.

(Harriette Roland Holst – van der Schalk)

Wij mogen toch hopen dat bovenstaand visoen van Henriette Roland Holst bewaarheid wordt. Maar vanzelf zal dat niet gaan – wij zullen daar wat aan moeten doen. Wat kunnen we doen om de voortgaande moordpartijen in de wereld te stoppen?

De eerste stap lijkt mij om deze moordzucht onder ogen te zien. Niet alleen in de wereld, maar ook als potentie binnen onszelf. Wat zouden wij doen, als ons land zou worden aangevallen en bezet? Of erger, wanneer onze geliefden met de dood of marteling worden bedreigd? Het is misschien goed om daar eens op te reflecteren.

Maar zoals ik in mijn blog van twee weken gelden al heb geschreven, zo ver hoeft het niet te komen: ‘Mijn conclusie is dat niemand vrij is van de neiging tot geweld, dat door externe oorzaken geactiveerd kan worden’. De tweede stap is dan ook deze neiging tot geweld in onszelf onder ogen te zien. Daarbij moeten we bedenken dat gedachten op zichzelf al een negatieve uitwerking kunnen hebben. Hun energie straalt uit in de wereld en beïnvloedt, hoe subtiel ook, ons gedrag.

Een derde stap is: nooit partij kiezen bij conflicten en oorlogen waar we zelf niet direct in betrokken zijn. Natuurlijk kan onze sympathie of verontwaardiging aan één kant liggen, of kunnen we een oordeel hebben over wiens handelen al dan niet gerechtvaardigd is. Maar ons oordeel of gevoel maakt, zoals ik in het vorige blog heb betoogd, oorlog, moorden, doden, of zelfs het toebrengen van lichamelijk geweld nog niet rechtvaardig. Om werkelijk bij te dragen tot vrede dienen we onze directe en impulsiever reacties even te parkeren, en het conflict van enige afstand te bezien. Als we daarentegen partij kiezen worden we medeplichtig, aanvankelijk in gedachten, wellicht laten ook in handelen.

Ten vierde: als we zelf in een conflict of oorlog betrokken worden, moeten er keuzes worden gemaakt. Het kan zijn dat we daarbij waarden, zoals de veiligheid van mezelf of mijn dierbaren, vrijheid, zelfbeschikkingsrecht of solidariteit met vervolgden, belangrijker vinden dan het leven van anderen. We hebben de macht en het recht voor die andere waarden te kiezen, maar laten we dat dan doen in ons volle bewustzijn, in volle verantwoordelijkheid en zonder het voor onszelf goed te praten.

Tenslotte: wat kunnen we doen zolang we hier in betrekkelijke rust en vrede leven? In de eerste plaats onze gedachten zuiveren: vijandige gevoelens en oordelen in onszelf waar te nemen; daarnaast ons zoveel mogelijk bewust te worden van onze liefde en compassie, zoveel mogelijk mee te leven met slachtoffers en nabestaanden, in gedachten ondersteunende energie (die we zelf vanuit de kosmos en vanuit de aarde ontvangen en in ons hart kunnen mengen) sturen naar hen die in nood verkeren, en bidden dat zij in hun duisternis nog op enig perspectief kunnen hopen en een lichtpuntje kunnen zien. Solidair zijn met vredesactivisten, al dan niet in de gevangenis. Gebed om vrede kan ook geen kwaad. En tenslotte: zelf zo vredelievend mogelijk leven en ons uitspreken voor vrede, eventueel in demonstraties en petities, en stemmen op de politieke partij die daar het meest aan bijdraagt.

Voldoe ik zelf aan deze hoogstaande normen? Natuurlijk niet, maar ik vind het wel de moeite waard er naar te streven. De mensheid zit collectief in een dark night of the soul, maar we kunnen het lichtpuntje blijven zien. Uiteindelijk zullen we nooit zeker weten wat de toekomst ons zal brengen. De zachte krachten kunnen nog altijd winnen. De dood is nooit het laatste woord, zoals de Paasboodschap luidt. Vredig Pasen!

