Auteursarchief: erik.van.praag

De lijdensweek.

Ik noem mezelf niet godsdienstig, maar de bijbelverhalen inspireren me wel. Dat geldt voor de kerstverhalen (licht in de duisternis, hoop), voor vele andere verhalen, maar ook met name voor het Paasverhaal. Of het nu waar gebeurd is of niet doet daarbij eigenlijk niet zo ter zake. Het is een prachtig verhaal, een mythe, die me veel vertelt over wat er met ons mensen aan de hand is.

Het Paasverhaal begint natuurlijk op Palmzondag: de feestelijke intocht in Jeruzalem. Dan volgen: de uitdrijving uit de tempel van de woekeraars, het laatste avondmaal (Witte Donderdag), met het verraad van Judas en het gebed in de tuin van Gethsemane, de gevangenneming, en de verloochening door Petrus,  de veroordeling en de handenwassing door Pilatus, de kruisiging (Goede Vrijdag), en de opstanding (Pasen). Wat een rijkdom aan thema’s. Wat zegt me dat allemaal?

Veel meer dan ik in één blog kan vertellen. Ik zal vandaag een beginnetje maken, en dan hopelijk vrijdag verder gaan. Maar ik loop natuurlijk al een dag achter, want zoals gezegd begint de lijdensweek met Palmzondag, en dat was gisteren.

Palmzondag is een voor mij een verhaal van persoonsverheerlijking. Het volk verlangt en verwacht van Jezus de verlossing uit al hun ellende, het paradijs op aarde, in plaats van daar zelf verantwoordelijkheid voor te nemen. Een bijna hysterische massa juicht het hosanna (Gezegend de Heer. Help ons!)! Maar als dat dan in de loop van de week tegen valt zullen ze op vrijdag roepen: kruisigt hem! Dit nu zie ik in de huidige wereld nog steeds gebeuren. We verlangen naar een verlosser, projecteren dat dan op onze huidige leiders, die daar natuurlijk onmogelijk aan kunnen voldoen, en dan kunnen ze van ons de ziekte krijgen. Ik druk me nu overigens heel wat parlementairder uit dan sommige politici en twitteraars op internet, die onze leiders inderdaad graag zouden kruisigen.

Palmzondag is voor mij dus de dag van de valse hoop: hoop die niet gebaseerd is op innerlijke kracht, maar op afhankelijkheid van wat een ander voor je doet. Het is, samen met Goede Vrijdag, ook een illustratie van de wispelturigheid van de massa: dat wat we allemaal zijn of worden als we ons laten meeslepen door idolen en hypes, in plaats van persoonlijk verantwoordelijkheid te nemen. We zien dat in Griekenland, in Cyprus (Europa moet maar betalen voor de puinhoop die we zelf hebben aangericht door ons politiek gedag en door te genieten van buitensporige rentes), maar ook hier in ons land waar bejaarden (wat een onzin om die term niet meer te gebruiken!), vinden dat hun verzorging maar door anderen dan henzelf  betaald moet worden, ook al hebben ze een vermogen (ik dacht dat het ooit een goede gewoonte was te sparen voor je oude dag?!? ). Er zijn natuurlijk meer voorbeelden te geven, maar die kan iedereen voor zichzelf  bedenken.

De lijdensweek gaat natuurlijk ook over woede, lijden, huichelachtigheid, trouw en uiteindelijk een stralend licht, maar daarover de volgende keer meer. Wordt vervolgd.

 

Geluk ligt in een klein hoekje. . .

Dort, wo du nicht bist, dort ist das Glück. *

Ik had nu eens een wat opwekkende, lichte en hunoristische blog willen schijven, en ik dacht toen: ik neem het onderwerp ‘Geluk’. Ik ben namelijk gelukkig, en dus dacht ik: dat kan leuk worden. Maar helaas, toch weer wat serieuzer en humorlozer. Hoe kan ik op deze manier mijn lezers vasthouden?

Het kwam eigenlijk zo. In het project ‘HappyWorld’ had ik een notitie geschreven, die bewerkt was door een tekstschrijver, en daar stond de volgende zin in: “De overgrote meerderheid (van de bevolking) is onzeker over de toekomst. Angstig”. Waarop een goede vriend van mij als volgt reageerde: “De grote onvrede en angsten die je beschrijft blijken i.h.a. niet uit de sociaalwetenschappelijke onderzoeken, althans niet wat betreft het eigen leven. De Nederlanders behoren tot de gelukkigste volkeren op aarde.” Hij baseerde zijn mening op de enquêtes die wereldwijd gehouden worden naar geluksbeleving. Maar hij maakte als klimaatwetenschapper nu dezelfde fout die hij anderen in de klimaatsdiscussie verwijt. Hij begaf zich op een terrein waar hij niet echt deskundig is.

Als voormalig wetenschapsmethodoloog heb ik op die onderzoeken namelijk wel het een en ander aan te merken. In de eerste plaats: die onderzoeken meten niet ‘geluk’ maar het antwoord op de vraag of mensen zich gelukkig voelen. En dat is heel wat anders. Want het vergt nogal wat om te zeggen: ik voel me niet gelukkig. Dan wordt het leven al gauw onleefbaar. Dus passen mensen, zoals al lang in de psychologie aangetoond, ‘cognitieve resonantie reductie’ toe. In gewone woorden: ze stellen de zaken rooskleuriger voor dan ze zijn (uit zelfbehoud).

