Categoriearchief: Economie

Moet er dan nog een financiële crisis komen. . . ja zeker wel.

“Die eikels van de Rabo, dat zijn we zelf” (Marike  Stellinga in NRC/Handelsblad, ongeveer anderhalve week geleden)

“Moet er dan nog een financiële crisis komen? . . . De burgers, het bedrijfsleven en de overheid staan, ondanks alle goede voornemens, intussen nog steeds aan de kant als in de dealing rooms elke dag weer het muntje wordt opgegooid: kop, ik win , – munt, u verliest.” (hoofdredactioneel commentaar, in hetzelfde nummer)

Je zou zeggen dat deze twee citaten goed aansluiten bij wat ik zelf altijd beweer: wij zijn zelf verantwoordelijk voor de wereld die we scheppen, ook op macro-niveau. En toch. . .

Toch voel ik weerstand opkomen als ik zo word aangesproken. In woord en geschrift verzet ik me al sinds de zeventiger jaren tegen hoe we de samenleving inrichten. Ik doe dat niet alleen in negatieve zin, maar heb in mijn werk en privé er ook altijd wat aan proberen te doen, door te handelen op een manier die naar mijn beste weten een betere wereld dichterbij zou brengen. Dat heeft echter geen ander effect gehad dan dat ik mensen heb leren kennen die er ongeveer net zo over denken.

Wat ik niet heb gedaan is mijn voetafdruk zodanig verlagen dat ik niet meer beslag leg op de aarde dan waar ik recht op heb, namelijk op 1/7.109 deel van wat de aarde beschikbaar heeft. Wat ik ook niet heb gedaan is dat ik al mijn pensioenvermogen en al mijn tijd heb gestopt in de projecten, met name The Edge, die een betere wereld naar mijn inzicht dichterbij zouden brengen. Wat ik weer wel heb gedaan is er naar te streven zo bewust mogelijk te leven, inclusief de bewustheid van mijn eigen falen.

Dus ja, ik ben mede verantwoordelijk voor wat we hier in deze wereld aanrichten. En toch. . .  Ik heb niet gemanipuleerd met de Liborrente. Ik heb niet een beleid gevoerd waardoor dat manipuleren mogelijk werd. Ben ik daarvoor dan wel verantwoordelijk?

Gisteravond zei Herman Wijffels me: de enige manier waarop we werkelijk deze transitie naar een andere samenleving kunnen doormaken is als we het denken in termen van eigen belang vervangen door het besef dat we een eenheid zijn: wij, alle mensen, de dieren, de aarde. In mijn eigen woorden: bij liefde voor de ander gaat het nog steeds om ik en de ander. Bij eenheidsbeleving is het: ik ben de ander. Dat is maar een lettertje verschil, maar het maakt alle verschil van de wereld. Het betekent dat wat jou overkomt, het goede zowel als het kwade, overkomt ook mij, en dat zal ik weten ook.

Maar het is net als met liefde: ik wil wel van alle mensen houden, maar hoe bereik ik dat punt in mezelf? Ik weet wel dat we allen één zijn, maar hoe kan ik, hoe kunnen we dat werkelijk beleven? Misschien ben ik wel bang om de consequenties daarvan te zien en te aanvaarden.

Wat me troost en voorkomt dat ik verdrink in schuldgevoel en onmacht is de realisering dat deze wereld er een is van tegenstellingen. Het is de enige manier waarop we deze wereld kunnen ervaren, en waarschijnlijk ook precies de reden waarom we deze wereld in het leven hebben geroepen. Geen liefde zonder haat, geen moed zonder angst, geen schoonheid zonder lelijkheid, geen eenheid zonder verscheidenheid en verdeeldheid, geen volmaaktheid zonder falen. Maar dat ontslaat me natuurlijk niet van mijn verantwoordelijkheid. Kortom: al te gemakkelijk kan dit leven niet zijn. Gelukkig zijn er crises om ons bij de les te houden. Wordt vervolgd.

En overigens ben ik van menig dat de lezing van Ibrahim Issa op 18 november een niet te missen gebeurtenis is. Zie: Licht in de duisternis op deze site. En zegt het voort! Daar doe je me een groot plezier mee!

 

Love as the fourth product factor.