Het gebroken geweertje

Gij zult doden.

De meeste mensen deugen en de meeste mensen deugen niet.
(vrij naar Rutger Bregman)

Mijn vorige blog over geweld en oorlog in de wereld eindigde met drie vragen: waar komt dat massale geweld vandaan, en is er ook zoiets als gerechtvaardigd geweld (rechtvaardige oorlog), en hoe kunnen we het stoppen? Dit blog handelt over de eerste vraag.

Onze neiging tot geweld en moordzucht heeft waarschijnlijk een biologische of evolutionaire wortel (doodsdrift, Freud). Om te overleven in prehistorische en vroeg-historische tijden hadden we geweld nodig, evenals veel andere dieren, met name ook dieren van wie we afstammen. Het kwam vooral tot ontwikkeling als hulpbronnen schaars werden, bijvoorbeeld door klimaatverandering of natuurrampen, of door bevolkingsgroei. In zo’n situatie wordt geweld een kwestie van overleving. Het uitte zich onder meer in territorium drift, stammenstrijd en competitie om het leiderschap. Ook voor de jacht is geweld nodig, weliswaar tegenover dieren, maar ook dat beïnvloedt de cultuur.*)

Als er eenmaal geweld is in een stam of groter verband, dan krijgt het ook een functie in de cultuur. Dan kan het worden geaccepteerd, en zelfs worden verheerlijkt. Er ontstaan dan rituelen rondom het geweld, en grote krijgers worden verheerlijkt. In de voorlopers van alle moderne culturen heeft tijdens de vroegste historie (steen- of bronstijd) een dergelijk proces plaats gevonden. Zodoende is geweld in ons genetisch erfgoed verankerd.

Daarbovenop komen psychologische processen. In alle mensen leven een aantal fundamentele angsten die voortvloeien uit de onzekerheid van het leven zelf: doodsangst (eveneens biologisch gefundeerd), en de angst uit de groep te vallen (dat was in tribale tijden een realistische angst, want als je werd uitgestoten was je ten dode opgeschreven). En als de bestaansonzekerheid groter wordt , door natuurrampen of door ‘ s mensen toedoen (ongelijkheid, angst je baan te verliezen, repressie), dan gaan die natuurlijke angsten opspelen, en die worden meestal gecompenseerd door mimetische begeerte, streven naar bezit, macht, status, kortom door ego-behoeften. Of de angst wordt onderdrukt, met mogelijk ziekte of depressie tot gevolg. We worden in dat geval gevoelig voor leiders die veiligheid beloven maar dat overigens niet waar kunnen maken en dan zelf hun toevlucht zoeken bij (verbaal) geweld. Om hun gezag te handhaven hebben ze een vijand nodig – bijvoorbeeld immigranten, een bepaalde bevolkingsgroep of een ander land. Verbaal geweld loopt uiteindelijk altijd uit op fysiek geweld, waardoor de gevoelens van onveiligheid verder toenemen. Wie zien die processen heden ten dage in Israël, Palestina, Rusland, en op vele plaatsen meer (G.W. Allport, The nature of prejudice, 1954). Mijn conclusie is dat niemand vrij is van de neiging tot geweld, dat door externe oorzaken geactiveerd kan worden.
Tot zover mijn summiere antwoord op de eerste vraag.Volgende week verder.

Thanatos, god van de dood (sculptuur 1e eeuw v.C.)

*) https://www.nemokennislink.nl/publicaties/geweld-in-de-steentijd-en-de-bronstijd/

Vastentijd.

Maar ’t gaat voorbij, voorbij
(oud schoolliedje)

In het kerkelijk jaar zijn er twee perioden van speciale bezinning: de advent- en de vastentijd. De advent richt zich op de betekenis en de komst van het licht; de vastentijd gaat over dood en het overwinnen daarvan. Ook als je niet kerkelijk bent (zoals ik) is het wel zinvol je aan deze perioden iets gelegen te laten liggen.