Maar er is een wezenlijker bezwaar tegen deze onderzoeken. De vraag is: wat is geluk? Meten deze onderzoeken bevrediging of voldoening? Dat zijn natuurlijk ook maar woorden, maar laat ik het uitleggen. Bij bevrediging denk ik aan het voldaan zijn aan de meest elementaire behoeften. Bij voldoening denk ik aan vervulling: het gevoel dat je je jezelf in dit leven volledig tot uitdrukking kunt brengen en een zinvolle bijdrage kunt leveren, respectievelijk hebt geleverd. Bevrediging is tot op zekere hoogte afhankelijk van uiterlijke omstandigheden, voldoening is meer een proces van ontwikkeling van binnen uit. Bevrediging is altijd tijdelijk (“iedere nieuwe bevrediging schept een nieuwe behoefte”) en blijkt uit een tijdelijke voldaanheid. Bevrediging is vatbaar voor mimetische (=nabootsende) begeerte: willen hebben wat de ander heeft. Voldoening is meer stabiel en blijkt uit levensvreugde, zorgzaamheid, solidariteit, hoop, vertrouwen en zich verbonden voelen. Bevrediging is meer materieel verankerd, voldoening is een geestelijk proces. Ze geven dus elk een ander aspect van geluk aan, en ik heb reden om aan te nemen dat de geluksonderzoeken meer bevrediging meten dan voldoening.

Ik denk dat er op het niveau van voldoening veel meer mensen ongelukkig zijn dan op het niveau van bevrediging. Daaruit valt bijvoorbeeld te verklaren waarom er zoveel onvrede is in de samenleving, ondanks de hoge ‘geluks’scores. Daaruit zou ook te verklaren zijn het gebrek aan verantwoordelijkheid en solidariteit, dat zich aftekent bij een groot deel van de bevolking (Een voorbeeld: welgestelde 65-plussers proberen er alles aan te doen om hun vermogen buiten de berekeningen voor de zorgbijdragen te houden. Ze vinden kennelijk dat de rest van de samenleving daar maar voor moet opdraaien). En bovenal wordt het dan begrijpelijk waarom de overgrote meerderheid niet onder ogen wil zien hoe destructief we omgaan met het milieu, met alle gevaren van dien. Dat kan je namelijk alleen maar aan (zonder ongelukkig te worden) als je in essentie gelukkig bent op het niveau van voldoening.

Voldoening komt dus van binnenuit, en daarin ligt ook hoop verscholen. Geluk ligt dan namelijk binnen ieders bereik, zodra er aan enkele essentiële levensbehoeften (aan voedsel, aan water, aan onderdak) is voldaan. De weg? Onder ogen zien wat is (binnen en buiten je), blijven kijken, en dan doen wat je hart en je hand te doen vinden.**  En dan worden we er ook allemaal nog een beetje beter van.

Dort, wo du bist, dort is das Glück

 

*Georg Philipp Schmidt von Lübeck   ** Hulp daarbij vind je in mijn recente boek: Voor niets gaat de zon op – blauwdruk voor een waardige samenleving.

 

En de boer hij ploeterde voort. . . .

Het gaat niet goed met onze landbouw, ook al zijn we wat dat betreft een van de grootse exporteurs ter wereld. Het Europese landbouwbeleid, dat destijds op initiatief van Eurocommissaris Mansholt is opgezet, is feitelijk op een fiasco uitgelopen. (Mansholt heeft dat trouwens toegegeven na zijn pensionering en had er bitter spijt van). Het beleid van schaalvergroting heeft wel geleid tot een hogere productie en een relatieve verlaging van de voedselprijzen (al ging dat niet zonder subsidie). Maar het heeft ook geleid tot een enorme aantasting van het milieu (zowel de natuur als het klimaat betreffende), het heeft boeren gedwongen tot het doen van te grote investeringen en ze daardoor afhankelijk gemaakt van banken. Kleinere bedrijven konden het uiteindelijk niet bolwerken, en zijn in grote getale opgeheven. Zowel de schaalvergroting als het moeten opgeven van het traditionele boerenbedrijf heeft geleid tot stress en persoonlijk leed (Daar zijn prachtige documentaires over gemaakt, te onzent door Jos de Putter, Huib Schoonhoven, Geertjan Lassche, en in Frankrijk Les fils de la terre, door Edouard Bergeon; en er is een mooie roman over geschreven: Boven is het stil van Gerbrand Bakker*). Er is veel latente armoede onder boeren. Het zelfmoordcijfer onder de landbouwbevolking is ook heden ten dage het hoogste van alle bevolkingsgroepen. Verder heeft het beleid geleid tot boterbergen en melkplassen, tot bodemdegradatie en verstoring van de waterhuishouding en tot verstoring van ecosystemen en afname van biodiversiteit.  De Europese landbouwsubsidies vormen ook heden ten dage een zware belasting voor de Europese begroting (ca. 45 %). Tenslotte is een effect van het landbouwbeleid dat de consument gewend is geraakt aan (te) lage voedselprijzen. Er valt nog veel meer negatiefs over te vertellen (zie op internet bij Europese landbouwsubsidies), maar dit is voorlopig wel genoeg.  En het ergste is dat het Europees parlement  op het punt staat dit noodlottige subsidiebeleid zonder fundmatele wijzigingen voor zeven jaar te verlengen – morgen als ik het wel heb. ZEVEN JAAR! Dat is toch niet te geloven.