In one of the Dutch papers (Trouw, October 31) an interesting article was published by two leading Dutch economists, Lans Bovenberg and Jan Peter van den Toorn. They rightfully concluded that the debate about the best economic policy to get out of the crisis actually is worse for the recovery of the economy than just following a course. Economists, politicians and representatives of certain interest groups get trapped in a trench war that completely paralyses all parties. No essential dialog is happening, and no structural meaurements are taken. That is true not just in the political realm, but also for the financial world. No essential change since 2008 has happened. The new crisis is waiting just around the corner. This time it shall be worse, because the governments are broke.

In their article they are giving interesting examples  of how focussing on your own limited interest in fact damages your situation. For my Dutch readers I’d say: read the article!

According to these economists the cause of this impasse is that virtually nog one wants to transcend his own (group) interests. There is no attention for the common interest. So far so good – what’s new, one could say. But then in their article they make an interesting turn. The old qualities of hope, faith and love are the only sources that could help us out. Love is the only way, as they say, to make a real contact with the other side and see his interests. From there the common interests can be found. Love is as important a product factor as capital, labour, land and natural resources. They are pleading for a new economic science that takes this fourth resource into account.

Now, pay attention, this is not coming from some soft, vague,  good willing idealists, but from some hardcore economists, who are giving very concrete examples in their article, with facts and figures. An interesting development! The question remains of course: how to release this love in the people concerned (and in us) in this time of uncertainty and fear? Already Jesus said: Love thy neighbour and your enemy. But what if we cannot find this love in ourselves? Should we feel guilty? Of course not. Longing for this love and talking about it is at least a beginning

By the way: this idea of listening, seeing each other and finding the common interest is not new of course. We know it from the field of conflict mediation. And we know how difficult this is to practise. We also know however that there are  examples of positive results, that everyone can see for him or herself. Economy could learn from that. And the real revolutionary thought as far as I am concerned is the idea of love as the fourth product factor in economic theory. If we really start to consider that idea it will mean a revolution, not just in economy, but in ecology and organizational theory as well.

(I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker)

From loosing hope to courage – the preacher speaks

Who watched the politicians the last few weeks in several countries didn’t see an uplifting show. In Italy we saw the bizarre comedy around Berlusconi. In Germany the negotiations between the CDU and the SPD are very complicated. to say the least. In Holland there is  a strange political game going on for months, in which every party leader want to score his points.  And what  to think of the United States, who are pretending to be the moral leader of the world. In many countries politicians are completely occupied with power fights with only one goal: to acquire more power and winning the next elections.

In the meantime the two big crises of our time, the economical and the ecological crisis, are not dealt with. Only measures wit marginal effects are taken. Therefore these two crises will have disastrous consequences. A new financial crisis is certain, and this time governments won’t have any financial reserves anymore to mitigate the consequences.* The results of the ecological crisis will be even more dramatic, be it that we don’t exactly know what will happen when. But that the consequences of global warming will drastically change the face of the world, can be taken for granted. It is uncertain to what extent we as humanity shall be able to adapt.  Not only politicians don’t take drastic action, also the business world generally doesn’t make an essential difference.

Under these circumstances it is tempting to loose all hope, and to  turn away from society and enjoy in ones own life what there is to enjoy (and that still is quite a lot for us wealthy Western people). In the end that is not completely satisfactory however. But then what?

I said it before and I shall repeat it until I die or doomsday comes, the only way to help yourself is to stay focussed. Keep looking to what is going on – in society as a whole, but also in your close surroundings. However in order to really see what is gong on, we also have to see what is going on inside us, because otherwise our perception is distorted. So getting to know ourselves and being consious about what is going on around us go hand in hand. That doesn’t mean that we have to watch ourselves and the world consciously all te time. There is a time for everything: there is a time for being aware and a time for taking vacation from being aware. We park as it were the knowledge of the things we don’t like in a parking lot, while we we are doing and experiencing the things we have or want to do and go through. But finally we have to return to the parking lot and confront the problem. As Scott Peck said: problems don’t go away by ignoring them. That is true for our private problems, and also for our collective problems.

If we have the courage to confront our collective problems that then will have two effects. First  by doing so, and accepting our feelings about it, we find more and more courage to keep looking. The more serious the problem, and the more fear we have, the more courage will develop. Courage needs fear in order to grow. If there is no fear, where do we need courage for?

Secondly, by practicing this way we shall find what our hearts and hands want to do: speaking, acting, whatever. And so we fulfill our lives and become content, notwithstanding the turmoil outside. The preacher has spoken!