Leven is sterven. Er gaan de hele tijd dingen verloren om plaats te maken voor iets nieuws. Dat geldt zowel buiten ons als binnenin ons. Cellen sterven af; nieuwe cellen ontwikkelen zich. Oude gedachten en ideeën verliezen hun betekenis, nieuwe komen daarvoor in de plaats. Levensfasen gaan voorbij en nieuwe fasen beginnen, en brengen nieuwe ervaringen en avonturen met zich mee. Het leven is een constant afscheid nemen en geboren worden, maar we staan daar niet steeds bij stil. De vastentijd is een periode om dat wel te overwegen en niet krampachtig vast te houden aan het oude. Het is een periode om te beseffen dat alles in dit leven voorbij gaat; het goede en ook het kwade. Daaraan kunnen we drie gemoedsstemmingen ontlenen: gemoedsrust (wat betreft het kwade), weemoed en verwachtingsvolheid. Deze overwegingen geven ook aanleiding om niet alles als absoluut te ervaren, om de relevantie van dit materiële leven te relativeren. Paradoxalerwijs versterkt dat onze veerkracht.

Sterven is het ultieme afscheid. Kenmerkend is dat we niet echt weten wat daarna de nieuwe fase is. We kunnen meer of minder krachtig geloven in een leven na dit leven, maar geloof is nooit een zeker weten, en houdt altijd een twijfel in. De vastentijd is een goede tijd om daarmee vrede te leren hebben.

In de vastentijd doorbreken we gewoonten, de routine. We denken daarbij primair aan eetgewoonten, maar het kan ook op ander gebied. Wat de eetgewoonten betreft, dat kunnen we heel verschillend invullen. We kunnen wat vaker vlees laten staan, of af en toe een dag echt totaal vasten (alleen water drinken), of een vastenkuur van een week volgen in een daartoe strekkend oord, of, zoals ik doe, 40 dagen stoppen met alcohol, snacks en snoep. En wat andere gewoonten betreft: stoppen met impulsaankopen, minder gemakzuchtig reizen, of wat dan ook. Al deze acties helpen ons te onthechten en ons bewust te worden van de kostbaarheid en de vergankelijkheid van ons leven.

Laat ik dit blog beëindigen met de slottekst uit een oud schoolliedje, ‘Hoog op de gele wagen’
(Ik zou dat zeker even beluisteren: https://www.youtube.com/watch?v=YReJIAg8PlM)
Vrienden van liefde en leven
Vangt er mijn laatste groet.
Hoe graag was ik bij u gebleven
Maar ’t gaat voorbij, voorgoed.


De levenswet

. . . het werd al lichter, alle duisters braken
en ik zag liefde als de levenswet.

Henriette Roland Holst-van der Schalk (1869-1952)

Twee weken geleden besprak ik de universele kosmische wet: de wet van Eenheid. Deze week komt een tweede belangrijke wet aan de orde: de wet van Leven. Die luidt dat alle leven in de kosmos zich voltrekt in drie fasen: groeien, bloeien en vrucht dragen. Bloeien en vrucht in letterlijke of symbolische zin: het tot volledige ontwikkeling komen en als organisme zijn specifieke bijdrage leveren aan de omgeving/wereld.

Voor de meest eenvoudige organismen is dit proces volledig afhankelijk van de omgevingscondities. Hoe complexer het organisme echter wordt, hoe meer het zelf tot die condities kan bijdragen. Voor de mens, als een van de meest complexe organismen, gaat dat zover dat het zelf tot op grote hoogte zijn groeiconditie kan bepalen. Daarbij speelt zijn bewustzijn, met name zijn keuzevrijheid een rol: een mens kan invloed uitoefenen op de bijdrage die hij levert. Daarbij komt het er op aan dat hij uitvindt wat zijn unieke bijdrage kan zijn. Het is zijn bestemming die unieke bijdrage te leveren; dat is in feite de concrete manifestatie van zijn vermogen tot liefhebben, zijn creatieve aandeel in de schepping. Als hij daarentegen probeert een andere bijdrage te leveren en daarmee het voortbrengen van zijn unieke vrucht belemmert, dan handelt hij tegen de levenswet in, met alle nadelige gevolgen voor hemzelf en de wereld. Dat is verspilling van energie; dat noemen we zonde. Zonde is dus de tegenpool van liefde en creativiteit. Als je probeert een goede dokter te worden, terwijl je eigenlijke talent en bestemming ligt bij architect, schrijver of loodgieter, dan komt daar als regel weinig van terecht.