Een tegenbeweging is ook op gang gekomen: de ontwikkeling van de meer kleinschalige biologische landbouw. Hoe waardevol dat ook is, dat kan waarschijnlijk geen oplossing zijn voor het voedselprobleem op wereldschaal, daarvoor is de productiviteit van de biologische landbouw toch nog te laag, en heeft de biologische landbouw vanuit klimaat standpunt ook wel nadelen. Al wordt deze stelling ook wel weer bestreden.

De vraag is natuurlijk of we ons bij de huidige toestand neer willen leggen. Laten we even aannemen dat dit niet het geval is, wat moet er dan gebeuren?

In de eerste plaats moet onze verbinding met de boeren hersteld worden. Heden ten dage is de boer voor de meeste stedelingen (en dat is in toenemende mate de overgrote meerderheid in veruit de meeste landen) een wat vreemde mensensoort, die bereid is allerlei primitieve taken (afgezien van de agrarische high tech dan) te vervullen en daarbij 80 uur te werken (vaak zonder vakanties) voor een slechte tot matige betaling. Heleen van Haaften heeft eens vastgesteld dat er een statistisch verband is tussen vervreemding van de boeren in een samenleving en de degradatie van de bodem. Het voert te ver om hier te onderzoeken waarom dat zo is, maar het is waar dat de vervreemding een feit is. Boeren voelen zich vaak weinig gezien en begrepen, en dat lijkt me terecht. Herstel van verbinding met de boeren lijkt me eerlijk gezegd niet te werken met programma’s als ‘Boer zoekt vrouw’ (daarin blijft de boer toch een beetje die vreemde mensensoort), maar contactprogramma’s tussen stedelingen en boeren, en goede voorlichting over wat er op het land gebeurt kan zeker een rol spelen.

In de tweede plaats zullen we onze landbouwmethoden drastisch moeten hervormen in organische richting (wat we hier ‘biologisch’ noemen) . Dit kan door regelgeving, door het geleidelijk (maar niet TE langzaam) afschaffen van het subsidiëren van de industriële landbouw en allerlei daarmee samenhangende bedrijven en conglomeraten, en door het belasten van industrieel geproduceerde landbouwproducten (een verdere vergroening van het belastingstelsel), of alledrie. In alle gevallen wordt ons voedsel duurder, dus dit proces moet gepaard gaan met voorlichting.

In de derde plaats moeten we ons realiseren dat we geen heerser zijn over de natuur, zelfs geen partner van de natuur, maar dat we er deel van uitmaken (unio mystica, nader uitgewerkt in mijn boek Voor niets gaat de zon op). Als we dat echt zouden beseffen, dan zou het gewelddadig omgaan met dieren en met grond ons persoonlijk pijn doen – en dat zouden we dan dus niet willen. Vandaar zouden we druk gaan uitoefenen om de bovengenoemde maatregelen te nemen: op onze regering, op onze vertegenwoordigers in het (euro)parlement. Dit proces – leren ervaren dat we deel uitmaken van de natuur – zou versneld kunnen worden door natuureducatie, recreatie, en confrontatie met de uitwassen van ons landbouwbeleid.

Maar de eerste stap is toch dat we het probleem onder ogen gaan zien, en het ons eigen maken als ons probleem, niet dat van iemand anders. Dan zullen we wel in beweging komen. Of niet natuurlijk, en dan blijft alles zoals het is (tot de wal het schip keert door een klimaat- of voedselcrisis). Hoe dan ook, het Europese behoudende landbouwbeleid wordt morgen weer voor zeven jaar vastgelegd, tenzij er een wonder gebeurt, en een grote fractie op het laatste moment alsnog omgaat. Maar waarschijnlijk is dat niet.  Zou dat nu echt niet te doorbreken zijn?

 

* Bron: Lizzy van Leeuwen, Groene Amsterdammer, februari 2013

Uitvoering War Requiem van Britten door KCOV Amsterdam.

Het War Requiem, opus 66, van Benjamin Britten is een niet-kerkelijk requiem, geschreven voor sopraan, tenor en bariton solisten, koor, jongenskoor, orgel, orkest en een kamerorkest. Het wordt beschouwd als een van de meest indrukwekkende klassieke werken van de twintigste eeuw. Het werk is opgedragen aan vier oorlogsslachtoffers. En wat meer is: ons koor gaat het uitvoeren!

Inhoud

Het War Requiem is geschreven ter gelegenheid van de inwijding van de nieuwe kathedraal van Coventry op 30 mei 1962, die gebouwd werd naast de ruïnes van de oude (die is blijven staan als oorlogsmonument). De oorspronkelijke veertiende-eeuwse kathedraal was volledig verwoest door bombardementen in de Tweede Wereldoorlog. Britten koos voor een traditionele Latijnse dodenmis die door het koor en sopraansolist wordt vertolkt. Af en toe doven de liturgische klanken uit, en verplaatst de aandacht zich naar een kamerorkest met twee mannelijke solisten. Zij verbeelden negen oorlogsgedichten van Wilfred Owen, een militair die in november 1918 sneuvelde in de loopgraven van Frankrijk, een week voor de wapenstilstand. Owen beschrijft in die gedichten de zinloosheid van de oorlog vanuit zijn ervaringen aan het front. Af en toe komt het jongenskoor – de stemmen uit de hemel – er tussendoor. Alhoewel de drie groepen in het begin elkaar afwisselen, lijken ze gedurende het stuk steeds sterker met elkaar verweven te zijn.