 

* Many economists are pretty sure of that. For dutch readers I may refel to an article of Jori Luyendijk in NRC Handelsblad, Oktober 1, https://www.nrc.nl/nieuws/2013/10/02/het-kan-zo-weer-gebeuren/. And in De Groene Amsterdammer of Oktober 3 (Schaduwbanken) Ewoud Engelen arrives at the same conclusion.

 

(I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker)

 

Wij tovenaarsleerlingen.

De afgelopen twee jaar heeft Joris Luyendijk, een van de laatsten van het uitstervend ras van onderzoeksjournalisten (over het verlies van biodiversiteit gesproken),  van binnenuit onderzoek gedaan in de financiële wereld van Londen. Deze week komt hij in NRC/Handelsblad tot een paar eindconclusies.

De eerste is dat privatiseringen, met name van publieke diensten, zoals nutsbedrijven, postdiensten, transportondernemingen, onderwijs, enzovoorts, nooit leidt tot kostenbesparing, en ook niet tot betere dienstverlening, in tegendeel (behalve bij het enig geslaagde voorbeeld: de telefonie). Het geloof  ‘dat de markt het beter kan’ blijkt een bijgeloof, dat zowel de moderniteit als de post-moderniteit lijkt te overleven.

De tweede conclusie is dat  financiële instellingen honderden miljoenen (per deal!) aan privatisering verdienen. We praten dan over banken, accountantskantoren, advocatenkantoren, pr-bedrijven, de beurs. En de lobbyisten – in dat circuit gaan ook miljoenen om. En de nieuw benoemde managers (vaak tweede carrière politici) natuurlijk, want hun salarissen moeten immers ‘marktconform’ zijn. Maar er is in deze gevallen helemaal geen markt.

Eerder was Luyendijk al tot de conclusie gekomen (en hij niet alleen), dat er na de uitbraak van de financiële crisis nauwelijks iets is veranderd. Niet in de structuur van onze economie (alleen maatregelen in de marge) en, belangrijker nog, niet in de ‘cultuur’ in de financiële wereld. De volgende kredietcrisis komt er dus aan, en die zal erger zijn dan deze. Maar we zullen waarschijnlijk pas leren na de derde crisis: de totale ineenstorting van het hele systeem (die ik al voorspel sinds 2000, maar helaas weet je nooit wanneer die voorspellingen uitkomen, net als bij de voorspellingen van de apocalyps. Dusdoende heb ik altijd gelijk, evenals Willem Frederik Hermans, de Jehova’s getuigen en ander vergelijkbaar volk. Bien étonné de se trouver ensemble.).

Willen we dit allemaal, of niet? Als dat niet zo is, waarom weten we dit dan niet, en waarom weten met name politici dit niet? Of ze weten het wel, maar wat motiveert hen dan? Zoals het er nu uit ziet moet ik toch wel concluderen dat politici of dom zijn, of naïef, of inhalig, of volslagen machteloos, of dat allemaal tegelijk. Waarschijnlijk geldt dat min of meer voor ons allemaal. We hebben een systeem gecreëerd dat ons beheerst, in plaats van dat wij het systeem beheersen. Wij zijn als de tovenaarsleerling, die het proces niet meer kan stoppen. Maar wie is dan de wijze tovenaar? (Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/De_tovenaarsleerling)

Maar misschien zijn er toch nog enkele vrijheidsgraden. Vandaar dat ik me van harte achter de hartenkreet van Luyendijk schaar, gericht aan politieke verslaggevers. Citaat: ‘Moeten jullie het niet wat vaker hebben over lobbyen achter de schermen, en wat minder over de laatste opniepeilingen voor de schermen?’. En naar analogie daarvan zou ik aan wetenschapsjournalisten willen zeggen: Moeten jullie je niet wat vaker laten leiden door de feiten, en wat minder door de twijfelindustrie?’

Volgende week ben ik met vakantie in Berlijn, en komt er  geen blog.

 

 

 

 

 

 

The inequality chasm – the road to violence.

The chasm between haves and have nots, between rich and poor, is becoming deeper and wider. Especially in de United States, but as usual, Europe is following at some distance. Some interesting books by Joseph Stiglitz, Timothy Noah, George Packer address this problem. In the US this means the end of the American Dream: the perspective on a better life. Also in Europe the hope amongst the lower and lower middle class for a better future is vaporizing.*)

What are the consequences of this process? First on an individual level in the middle and lower class: a belief of having no prospect of  success, a sense of failure, low self-esteem, a latent anger or even rage, apathy. And in higher classes: vague, often suppressed feelings of uneasiness and guilt. Secondly on the collective level: the rise of extremist and populist movements, social instability, maybe even violence, and, interestingly, economic damage. So far for the neo-liberal ideology and practice.