Sommige mensen vinden hun eigen bestemming vanzelf, op natuurlijke wijze, zonder er enige moeite voor te hoeven doen, en leiden zo een vervuld en bevredigend leven. Maar vele anderen kost het meer moeite. Voor hen gaat het er om hun stukje te vinden van de planetaire puzzel, of in andere woorden, hun levensopdracht. Ik heb daarover uitvoerig geschreven in mijn blogs van 23 juli 2015, 16 juli 2020 en 25 februari 2021, alle op deze website te vinden; dus ik wou het daar nu maar bij laten.*) Laat ik besluiten met mijn overtuiging dat als een groot deel van de mensheid, zeg ten minste 30 %, er in slaagt hun unieke bijdrage te vinden en te geven, het met de mensheid nog goed kan aflopen ondanks het gevaar waarin we ons bevinden.

*) Ik heb hierover ook al veel eerder uitvoerig geschreven in mijn boeken: Spiritueel Leiderschap, 2008, pag. 246-249, en Op weg naar jezelf. . . een pelgrimsreis in zeven etappes, 2015, pag. 58-78.

Dreiging

Ik had de vorige week niet zo’n beste week. Het begon in het eerdere weekend met problemen met mijn computer en mijn bankrekeningen. Met de naweeën daarvan kamp ik nog steeds. Of het nu daardoor kwam, of dat het er niets mee te maken had, maar ik elk geval voelde ik me daarna geestelijk niet goed. Mijn dromen waren naargeestig en ik sliep slecht. Pas afgelopen weekend verbeterde mijn stemming weer.

Terugkijkend realiseerde ik me dat mijn achterliggende gemoedsaandoening een gevoel van dreiging was. Daar was ook buiten mijzelf wel aanleiding toe. Ik herlas ‘als ontspanning’ het vijfde deel van de Harry Potter boeken, en daarnaast het boek De Camino van Anya Niewierra. In beide boeken hangt ook een sfeer van dreiging in de lucht, net zoals in In de ban van de RIng, en in De Hongerspelen. Dat is natuurlijk maar fictie maar deze boeken zijn metaforen voor de dagelijkse realiteit, waarin ik eveneens een sfeer van dreiging ervaar. De dreiging van de klimaatcatastrofe, van de extinctie en van het kwaad waarover ik vorige week schreef en dat zich mijns inziens in de wereld duidelijk manifesteert. In de hierboven genoemde boeken wordt het kwaad gekoppeld aan een of enkele ‘personen’, maar in de dagelijkse realiteit is het kwaad meer verspreid en verkapt aanwezig. Toch is er een zo flagrante parallel met die boeken, dat de fantasiewerelden en de realiteit in mijn beleving in elkaar overvloeiden.

Ik knapte al aanzienlijk op toen ik door zelf-analyse door kreeg wat er mijn binnenste aan de hand was. Ik kon toen mijn binnenwereld en mijn buitenwereld beter uit elkaar halen. Dat lijkt me een uitstekende remedie voor iedereen die door de reële dreiging wordt aangetast. Maar wat me werkelijk hielp was een artikel in Het Rozekruis (2023-1) van Wilco van Koldam, dat me nog eens herinnerde aan de 3e antinomie van Kant, namelijk de tegenstelling tussen vrije wil en natuurwetten. Volgens Kant vloeit die tegenstelling voort uit onze geest, die de wereld nu eenmaal alleen in antinomieën kan waarnemen. En dus hebben we een keuze aan welke van de de thesen we aandacht schenken. Ik voor mij heb al lang gekozen voor de these van de vrije wil. Een consequentie daarvan is dat de dreiging niet werkelijkheid hoeft te worden. Dat hangt er maar van af waar wij als collectiviteit voor kiezen.Dat is trouwens ook de strekking van de genoemde boeken.