Mede door die spectaculair grote bezetting is het War Requiem in de concertzaal niet vaak te horen. Maar omdat Britten dit jaar honderd zou zijn geworden, gaan wij het zaterdag 6 april uitvoeren in het Concertgebouw te Amsterdam. Wij, dat is het KCOV Amsterdam. Grijp daarom deze unieke kans om kennis te maken met deze prachtige, indringende muziek. Kaarten kosten aan de kassa € 35,-. Dat is al uitzonderlijk weinig voor zo’n dure productie, maar toch gaat daar voor jou, als onze vriend of relatie, nog € 2,50 vanaf. En dan weet je bovendien zeker dat je een goede plaats hebt.

Het zou me niets verbazen als de belangstelling voor dit concert heel groot zou zijn. Wij zijn het enige koor dat, voor zover we weten,  in dit Britten jaar het requiem uitvoert, zeker in Amsterdam. Er zijn al heel wat kaarten verkocht, maar er zijn ook nog goede plaatsen beschikbaar. Laat het me dus snel weten dat je erbij zult zijn (per email)! Rechtstreeks bij het koor bestellen kan ook: www.kcovamsterdam.nl

Ik vind het een geweldig avontuur, dat ik graag met jullie wil delen!

 

(Informatie ontleend aan Wikipedia)

 

The shale revolution

We now know that globalwarmming is a fact, not a probability.  We also know that exceeding the limit of 2 degrees centigrade is very, very likely (see f.i. Shell scenarios: https://www.shell.com/global/future-energy/scenarios.html). And we know that we are not making a basic transition to sustainable sources of energy. The main reason for this is the development of shale mining of gas and oil, so that cheap fossil energy is still available for two centuries to come. Especially in the US shale mining is big business today. In Europe there is more hesitation, because we are aware that the further development of a fossil fuel based economy is not sustainable.

There is also another reason for the difference between Europe and the US, and that is the law. When in Europe you own a piece of land, you own only the surface. What is underneath is collective (Government) property. In the US, when you own a piece of land, you own everything underneath, in a cone like shape until the center point of the planet. So in Europe you need permission to drill for shale gas or oil, in America you don’t if you own the land.

In passing: in my recent book I plead for a common economy: that is an economy in which all goods that originally belonged to no one, are collectively owned. These goods include: water, air, land and resources  (raw materials, including oil and gas)*. This would solve many of the ecological and economic problems we face today, but is is not very likely that populations will choose to move in that direction on the short term. But is is interesting to note that Europe in this respect didn’t wander away so far from the natural state of things as the US did.

Anyway, this shale revolution will have very far reaching consequences. 1. On the medium term it will mean that the US will become independent of fossil fuels. This will have enormous impact for its foreign policy. Probably it will not care so much anymore for developments in the Middle East. 2. The oil states in the Middle East and elsewhere will become poorer, and that will lead to political turmoil (because the governments can’t buy the consensus of the people anymore), maybe revolutions, maybe fundamentalistic-islamistic regimes (but they have to fear too). 3. Europe will become the ‘schlemiel’ of the world, with complete dependency of other countries for its energy sources and the related poverty (and maybe uprisings too). 4. In the long term it will mean that we will approach four degrees of global warming.  What that implies can hardly be assessed, but that the implications will be enormous is certain.

In the long run we are all dead as they say. But on the long term the US may suffer from the’ law of the handicap of a head start’. At that time we, just for survival, need sustainable sources of energy. Maybe Europe then will benefit of  ’the law of the stimulating backlog’, and become leading in the production of sustainable energy.

Anyway, a green deal and a common economy is more necessary than ever.

 

* How can you buy or sell the sky, the warmth of the land? The idea is strange to us. If we do not own the freshness of the air and sparkle of the water, how can you buy them ? (from a fake version of the speech of Chief Seattle: https://www.childrenoftheearth.org/chief_seattle.htm)

Source: Christoph Schmidt, NRC/Handelsblad, 2013)

(I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker).

 

Een bedrijf met drie gezichten.

Veel bedrijven hebben twee gezichten. Een sprekend gezicht, waarin tegenwoordig vaak maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheid bepleit wordt, en een praktijk gezicht, waarin uit het dagelijks handelen van het bedrijf blijkt dat er nog maar mondjesmaat aan deze schone idealen gewerkt wordt. Maar ik weet nu een bedrijf met drie gezichten: Shell. Ook Shell heeft  duurzaamheids teksten, waar in de praktijk nog bitter weinig van terecht komt, maar daarnaast een werkelijkheidsgezicht: hun toekomst scenario’s. Een soort midden tussen Janus en Hydra zogezegd.

Laten we bij het werkelijkheidsgezicht beginnen. Shell is al decennia lang beroemd om zijn scenario methodiek. Het bedrijf maakt toekomstscenario’s, die beschrijven hoe het in de toekomst mogelijk gaat verlopen. Tegelijkertijd worden de actuele ontwikkelingen nauwlettend in de gaten gehouden, en wordt steeds vastgesteld welke richting het uit gaat. Dit stelt het bedrijf in staat om snel vast te stellen welk scenario de overhand gaat krijgen, en zijn strategie daar op aan te passen. Dat is in de praktijk buitengewoon effectief gebleken.