The solution lies not in a direct government intervention in income. What we need is a complete different economy, such as the one that I described in my book: Voor niets gaat de zon op – blauwdruk voor een nieuwe wereld (unfortunately in Dutch only). I there called it a considerate, caring economy. It means a letting go of the of the neo-liberal ideology. Such a caring economy had four characteristics. First it is a common economy. This implies that many common goods, such as soil, air, nature, resources, water, shouldn’t be privately owned or exploited. Secondly this economy is a fair economy. This implies a complete reorganization of the banking system, a different tax system, a law against economic discrimination of women and minorities, and powerful legal and administrative supervision. Thirdly this economy is a sober economy. This implies less material consumption, and a tax system that takes the real production and transportation costs into account (including the cost for the environment). And last but not least this economy is a sustainable economy. It is circular, in the sense that ALL (raw) materials are re-used, and that the energy we use is only coming from  sustainable sources (non-fuel).

Do you find such an economy attractive? Then you have to take responsibility for that. From the deprived ones improvement shall not come. It all depends on you. So, be aware, develop compassion, keep looking, inform yourself and gain insight,  speak, act , vote. Then maybe, maybe, you can help to prevent a world that will collapse into violence.

 

*) Source: NRC/Handelsblad, 16/8/2013 (Marc Chavannes)

 

(I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker)

 

 

Jeroen, let op u saeck!

Er gaan steeds meer stemmen op om de ABN-Amro bank zo spoedig mogelijk weer te privatiseren. Dat zal ongeveer 12 miljard euro opleveren, waarmee de staat een verlies heeft geleden van € 20 miljard. Bovendien zal daarbij een inkomensbron wegvallen, want de bank maakt weer een bescheiden winst.

De druk om nu snel te privatiseren is echter enorm, vooral vanuit de bank zelf. In een artikel in NRC weekend van 18 augustus wordt duidelijk waarom. Ik citeer: “Afscheid van de staat kan hen (bronnen binnen de bank)  niet snel genoeg komen. Het geeft ze hun vrijheid en eergevoel terug”. (Eergevoel?!? Welk eergevoel hebben ze overgehouden aan het fiasco van de bank, toen die nog particulier was, vraag je je af). Ze willen weer stunten met prijzen (als overheidsbank mag de bank dat niet). “We pitchen overal mee, maar we worden niet uitgekozen als we niet flink willen meelopen in het risico” (wat de bank als staatseigendom niet mag). De directeur communicatie kwalificeert de verlangens van de bankiers als heimwee naar het verleden. En inderdaad, uit het genoemde artikel komt de oude mentaliteit: grote deals sluiten, grote risico’s nemen, meespelen met de grote jongens, glorie en glamour, weer helemaal naar voren.

Toch is ook van buitenaf de druk om de bank nu snel te privatiseren, met name onder politici groot. Waarom in godsnaam? Waarom niet eens een paar jaartjes wachten, om te kijken of je er alsdan, als de economie wat meer tot rust is gekomen,  wat meer voor kunt krijgen? Als ik een politicus was, zou ik veeleer pleiten voor het omvormen van de bank tot de aloude Rijkspostspaarbank. Maar misschien zou dat beter kunnen gebeuren met SNS. We hebben dan nog altijd een groot aantal, particuliere banken over, maar in elk geval zouden we dan een betrouwbare plek hebben om ons geld te stallen. Maar dat gaat natuurlijk helemaal in tegen de vrije markt ideologie. Zoals ook elders blijkt: we hebben weinig of niets geleerd van de kredietcrisis, de neo-liberale ideologie is nog even sterk als voor de crisis.

Als ik een rekening zou hebben bij ABNB-Amro, quod non, dan zou ik hem onmiddellijk opzeggen als de bank geprivatiseerd zou worden. Jeroen, let op u saeck! 1)

 

1) O Nederland, let op u saeck, Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck, Haerlem 1626, bl. 90

 

 

Banglakladderadesh

In mijn jeugd mochten we geen eten weggooien. Als we ons eten niet op wilden eten moesten we eerst denken aan de hongerwinter in de oorlog, maar toen die wat erg ver achter ons begon te liggen moesten we denken aan de hongerige kindertjes in Afrika, en nog weer later in  Bangladesh. Natuurlijk leidde dat er niet toe dat mijn ouders, mensen van goede wille, meer bewust voedsel en kleding gingen inkopen, en actie gingen voeren tegen het Europees Landbouw beleid van geestverwant Mansholt, dat tariefmuren opbouwde tegen ontwikkelingslanden. Men stemde links, en was voor ontwikkelingshulp, en verder moest ik mijn bordje leegeten en dat was dat.