En zo zie je maar weer: aan een dark night ben ik deze keer ontsnapt door zelf-analyse en steun van buiten. Ook dat is een les die ik uit de ervaring van vorige week kan trekken. En ook die les geldt mijns inziens voor velen van ons.

De dictator

De archetypen in onze samenleving.

Individualisme is een dodelijk gif. Maar individualiteit is het zout van het dagelijks leven.
Henry van Dyke

Lidl veroorzaakte een klantenopstand toen ze besloten om bij wijze van proef de vegaburgers in hetzelfde schap te leggen als de vleeshamburgers. “Ik bepaal zelf wel wat ik eet”. klonk het veelvuldig. De PVV in de provincie Gelderland protesteerde toen besloten werd dat op Woensdag – nou net de dag dat de Gelderse Staten vergaderen – in de kantine van het provinciehuis alleen vegetarische maaltijden zouden zijn te verkrijgen. Hun motie – er moet elke dag minstens één vleesmaaltijd te verkrijgen zijn – werd ook ondersteund door VVD en CDA.*).

Dit zijn allemaal voorbeelden van doorgeschoten individualisme. Waar komt dat vandaan? Dat komt uit onze jeugd, en wel de leeftijd van 3-4 jaar, de zogenaamde koppigheidsfase. Dat is de leeftijd waarop we onze autonomie ontwikkelen. Maar om die te bereiken schieten we eerst door en protesteren tegen alles wat ons wordt opgedragen. Het sowieso ‘nee’ zeggen. Het ‘dwarsliggen’. Als ouders in deze fase te toegeeflijk zijn, of juist te onderdrukkend, blijven we als volwassenen in deze fase steken. Autonomie wordt dan verward met absolute vrijheid, zonder rekening te houden met anderen. Elke begeerte (zie vorige week) moet dan onmiddellijk bevredigd worden. Ik moet mijn zin hebben, en wel NU!!! Dat komt in onze wereld heel veel voor.

Deze onverwerkte, kinderlijke behoefte licht aan de wortel van ieder autoritair gedrag, zoals bijvoorbeeld grensoverschrijdend gedrag.**) Het is niet toevallig dat er door overheden en bedrijfsleidingen vaak niet naar hun medewerkers en burgers geluisterd wordt. Het autoritarisme van boven botst dan met de koppigheid van onderaf. Waar dat in extremis toe leiden kan is de ondergang van de democratie. Democratie vraagt inschikkelijkheid. Het is niet toevallig dat de democratie overal in de wereld in het defensief is, en het dictatorschap overal in opmars is. Het valt op vruchtbare bodem: de demagogen en populisten vertellen je namelijk dat je altijd je zin krijgt.

Ik wantrouw iedere politicus en iedere leider die er niet op wijst dat we voor een betere samenleving ook rekening moeten houden met elkaar, en ook wat op moeten geven, al was het maar onze ongebreidelde consumptiezucht. Bij de a.s. verkiezingen zal ik alle partijen op dit punt vergelijken, en mijn stem hier mede door laten bepalen.

Hitler als klein kind.

*) De voorbeelden zijn ontleend aaan een column van Esther Bijlo in Trouw van 16 juni 2023
**) Zie bijvoorbeeld het prachtige interview met Matthijs van Nieuwkerk hierover in de NRC van 2 sept (weekendbijlage).

Identiteit

Vele mensen, ook ik, ontlenen een deel van hun identiteit aan externe factoren: nationaliteit, huidskleur, ethnische afkomst, geslacht, beroep, maatschappelijke positie, status, plaats in het gezin, enzovoort. Dat maakt ons kwetsbaar, want als (een deel van) die identiteit niet erkend wordt voelen we ons aangetast en reageren we defensief. Als dit voor een bepaalde identiteitsgroep op grote schaal gebeurt kan dit leiden tot diepgaande conflicten, scheldpartijen, demonstraties en zelfs geweld. Hoe kunnen we bereiken dat we voor een aanval op (een deel van) onze identiteit minder kwetsbaar worden?