De nieuwste scenario’s van Shell gaan over de ontwikkeling van het energiegebruik. (U kunt ze vinden op https://www.shell.com/global/future-energy/scenarios.html). Er zijn twee hoofdvarianten. In het ene scenario grijpt de politiek in en zet de wereld in op aardgas (inclusief schaliegas), in het andere heeft de markt vrij spel en zijn we in 2070 voor 70 % overgegaan op zonne-energie. In beide gevallen overschrijdt de CO2 uitstoot de 2 graden grens (en als je goed leest wordt 4 % waarschijnlijk, met alle vreselijke gevolgen van dien, zoals we trouwens al beschreven in ons boek ‘De Aarde heeft koorts’ uit 2008. Daar hadden we toen geen doorgerekende scenarios voor nodig. Zorgvuldig om ons heen kijken was genoeg)

Nu het tweede gezicht: de teksten. Als je op www.shell.com zoekt naar de bedrijfsprincipes van Shell, dan kun je zien dat duurzaamheid daar slechts zijdelings aan de orde komt, en zeker geen kernthema is in het bedrijfsbeleid. Dat komt overeen met wat Peter Voser, CEO van Shell,  eerder in Touw schreef. Zoals we gezien hebben wordt de huidige trend van twee graden CO2 uitstoot overschreden als we niets doen (en dat is kennelijk wat Shell verwacht – een derde scenario voor krachtig ingrijpen is niet uitgewerkt). “Als we niets doen is het aan ons om daar iets aan te doen” zegt Peter Voser in genoemd artikel. Maar als je dan analyseert wat hij concreet aandraagt blijft het akelig stil.  “Je zou verwachten dat Shell daarover stevige ideeën heeft,” zegt Wim Turkenburg in Trouw 26-2-2012). Over vergaande energiebesparing bijvoorbeeld, over de opslag van energie, over investeringen in electriciteits netwerken, over opslag van CO2, over een veel zwaardere belasting op CO2 tot ten minste € 50 per ton, over onderzoeksinspanningen op het gebied van duurzame energie. Het is simpel: Shell kijkt naar de overheid die het maar moet oplossen.

Shells tweede gezicht is dus een pokerface. Aan de buitenkant kun je niet zien wat er in de hoofden van Shell omgaat; en dat lijkt wel: business as usual. Daarom hoeft het ook niet te verbazen dat Shells derde gezicht weinig duurzaamheid uitstraalt. Van boren op de Noordpool wordt onder druk  van de publieke opinie en technische probelemen even afgezien, maar slechts voor een jaar. De oliewinning uit teerzanden en de gaswinning uit schalie gaan onverminderd door, met alle schade voor het milieu (lokaal en mondiaal) van dien. En zo voort en zo verder.

Nu kan ter verdediging van het management van Shell wel het een en ander aangevoerd worden. Ten eerste: Shell is in de kern een mijnbouwonderneming. Het winnen, raffineren en verkopen van olie is hun kernactiviteit. Het bedrijf is gebouwd rondom olie. Alle maatregelen gericht op werkelijke duurzaamheid zouden erop gericht zijn om de rol van olie (en gas) te verkleinen, en dan vraag je nogal wat. Het zou betekenen dat je beleid erop gericht is om de kern van je bedrijf af te bouwen, en in feite een geheel nieuwe onderneming te starten. Het is eerder gedaan, maar makkelijk is het niet.

Ten tweede: het management voelt altijd de hete adem van de aandeelhouders in zijn nek. Die willen winst zien, liefst vandaag, morgen en overmorgen. De lange termijn interesseert ze daarbij niet zozeer. Het is vooral daarom, dat Shell pleit voor overheidsmaatregelen: dan staat het management sterk tegenover aandeelhouders: ze worden gedwongen duurzamer te werken. En ten derde, het is mij uit persoonlijke mededelingen bekend dat er binnen Shell, ook op hoge posities, mensen rondlopen die wel degelijk streven naar een duurzamer beleid. Maar ook voor hen: het is een taai ongerief. Shell is als een van zijn megatankers: je verandert niet makkelijk van koers.

Wat kunnen wij, wat kan jij met deze wetenschap? Ik zou zeggen: neem er kennis van en laat het tot je doordringen. Beperk je daarbij niet alleen tot Shell, maar kijk ook naar andere bedrijven en naar de overheid. En blijf kijken (zonder te oordelen)! Zien is handelen. Het is niet aan mij je voor te schrijven wat te doen. Je innerlijke gids zal het je vertellen.

(Ik ben voor dit artikel schatplichtig aan Joep Engels en Wim Turkenburg in Trouw, 26-2-2013)

 

 

 

Leve de columnisten

Ik lees graag columnisten, met name diegenen die echt goed zijn. Wat vind ik een goede columnist? Iemand die op onderhoudende, soms humoristische wijze iets wezenlijks te vertellen heeft. Hij/zij reikt een inzicht aan waar ik even niet aan gedacht had, of feiten die ik en anderen doorgaans over het hoofd zien.

Top of the bill is voor mij Maarten Schinkel. Neem nu een van zijn laatste columns. Hij vergelijkt halfgelukte privatiseringen met een kast die bij een verhuizing blijft steken in het trapgat. Hij kan niet meer vooruit, maar helaas ook niet meer terug. “Er zitten heel wat kasten in Nederland”. En na een aantal voorbeelden: “Woon, zorg, bank, stroom, trein, bel en verwonder.”  Heerlijk. Zijn slotconclusie: “Wat te doen? Ga voor elke sector na of er sprake is van te veel of te weinig deregulering. Kan er een markt? Dan komt er een markt, maar dan ook ècht. Kan het niet? Dan niet. We moeten voor- of achteruit. Ook al betekent het dat we van sommige kasten een poot moeten afzagen.” Wat hij overigens vergeet is dat we daar helemaal niet vrij in zijn. Europa heeft een grote vinger in de pap. Maar toch, een heel goede column.