Wat is er sindsdien verbeterd? Eerst het goede nieuws. Vroeger stond ieder regenseizoen half Bangladesh onder water, dat is tegenwoordig  minder, al zijn er nog steeds gigantische overstromingen. Bij de orkaan gisteren zijn ‘maar’ 14 mensen gedood (al was dat meer door geluk dan het resultaat van duurzame beveiliginsmaatrgelen) . De honger in Bangladesh is niet meer zo schrijnend als hij was. De doden worden nu nog maar geteld bij duizenden, vroeger was dat bij honderdduizenden of zelfs miljoenen.

Maar nu het slechte nieuws. Nog in 2007 waren er 2.000.000 kinderen (twee miljoen!) in Bangladesh ondervoed, en stierven er duizenden kinderen. Er is nu meer werk beschikbaar om de de steeds maar uitdijende populatie te voeden, maar nog altijd leeft de helft van de bevolking van minder dan ¢ 1 per dag. Nog altijd leeft 90 % van de bevolking onder de armoedegrens. En ja, er is inderdaad meer werk, maar de arbeidsomstandigheden, met name in de kledingindustrie,  zijn erbarmelijk zoals we sinds een aantal weken weten en morgen weer zullen vergeten

Onder invloed van de ramp van een paar weken geleden, waarbij een kledingfabriek instortte en ca. 1000 mensen de dood vonden, is er nu een soort akkoord in de maak en ten dele al afgesloten tussen een groot aantal kledingbedrijven om de arbeidsomstandigheden in Bangladesh te verbeteren. Gaat dat werken? Nauwelijks. Zolang wij niet gedwongen worden veel meer voor onze kleding te betalen, en zolang de kledingbedrijven blijven concurreren op prijs zal er weinig veranderen. Alles moet op een koopje.

Het zou een beetje kunnen helpen als er hier een keurmerk zou komen voor verantwoord geproduceerde kleding. Verantwoord, dat betekent geproduceerd onder fatsoenljke arbeidsomstandigheden, en zo duurzaam mogelijk. Als die kleding dan gemiddeld 10 % duurder zou zijn dan niet gewaarmerkte kleding en makkelijk overal verkijgbaar zou zijn, zouden we het gaan kopen – maar voor een werkelijke verbetering is dat onvoldoende (Die 10 % zou trouwens voornamelijk blijven hangen bij de schakels in de productieketen). En tot een grotere prijsverhoging is ons publiek niet bereid, dat leert de ervaring in andere branches. Het moet op een koopje. Ten koste van onze broeders en zusters in den vreemde. Zijn het wel onze broeders en zusters? Volgens mij net zo min als onze stiertjes en koeien onze broeders en zusters zijn. (Wie was toch ook weer Franciscus van Assisi?)

Wat werkelijk zal helpen is als de mensen aldaar het niet meer pikken. Als de bevolking, gesteund door enkele verlichte leiders, weigert nog verder als slaven behandeld te worden. Zo zijn wij zelf ook aan het eind van de 19e eeuw van onze erbarmelijke arbeidsomstandigheden afgekomen. Dat was overigens wel een rustiger tijd. Als de bevolking en leiders in Bangladesh die weg niet opgaan, dan zal het land uiteindelijk ten onder gaan aan terreurgroepen, zoals nu al met vele landen in Afrika het geval is.

En intussen lijkt het me voor ons zaak om ons eens te bezinnen op wie we  eigenlijk zijn. Waar komen we vandaan en waar gaan we naar toe? Is het niet inderdaad zo dat we kinderen zijn van één vader, of van Moeder Aarde, of uit dezelfde bron afkomstig zijn? Als dat zo zou zijn, dan ZIJN we allemaal elkaars broeders en zusters, of we dat nu leuk vinden of niet.

 

 

 

 

En de boer hij ploeterde voort. . . .