Maar eerst iets anders. Zelf heb ik moeite met een deel van mijn identiteit, namelijk mijn Nederlanderschap. Vroeger was ik best trots op die identiteit, want was ik zelfs trots op mijn land en voelde daar een zekere liefde voor. Ik vond dat we de dingen hier mooi geregeld hadden, dat we een land waren van solidariteit en tolerantie, dat ‘we’ hele mooie kunst hadden geschapen, dat we hele mooie natuurgebieden hadden, dat we een rijk cultureel leven hadden, enzovoort. Ik was ook best chauvinistisch, was trots op ons nationaal elftal, en op onze zwemmers en schaatsers, op ‘onze’ prestaties op het gebied van wetenschap, op het niveau van ons muziekleven. Ik kon zelfs geraakt zijn bij het spelen van het Wilhelmus of het hijsen van onze vlag.

Maar in dat identiteitsgevoel is een lelijke barst gekomen. Ik ben deel van een land dat alle collectieve voorzieningen onder druk heeft gezet, dat een onmenselijk immigrantenbeleid probeert te voeren, dat een inhumane bureaucratie heeft gecreëerd, dat het klimaat probleem niet echt wil aanpakken, dat bijdraagt aan de uitbuiting van de bevolking elders in de wereld, dat pakten sluit met de meest gruwelijke dictators, dat onze natuur verwaarloost en waarin velen elkaar verrot schelden; enfin, u kunt dit zelf naar believen aanvullen. Een land ook waarin voortdurend die partijen bij verkiezingen de winst behalen die het algemeen belang en wat er nog over is van de ‘commons’ consequent achterstellen bij het eigenbelang.

Ik schaam me nu steeds vaker om Nederlander te zijn. En soms ook om man te zijn, wit te zijn, bevoorrecht te zijn. Dus waaraan moet ik dan mijn gevoel van identiteit ontlenen? Gelukkig is er altijd de weg naar binnen. In mij leeft mijn ziel en mijn geest. Zelf ben ik vrij in het kiezen van mijn opvattingen en de waarden die ik wil nastreven. Aan deze kiezer en aan dit zelfgevoel kan ik mijn identiteit ontlenen. Dat maakt me minder kwetsbaar voor mijn uiterlijke identiteit en wat wie dan ook daarvan vindt. En dat is ook het antwoord op de vraag aan het eind van de eerste alinea van dit blog: zoek je identiteit in je binnenste, en maak die niet afhankelijk van externe factoren. Volgende week ga ik hier diepgaander op in.

Nederland in verval

The Guy in the Glass

I am the best friend of myself.’ (Helen Reddy). Is dat zo?
https://www.youtube.com/watch?v=uTZpLd8Ts8o

Mijn vorige blog eindigde ik met de volgende vragen: Voor iedereen die niet lijdt aan een psychische stoornis is er altijd de keuze om te luisteren naar ons geweten. Waarom wordt die niet gemaakt ten behoeve van ons allemaal? Waarom kunnen zovelen van ons het leven niet zien als een heilige reis?

In dit blog ga ik in op wat deze vragen voor mezelf betekenen. Ik doe dit aan de hand van het prachtige gedicht van Dale Wimbrow, zie hieronder.

Disclaimer: Het gedicht is geschreven vanuit een positie als man, maar dat betekent natuurlijk niet dat het voor een vrouw niet net zo zou kunnen zijn. Het feit dat ik voor dit gedicht kies impliceert voor zover ik mezelf ken niet dat ik een seksistische oriëntatie heb.

The Guy in the Glass

by Dale Wimbrow, (c) 1934

When you get what you want in your struggle for pelf,*
And the world makes you King for a day,
Then go to the mirror and look at yourself,
And see what that guy has to say.

For it isn’t your Father, or Mother, or Wife,
Who judgement upon you must pass.
The feller* whose verdict counts most in your life
Is the guy staring back from the glass.