Een andere columnist die mij bevalt is Marike Stellinga. Vrolijk confronterend. Afgelopen zaterdag bijvoorbeeld. ‘In Europa stellen we alle hervormingen even uit tot het weer beter gaat. Er is maar één klein probleempje: wanner zou het weer beter gaan?” Tja, niet zolang die hervormingen niet hebben plaats gehad natuurlijk.

In een andere column, 21 januari, laat ze de nadelen zien van het poldermodel. Geen enkele regering wil natuurlijk stakingen of een Malieveld dat steeds maar weer volstroomt. Maar een sociaal contract? Marike: “De termijn van FNV-voorman Ton Heerts loopt af op 30 april. De FNV-leden kiezen in mei per referendum de eerste voorzitter van de nieuwe FNV. Wie daar de meeste stemmen voor levert? De opstandige bonden Abvakabo en Bondgenoten. Slaat Heerts te enthousiast aan het polderen, dan wordt hij direct teruggefloten. Zo bezien is Heerts de komende maanden the man to please. Doodeng, die polder.” Ik mag dit soort duidelijkheid wel.

Ten slotte: Joris Luyendijk, die in zijn columns een prachtig stuk onderzoeksjournalistiek laat zien over hoe het toegaat in de financiële wereld van de Londense City. Dat stemt overigens niet vrolijk, en laat zien dat er sinds het begin van de financiële crisis niets is veranderd. Maar de columns zijn prachtig.

Alle bovengenoemde columnisten schrijven in NRC/Handelsblad. Maar ook Trouw en De Groene Amsterdammer hebben prachtige schrijvers. Om er een paar te noemen: Hofland ( die is nu 85; als je op deze leeftijd nog zo kan schrijven – jaloersmakend), Keizer, Goslinga. Daarover misschien later nog eens.

Het is goud wat er blinkt. . . of ivoor.

Wat is het toch dat goud zijn magische waarde verleent? Natuurlijk, het blinkt mooi, en het is edel metaal, wat inhoudt dat het corrosiebestendig is, en het is ook een waardevolle grondstof in legeringen met andere metalen, en daardoor vrijwel onontbeerlijk in vele industriële toepassingen. Maar dat is niet voldoende om de steeds maar weer oplaaiende goudkoorts te verklaren, die leidt tot speculatie, prijsopdrijving, geweld, verwoesting van het milieu en een economische waarde die regelmatig ver uitstijgt boven de intrinsieke waarde.

Bij voorbeeld: In zestien Zuid-Amerikaanse landen is een verwoede strijd gaande tussen actiegroepen en mijnmaatschappijen, vaak van Chinese herkomst, die met hun niets ontziende mijnbouw het milieu verwoesten en de watervoorziening in gevaar brengen. En dan hebben we het nog niet over de arbeidsomstandigheden in de goudmijnen. Kennelijk is er nog niet zoveel veranderd sinds vijf eeuwen geleden de goudkoorts de voornaamste drijfveer voor de verovering van het Zuid-Amerikaanse continent was.

In de economie speelt goud de rol van vluchthaven op het moment dat het vertrouwen in andere economische waarden – geld, aandelen, obligaties, onroerend goed – daalt. Maar ook goud kan enorm in waarde fluctueren. Het geeft schijnzekerheid, en is ook onderhevig aan zeepbellen: het opblazen van waarden die niets meer met de onderliggende intrinsieke waarde te maken hebben, en derhalve zomaar in lucht kunnen opgaan. Bij de huidige onzekerheden in de economie is er weer zo’n zeepbel rondom goud gaande, al zal er altijd wel een zekere waarde van goud resteren.

Goud heeft al eeuwen mythische waarde. Het speelde die rol al in het oude Egypte, in China, en ook elders in de Oudheid. In de  alchemie is goud een noodzakelijk ingrediënt voor de bereiding van de steen der wijzen, het ultieme en in materiële zin onhaalbare doel van de alchemie. In de moderne tijd heeft die mythische waarde een materiële component gekregen.

Wat voor goud geldt, geldt in zekere mate ook voor ivoor. Met name in China is ivoor nog meer van waarde dan goud. “Met ivoor eren wij de goden en maken wij al duizenden jaren kunst en kunst is belangrijker dan geld” (Ivoormeester Li Bin Cheng).  Dat daarvoor de olifanten in de wereld uitgeroeid worden is vanuit dat gezichtspunt van geen belang. Van de ongeveer 300 miljoen olifanten in Afrika in de jaren 70 zijn er nu nog 600.000 over. Per jaar worden er 35.000 afgeslacht. Je kunt dus uitrekenen wanneer het afgelopen zal zijn met de olifanten in Afrika: ongeveer 15 jaar. Al moet gezegd worden dat in Zuid-Afrika een afschotverbod redelijk wordt gehandhaafd.

Ik blijf het wonderlijk vinden dat materiële zaken zulke mythische proporties krijgen. Zolang dat zo zal zijn, zullen er altijd handelaren en speculanten zijn die daarop inspelen. Het zal natuurijk niet gauw gebeuren dat de betrokkenen zich realiseren dat geestelijke groei en bewustwording juist niet afhankelijk kunnen en moeten zijn van materie. De hoop voor het beperken van de schadelijke effecten van de goud- en ivoorkoorts kan daar dus niet in zijn gelegen. Het zal moeten komen van overheidsmaatregelen die dan ook gehandhaafd worden.  In de metro van Beijing hangen posters van National Geographic van de olifanten die met uitroeiing bedreigd worden, en misschien zal dat invloed hebben op de nog kneedbare geesten van de jeugd. Maar de meer agressievere organisaties als Save the Elephant komen China niet in. Hier ligt weer een schone taak voor de internationale diplomatie, en dus voor de politiek en dus voor ons als burgers. Wij maken de politiek, toch?