Het gaat niet goed met onze landbouw, ook al zijn we wat dat betreft een van de grootse exporteurs ter wereld. Het Europese landbouwbeleid, dat destijds op initiatief van Eurocommissaris Mansholt is opgezet, is feitelijk op een fiasco uitgelopen. (Mansholt heeft dat trouwens toegegeven na zijn pensionering en had er bitter spijt van). Het beleid van schaalvergroting heeft wel geleid tot een hogere productie en een relatieve verlaging van de voedselprijzen (al ging dat niet zonder subsidie). Maar het heeft ook geleid tot een enorme aantasting van het milieu (zowel de natuur als het klimaat betreffende), het heeft boeren gedwongen tot het doen van te grote investeringen en ze daardoor afhankelijk gemaakt van banken. Kleinere bedrijven konden het uiteindelijk niet bolwerken, en zijn in grote getale opgeheven. Zowel de schaalvergroting als het moeten opgeven van het traditionele boerenbedrijf heeft geleid tot stress en persoonlijk leed (Daar zijn prachtige documentaires over gemaakt, te onzent door Jos de Putter, Huib Schoonhoven, Geertjan Lassche, en in Frankrijk Les fils de la terre, door Edouard Bergeon; en er is een mooie roman over geschreven: Boven is het stil van Gerbrand Bakker*). Er is veel latente armoede onder boeren. Het zelfmoordcijfer onder de landbouwbevolking is ook heden ten dage het hoogste van alle bevolkingsgroepen. Verder heeft het beleid geleid tot boterbergen en melkplassen, tot bodemdegradatie en verstoring van de waterhuishouding en tot verstoring van ecosystemen en afname van biodiversiteit.  De Europese landbouwsubsidies vormen ook heden ten dage een zware belasting voor de Europese begroting (ca. 45 %). Tenslotte is een effect van het landbouwbeleid dat de consument gewend is geraakt aan (te) lage voedselprijzen. Er valt nog veel meer negatiefs over te vertellen (zie op internet bij Europese landbouwsubsidies), maar dit is voorlopig wel genoeg.  En het ergste is dat het Europees parlement  op het punt staat dit noodlottige subsidiebeleid zonder fundmatele wijzigingen voor zeven jaar te verlengen – morgen als ik het wel heb. ZEVEN JAAR! Dat is toch niet te geloven.

Een tegenbeweging is ook op gang gekomen: de ontwikkeling van de meer kleinschalige biologische landbouw. Hoe waardevol dat ook is, dat kan waarschijnlijk geen oplossing zijn voor het voedselprobleem op wereldschaal, daarvoor is de productiviteit van de biologische landbouw toch nog te laag, en heeft de biologische landbouw vanuit klimaat standpunt ook wel nadelen. Al wordt deze stelling ook wel weer bestreden.

De vraag is natuurlijk of we ons bij de huidige toestand neer willen leggen. Laten we even aannemen dat dit niet het geval is, wat moet er dan gebeuren?

In de eerste plaats moet onze verbinding met de boeren hersteld worden. Heden ten dage is de boer voor de meeste stedelingen (en dat is in toenemende mate de overgrote meerderheid in veruit de meeste landen) een wat vreemde mensensoort, die bereid is allerlei primitieve taken (afgezien van de agrarische high tech dan) te vervullen en daarbij 80 uur te werken (vaak zonder vakanties) voor een slechte tot matige betaling. Heleen van Haaften heeft eens vastgesteld dat er een statistisch verband is tussen vervreemding van de boeren in een samenleving en de degradatie van de bodem. Het voert te ver om hier te onderzoeken waarom dat zo is, maar het is waar dat de vervreemding een feit is. Boeren voelen zich vaak weinig gezien en begrepen, en dat lijkt me terecht. Herstel van verbinding met de boeren lijkt me eerlijk gezegd niet te werken met programma’s als ‘Boer zoekt vrouw’ (daarin blijft de boer toch een beetje die vreemde mensensoort), maar contactprogramma’s tussen stedelingen en boeren, en goede voorlichting over wat er op het land gebeurt kan zeker een rol spelen.

In de tweede plaats zullen we onze landbouwmethoden drastisch moeten hervormen in organische richting (wat we hier ‘biologisch’ noemen) . Dit kan door regelgeving, door het geleidelijk (maar niet TE langzaam) afschaffen van het subsidiëren van de industriële landbouw en allerlei daarmee samenhangende bedrijven en conglomeraten, en door het belasten van industrieel geproduceerde landbouwproducten (een verdere vergroening van het belastingstelsel), of alledrie. In alle gevallen wordt ons voedsel duurder, dus dit proces moet gepaard gaan met voorlichting.