He’s the feller* to please, never mind all the rest,
For he’s with you clear up to the end,
And you’ve passed your most dangerous, difficult test
If the guy in the glass is your friend.

You may be like Jack Horner* and “chisel” a plum,
And think you’re a wonderful guy,
But the man in the glass says you’re only a bum
If you can’t look him straight in the eye.

You can fool the whole world down the pathway of years,
And get pats on the back as you pass,
But your final reward will be heartaches and tears
If you’ve cheated the guy in the glass.

In grateful memory of our father, the author, Dale Wimbrow 1895-1954

.

*) pelf = geld, duiten. feller = fellow.
Jack Horner verwijst naar een kinderversje, dat gezien wordt als een metafoor voor opportunisme en hebzucht, met name in de politiek. Zie: https://en.wikipedia.org/wiki/Little_Jack_Horner

Timshel

Handel je slecht, dan ligt de zonde op de loer, begerig om jou in haar greep te krijgen, maar jij moet sterker zijn dan deze. (Genesis 4:7)

Disclaimer: Veel wat ik in dit blog aan de orde stel is al eerder neergeschreven (John Steinbeck, East of Eden, en bijvoorbeeld: https://peterdejaegher.com/2016/02/11/timshel/.) Niettemin heb ik er voor gekozen er ook zelf nog eens op in te gaan. Excuses voor de lezers die hier al alles over weten.

De bijbel is nog geen vier bladzijden oud of de mensheid wordt al twee keer opgezadeld met de erfzonde. De eerste keer is de bekende zondeval (Genesis 3); de tweede keer is de val van Kaïn nadat de Heer zijn offer had afgewezen. Tussen beide verhalen is een belangrijk verschil.

Na de eerste zondeval wordt de mensheid zonder meer gestraft. Dat heeft er toe geleid dat de leer van de erfzonde – wij zijn alzo verdorven, dat wij ganselijk onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad (Heidelbergse catechismus) – in Christelijke kringen wijd verbreid is. Slechts de genade Gods kan ons redden – tenzij dan dat wij door den Geest Gods wedergeboren worden (Heidelbergse catechismus, vervolg).

In het geval van Kaïn ligt dat anders – zie het citaat hierboven, dat de reactie van God is op de woede van Kaïn. Opvallend is dat in alle bijbelversies die ik heb gelezen het woordje moet is gebruikt als vertaling van het Hebreeuwse timshel. Zo vertaald klinkt het als een bevel; vriendelijker geformuleerd, een opdracht. Het kan echter ook vertaald worden als zal, en dan is het meer een voorspelling, iets wat is voorbeschikt. En tenslotte is de meest voor de hand liggende vertaling: kan. Dan wordt de verantwoordelijkheid geheel gelegd bij Kaïn: je hebt een keuze.

We zien dat achter deze vertalingsmogelijkheden drie verschillende levensbeschouwingen schuil gaan. Wat zegt het over de westelijke cultuur dat vanaf de middeleeuwen timshel steeds vertaald is als moet, (Engels: must) terwijl de vertaling kan dichter bij het oorspronkelijke Hebreeuws schijnt te liggen (hierover kan ik niet zelf oordelen – want ik ben geen kenner van het bijbels Hebreeuws. Ik moet dus afgaan op het oordeel van ter zake kundigen).

Wat denkt u, welke visie overheerst in de hedendaagse Westerse cultuur, die in de wereld zo dominant is geworden? Als we deze vraag bijvoorbeeld toepassen op de klimaatcatastrofe: is de uitkomst onvermijdelijk (voorbeschikt), is de uitkomst afhankelijk van of we een bevel of opdracht uitvoeren van een externe instantie die beslist wat juist en niet juist is, of zijn we zelf verantwoordelijk en hebben we een keuze? Volgende week kom ik hierop terug.

Citaat uit John Steinbeck, East of Eden.

NB: In verband met de verkiezingen verschijnt het volgende blog al op dinsdag.