 Voor deze blog ben ik schatplichtig aan De Groene Amsterdammer, (17 januari 2013), en NRC/Handelsblad, 9 februari 2013 (Oscar Garshagen)

 

Genoegdoening of verzoening?

Van het onderstaande lijstje word je niet vrolijk – en ik heb zelfs moeite om niet negatief te worden. Het lijstje gaat over grote problemen die de politiek en het bedrijfsleven de afgelopen 20 jaar  hebben laten liggen, of waarover schadelijke beslissingen zijn genomen. Ziehier:

–       het financiële stelsel is vergaand gedereguleerd, met alle schadelijke gevolgen van dien

–       de spoorwegen zijn geprivatiseerd, en er is te weinig geld gestoken in het openbaar vervoer en nu zitten we met een slecht onderhouden spoorwegnet

–       de uit de hand gelopen hypotheekrente is niet aangepakt (dat was zelfs een taboe onderwerp in Balkenende 4, en de PvdA die dit wel wilde aanpakken heeft dat geslikt om maar mee te kunnen regeren)

–       de problemen die voortvloeien uit de vergrijzing zijn niet of nauwelijks aangepakt

–       door de NAM (Shell, Esso, Overheid) is geen behoorlijk onderzoek gedaan naar de effecten van de aardgaswinning, hoewel daar al jaren op wordt aangedrongen

–       er is geen groene energiepolitiek gevoerd die die naam verdient, in tegendeel, er is een energiepolitiek gevoerd die het gebruik van fossiele brandstof bevordert

–       er is geen wezenlijk klimaatbeleid gevoerd dan wel bepleit in Europa, en ook geen vernieuwend landbouwbeleid

–       er is deelgenomen aan een aantal oorlogen met twijfelachtige uitkomst

–       Shell heeft een dubieuze reputatie opgebouwd in Nigeria, en verzet zich tegen het Europese voorstel om corruptieve praktijken bij contractonderhandelingen doorzichtiger te maken. Ze hebben daartoe krachtig gelobbyd bij de Nederlandse regering, die pas recent haar verzet tegen dit voorstel heeft opgegeven

En zo kan ik nog wel even doorgaan. Met betrekking tot al deze beleidsbeslissingen of het uitstel daarvan  zijn er altijd stemmen geweest die gewaarschuwd hebben (SER, WRR, CPB, deskundigen), en gewezen hebben op de schadelijke gevolgen. Maar die stemmen zijn stelselmatig genegeerd als het niet uitkwam. Natuurlijk zijn er ook wel goede beslissingen genomen, maar daar kan ik zo gauw niet opkomen. Het is geen wonder dat er zo weinig vertrouwen meer is in de politiek en het bedrijfsleven , wat zich voor een deel uit in populistische woede, gericht op enkele personen die niet meer waren dan een radertje in het netwerk. Deze woede is zowel te zien als een schadelijk gevolg van wat de politiek en het bedrijfsleven (niet) gedaan hebben, als dat deze woede zelf ook weer schadelijke effecten met zich meebrengt.

Dec eerlijkheid gebiedt overigens te zeggen dat veel van de bovengenoemde beleidsbeslissingen door een grote meerderheid van ons allen – nou, ons allen. .. . niet door mij) gewild zijn. Iedere politicus die de belasting op auto’s zou willen doen stijgen (om de werkelijke klimaatkosten mee te nemen in de berekeningen, of om er het openbaar vervoer mee te stimuleren), of de files zou laten bestaan, of de hypotheekrente of de pensioenen wilde aanpakken (zoals het CDA in 2004) kon wel inpakken. Pas recentelijk zien we hierbij iets van een kentering, mede door het knappe optreden van Samson. Anderzijds laat de opkomst van de ouderen partij zien, dat het naakte eigenbelang nog steeds een belangrijke stem heeft in de samenleving. (Terzijde, de tweede man van die partij, Jan Nagel, heeft een lange historie van uitsluitend gericht zijn op macht en deelbelangen). In die zin voegt deze partij zich bij VVD, SP, en PVV.

Wat doen we met dit soort zaken als we achteraf zien dat er een volkomen verkeerd beleid is gevoerd? Dan stellen we een parlementaire enquete of een commissie in (Van Traa over opsporingsmethoden, Dijsselboem over het onderwijs, De Wit over het financiële stelsel, enzovoort). Misschien leren we daar iets van, maar de verantwoordelijken komen daar altijd mee weg. Omdat niemand verantwoordelijk is, is iedereen verantwoordelijk. Op zijn best wordt er een al dan niet oprecht sorry gemompeld – en daarmee is het afgedaan (niet dus). Zouden we niet veeleer een soort waarheidscommissies moeten instellen? Volgens Achterhuis (Trouw 11 februari) hebben we daar de cultuur niet voor. Waarheidscommissies zijn gericht op vergeving en verzoening (nadat de waarheid openlijk en eerlijk door alle betrokkenen, daders en gedupeerden is besproken). Onze cultuur daarentegen is gericht op genoegdoening en soms zelfs wraak. Dat is een uitvloeisel, de negatieve kant zeg maar, van de neoliberale ideologie die hier nog steeds opgeld doet. De werkwijze en uitkomst van een waarheidscommissie zou hier niet worden begrepen, aldus Achterhuis.