In de derde plaats moeten we ons realiseren dat we geen heerser zijn over de natuur, zelfs geen partner van de natuur, maar dat we er deel van uitmaken (unio mystica, nader uitgewerkt in mijn boek Voor niets gaat de zon op). Als we dat echt zouden beseffen, dan zou het gewelddadig omgaan met dieren en met grond ons persoonlijk pijn doen – en dat zouden we dan dus niet willen. Vandaar zouden we druk gaan uitoefenen om de bovengenoemde maatregelen te nemen: op onze regering, op onze vertegenwoordigers in het (euro)parlement. Dit proces – leren ervaren dat we deel uitmaken van de natuur – zou versneld kunnen worden door natuureducatie, recreatie, en confrontatie met de uitwassen van ons landbouwbeleid.

Maar de eerste stap is toch dat we het probleem onder ogen gaan zien, en het ons eigen maken als ons probleem, niet dat van iemand anders. Dan zullen we wel in beweging komen. Of niet natuurlijk, en dan blijft alles zoals het is (tot de wal het schip keert door een klimaat- of voedselcrisis). Hoe dan ook, het Europese behoudende landbouwbeleid wordt morgen weer voor zeven jaar vastgelegd, tenzij er een wonder gebeurt, en een grote fractie op het laatste moment alsnog omgaat. Maar waarschijnlijk is dat niet.  Zou dat nu echt niet te doorbreken zijn?

 

* Bron: Lizzy van Leeuwen, Groene Amsterdammer, februari 2013

Leve de columnisten

Ik lees graag columnisten, met name diegenen die echt goed zijn. Wat vind ik een goede columnist? Iemand die op onderhoudende, soms humoristische wijze iets wezenlijks te vertellen heeft. Hij/zij reikt een inzicht aan waar ik even niet aan gedacht had, of feiten die ik en anderen doorgaans over het hoofd zien.

Top of the bill is voor mij Maarten Schinkel. Neem nu een van zijn laatste columns. Hij vergelijkt halfgelukte privatiseringen met een kast die bij een verhuizing blijft steken in het trapgat. Hij kan niet meer vooruit, maar helaas ook niet meer terug. “Er zitten heel wat kasten in Nederland”. En na een aantal voorbeelden: “Woon, zorg, bank, stroom, trein, bel en verwonder.”  Heerlijk. Zijn slotconclusie: “Wat te doen? Ga voor elke sector na of er sprake is van te veel of te weinig deregulering. Kan er een markt? Dan komt er een markt, maar dan ook ècht. Kan het niet? Dan niet. We moeten voor- of achteruit. Ook al betekent het dat we van sommige kasten een poot moeten afzagen.” Wat hij overigens vergeet is dat we daar helemaal niet vrij in zijn. Europa heeft een grote vinger in de pap. Maar toch, een heel goede column.

Een andere columnist die mij bevalt is Marike Stellinga. Vrolijk confronterend. Afgelopen zaterdag bijvoorbeeld. ‘In Europa stellen we alle hervormingen even uit tot het weer beter gaat. Er is maar één klein probleempje: wanner zou het weer beter gaan?” Tja, niet zolang die hervormingen niet hebben plaats gehad natuurlijk.

In een andere column, 21 januari, laat ze de nadelen zien van het poldermodel. Geen enkele regering wil natuurlijk stakingen of een Malieveld dat steeds maar weer volstroomt. Maar een sociaal contract? Marike: “De termijn van FNV-voorman Ton Heerts loopt af op 30 april. De FNV-leden kiezen in mei per referendum de eerste voorzitter van de nieuwe FNV. Wie daar de meeste stemmen voor levert? De opstandige bonden Abvakabo en Bondgenoten. Slaat Heerts te enthousiast aan het polderen, dan wordt hij direct teruggefloten. Zo bezien is Heerts de komende maanden the man to please. Doodeng, die polder.” Ik mag dit soort duidelijkheid wel.

Ten slotte: Joris Luyendijk, die in zijn columns een prachtig stuk onderzoeksjournalistiek laat zien over hoe het toegaat in de financiële wereld van de Londense City. Dat stemt overigens niet vrolijk, en laat zien dat er sinds het begin van de financiële crisis niets is veranderd. Maar de columns zijn prachtig.