Misschien is dat wat al te somber. Ik zou het experiment wel eens willen meemaken, bijvoorbeeld rond de SNS bank. Er zijn hier natuurlijk ook mensen die liever verzoening dan genoegdoening willen. En misschien zouden dat er wel wel meer worden als we op deze manier met het recente verleden zouden omgaan. Welke politicus neemt deze uitdaging op?

 

 

De top van de apenrots.

“Is EZ met nieuwe en overhaaste wetgeving decentrale energie aan frustreren en het SER-traject de pas aan het afsnijden? Lijkt er wel op.” Zie hier een tweet van Herman Wijffels van een paar dagen geleden. Herman is niet zo scheutig met het rondzenden van tweets, en ook niet met het doen van vergaande uitspraken, dus als hij dat doet is hij waarschijnlijk boos en is er wel wat aan de hand. Wat?

Het blijkt dat het Ministerie van Econmische Zaken inderdaad al een ontwerp voor een nieuwe energiewet, waarin het decentraal opwekken en eventueel terugleveren van energie aan het centrale net wordt geregeld, gestuurd heeft aan de Eerste en Tweede Kamer. Uit dit ontwerp blijkt dat, ondanks alle mooie woorden over decentrale energieopwekking in het regeerakkoord, decentale energieopwekking door middel van deze wet zo moeilijk wordt gemaakt, dat daar in de praktijk weinig van terecht zal komen. En dat terwijl de SER op verzoek van datzelfde ministerie bezig is  een advies op te stellen over  het ernegiebeleid van de (nabije) toekomst, dat, gezien alle consultaties, zal uitlopen op een krachtig pleidooi voor duurzame en decentrale energieopwekking. Dat advies zou over een paar maanden het licht zien. Je zou dus kunnen zeggen dat de SER rechts wordt gepasseerd door dit zogenaamd centrum-linkse kabinet. Anders gezegd, dit SER-advies komt dit kabinet niet uit, en wordt op deze manier irrelevant gemaakt. (En passant wordt hiermee de verdere uitholling van de betekenis van de SER voortgezet)

Dit hoeft ons niet te verbazen. In de achtereenvolgende kabinetten Balkenende is onder de bezielende leiding van CDA en VVD en in het bijzonder D’66 minister Laurens Jan Brinkorst, en met instemming van de kamer, een energiepolitiek ontwikkeld waarbij twee principes voorop stonden: energiezekerheid (zekerheid van voldoende beschikbaarheid en levering) en  goedkope energie (dit laatste vooral onder druk van de industriële lobby, met name VNO-NCW). Het milieu en duurzaamheid werd daaraan ondergeschikt gemaakt en speelde bij de besluitvorming geen noemenswaardige rol. (zoveel voor het groene imago van D’66!) Ten gevolge van dit beleid zitten we nu met een gasrotonde, drie kolencentrales, en de economische onmogelijkheid de aardgaswinning uit Slochteren te temporiseren. En met een overschot aan energie. Zoals Duitsland de exporteur is van groene stroom, en Frankrijk van kernenergie, zo zijn en worden wij de exporteur van door kolen opgewekte energie, en een doorvoerland voor kolen en goedkoop vanuit Amerika ingevoerd schaliegas. Bij een dergelijke overvloed van door fossiele bronnen aangeleverde energie kunnen we natuurlijk niet nog een extra bron van energie gebruiken

Ik vraag me steeds af, wanneer politieke en industriële leiders dit soort beleid ontwikkelen (of het nu gaat om ministers, ondernemers, of topmannen van banken), wat bezielt deze mensen nu? Ik zie ze niet als misdadigers, hoe misdadig hun beleid ook is. Ik vermoed dat ze ‘deliberately inconsciously’  hun blikveld vernauwen, zodat ze beslissingen nemen waarvan ze de consequenties op lange termijn niet meer overzien. Dat noemen we hoogmoed. Om met Albert Camus te spreken : “De waarheid verblindt, evenals het licht. De leugen daarentegen is een fraaie avondschemer die elk voorwerp goed doet uitkomen.”

En wat ze motiveert? Ik denk eerlijk gezegd niet dat het geld is, of begeerte, maar wel hun (welicht vaak onbewuste) behoefte om uit te blinken, verder te plassen dan hun collega’s en vanaf de top van de apenrots de wereld te controleren. Allemaal heel invoelbare motieven (met name voor mannen), maar je mag toch van leiders verwachten dat ze voldoende zelfinzicht ontwikkelen om deze motieven in toom te houden? Quod non.

Het doet me denken aan een uitspraak van Friedrich Nietschze: : ” Maar het is met de mens als met de bomen. Hoe meer hij naar de hoogte en naar het licht wil, des te sterker streven zijn wortels naar de aarde, nederwaarts in het donkere, het diepe – in het boze.”  Of je vliegt te hoog, zoals Icarus, zodat je vleugels verbranden en je neerstort.  Maar wat het donkere  betreft, het diepe is natuurlijk niet alleen maar de plaats van het boze: het is ook de plaats van onze gewondheid, onze ziel en de vruchtbare aarde-kracht. Geen bewustzijn van licht zonder duisternis. “Herein lies the peace of God.”

De val van Icarus (Peter Paul Rubens)