Alle bovengenoemde columnisten schrijven in NRC/Handelsblad. Maar ook Trouw en De Groene Amsterdammer hebben prachtige schrijvers. Om er een paar te noemen: Hofland ( die is nu 85; als je op deze leeftijd nog zo kan schrijven – jaloersmakend), Keizer, Goslinga. Daarover misschien later nog eens.

Het is goud wat er blinkt. . . of ivoor.

Wat is het toch dat goud zijn magische waarde verleent? Natuurlijk, het blinkt mooi, en het is edel metaal, wat inhoudt dat het corrosiebestendig is, en het is ook een waardevolle grondstof in legeringen met andere metalen, en daardoor vrijwel onontbeerlijk in vele industriële toepassingen. Maar dat is niet voldoende om de steeds maar weer oplaaiende goudkoorts te verklaren, die leidt tot speculatie, prijsopdrijving, geweld, verwoesting van het milieu en een economische waarde die regelmatig ver uitstijgt boven de intrinsieke waarde.

Bij voorbeeld: In zestien Zuid-Amerikaanse landen is een verwoede strijd gaande tussen actiegroepen en mijnmaatschappijen, vaak van Chinese herkomst, die met hun niets ontziende mijnbouw het milieu verwoesten en de watervoorziening in gevaar brengen. En dan hebben we het nog niet over de arbeidsomstandigheden in de goudmijnen. Kennelijk is er nog niet zoveel veranderd sinds vijf eeuwen geleden de goudkoorts de voornaamste drijfveer voor de verovering van het Zuid-Amerikaanse continent was.

In de economie speelt goud de rol van vluchthaven op het moment dat het vertrouwen in andere economische waarden – geld, aandelen, obligaties, onroerend goed – daalt. Maar ook goud kan enorm in waarde fluctueren. Het geeft schijnzekerheid, en is ook onderhevig aan zeepbellen: het opblazen van waarden die niets meer met de onderliggende intrinsieke waarde te maken hebben, en derhalve zomaar in lucht kunnen opgaan. Bij de huidige onzekerheden in de economie is er weer zo’n zeepbel rondom goud gaande, al zal er altijd wel een zekere waarde van goud resteren.

Goud heeft al eeuwen mythische waarde. Het speelde die rol al in het oude Egypte, in China, en ook elders in de Oudheid. In de  alchemie is goud een noodzakelijk ingrediënt voor de bereiding van de steen der wijzen, het ultieme en in materiële zin onhaalbare doel van de alchemie. In de moderne tijd heeft die mythische waarde een materiële component gekregen.

Wat voor goud geldt, geldt in zekere mate ook voor ivoor. Met name in China is ivoor nog meer van waarde dan goud. “Met ivoor eren wij de goden en maken wij al duizenden jaren kunst en kunst is belangrijker dan geld” (Ivoormeester Li Bin Cheng).  Dat daarvoor de olifanten in de wereld uitgeroeid worden is vanuit dat gezichtspunt van geen belang. Van de ongeveer 300 miljoen olifanten in Afrika in de jaren 70 zijn er nu nog 600.000 over. Per jaar worden er 35.000 afgeslacht. Je kunt dus uitrekenen wanneer het afgelopen zal zijn met de olifanten in Afrika: ongeveer 15 jaar. Al moet gezegd worden dat in Zuid-Afrika een afschotverbod redelijk wordt gehandhaafd.

Ik blijf het wonderlijk vinden dat materiële zaken zulke mythische proporties krijgen. Zolang dat zo zal zijn, zullen er altijd handelaren en speculanten zijn die daarop inspelen. Het zal natuurijk niet gauw gebeuren dat de betrokkenen zich realiseren dat geestelijke groei en bewustwording juist niet afhankelijk kunnen en moeten zijn van materie. De hoop voor het beperken van de schadelijke effecten van de goud- en ivoorkoorts kan daar dus niet in zijn gelegen. Het zal moeten komen van overheidsmaatregelen die dan ook gehandhaafd worden.  In de metro van Beijing hangen posters van National Geographic van de olifanten die met uitroeiing bedreigd worden, en misschien zal dat invloed hebben op de nog kneedbare geesten van de jeugd. Maar de meer agressievere organisaties als Save the Elephant komen China niet in. Hier ligt weer een schone taak voor de internationale diplomatie, en dus voor de politiek en dus voor ons als burgers. Wij maken de politiek, toch?

 Voor deze blog ben ik schatplichtig aan De Groene Amsterdammer, (17 januari 2013), en NRC/Handelsblad, 9 februari 2013 (Oscar Garshagen)